direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed De Kleverbergh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1945.BPKLEVERBERGH-VSG2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landgoed De Kleverbergh van de gemeente Berg en Dal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1945.BPKLEVERBERGH-VSG2 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van 'wonen en zorg';

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het biologisch (zie 1.23) telen van gewassen;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een certificaat ex artikel 5.1 Erfgoedwet 2016 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.9 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast

het verlenen van logies en ontbijt binnen een woonfunctie (hoofdgebouwen en/of bijgebouwen) en/of de gemengde functie waarbij geen sprake is van een eigen kookgelegenheid;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.13 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf waarvoor een richtafstand, op basis van de VNG Handreiking Bedrijven en Milieuzonering 2009, geldt van minimaal 30 m tot gevoelige functies;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.16 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het peil danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.17 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals dit luidde op het moment van de terinzagelegging van dit plan;

1.18 bestaand
  • c. bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
  • d. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw met een dak;

1.23 biologisch

zonder het gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bouwwijze

de wijze van bouwen van een woning, waarbij:

  • onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
  • onder twee-aaneen wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  • onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.32 dagrecreatie

recreatief verblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.33 derde

een niet-bewoner van het landgoed of rechtspersoon die niet in eigendom is van een bewoner van het landgoed;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;

1.35 extensief agrarisch gebruik

de vorm van agrarisch gebruik die niet bedrijfsmatig en/of productiegericht is;

1.36 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving die verder geen op de activiteit gerichte inrichting of organisatie vergen, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, zwemmen, vissen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.39 gemeenschappelijke voorzieningen

niet voor commerciële doeleinden bestemde gemeenschappelijke cq gedeelde voorzieningen ondergeschikt en gerelateerd aan de woningen ter plaatse zoals een klusruimte, gemeenschappelijke keuken, wasruimte, tuinkamer, gastenverblijf en fietsenberging;

1.40 geomorfologisch

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloed door menselijk handelen;

1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf;

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 hoofdverblijf
  • het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.44 horeca

horeca wordt onderverdeeld in:

  • 1. ondersteunende horeca (lichte horeca):
    horeca die
    • a. ondergeschikt is en gerelateerd is aan de landgoedfunctie; en
    • b. tot doel heeft het verstrekken van maaltijden, kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken; én
    • c. 7 dagen in de week tot uiterlijk 20.00 uur geopend is;
  • 2. horeca (middelzware horeca):
    horeca die
    • a. gerelateerd is aan de landgoedfunctie; en
    • b. tot doel heeft het verstrekken van maaltijden, kleine etenswaren en/of alcoholische dranken;
    • c. maximaal 3 dagen per week geopend is;
    • d. op dagen dat de horeca geopend is deze tot maximaal 23.00 uur geopend is.
  • 3. zware horeca:
    • a. horeca die tot doel heeft een groot aantal bezoekers te trekken en na 23:00 uur open te zijn, inclusief gebruik ten behoeve van zaalverhuur voor feesten en partijen;
1.45 huishouden

een persoon die of een groep personen die gezamenlijk een huishouding voert, waaronder ook woongroepen, met een verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

1.46 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalet of trekkershut;

1.47 kampeerplaats

standplaats voor een kampeermiddel;

1.48 karakteristiek

gebouwen met een voor gemeente Berg en Dal typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die na advies van de CRK als zodanig kan worden aangemerkt. Bij het advies van de CRK betrekt die commissie een deskundige in de monumentenzorg;

1.49 kleinschalig natuurkampeerterrein

terrein of plaats, zonder vaste stand- of seizoenplaatsen, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 10 kampeermiddelen en 5 trekkershutten met een maximale oppervlakte van 15 m2 per trekkershut ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van natuurkamperen;

1.50 kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.51 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.52 natuurwaarden

de in een gebied aanwezige en aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;

1.53 niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek verkeersaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daar bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.54 normaal onderhoud, gebruik en beheer

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.55 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.56 ondergeschikte functie

een functie die in ruimtelijke zin ondergeschikt is aan de hoofdfunctie binnen een bestemming.

1.57 ondergeschikte bouwonderdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons, veranda's en pergola's;

1.58 ondergronds

onder peil;

1.59 ondersteunende detailhandel

detailhandel die ondergeschikt is en gerelateerd is een de landgoedfunctie en geëxploiteerd wordt door de eigenaar/eigenaren van het landgoed en/of leden van de vereniging, zoals de verkoop van zelfgeproducerde producten en streekproducten in de vorm van voedsel;

1.60 peil
  • voor gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein (maaiveld na ophoging) ter plaatse van de hoofdingang van het gebouw, rekening houdend met het ter plaatse aanwezige en noodzakelijke reliëf c.q. hoogteverschil;
  • voor bouwwerken anders dan hiervoor bedoeld: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.61 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.62 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding;

1.63 publieksgerichte bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.64 recreatieve voorzieningen

faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;

1.65 schuilhut

(mobiel) gebouw of bouwwerk ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan hobbymatig gehouden dieren welke noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;

1.66 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 teeltondersteunende kassen

permanente teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.68 teeltondersteunende voorziening

ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen);
  • overige teeltondersteunende voorzieningen: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, waarbij de constructiepalen permanent aanwezig mogen zijn, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
1.69 trekkershut

een eenvoudig (houten) gebouw, geen woonkeet, chalet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die elders het hoofdverblijf heft/hebben, te worden gebruikt als recreatief nachtverblijf;

1.70 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.71 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, en waarbij er geen sprake is van permanente bewoning;

1.72 verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een verkeersaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.73 vloeroppervlak(te)

de totale oppervlakte (exclusief ondergeschikte bouwdelen), gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.74 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.75 watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.76 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van dit plan;

1.77 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Wet van 7 februari 2008, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.78 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.79 wonen

het bewonen van een woning door een huishouden of door een woongroep;

1.80 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden of een woongroep;

1.81 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991, (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.82 woongebouw

een gebouw dat wordt gebruikt ten behoeve van het wonen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand van een gebouw tot de bouwperceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de bouwperceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de bouwperceelsgrens;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 overschrijding bouwgrenzen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, veranda's, pergola's, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Landgoed

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het beheer, het herstel, de aanleg en/of de bescherming van ecologische waarden, cultuurhistorische waarden, landschapselementen en stedenbouwkundige waarden die tezamen de ruimtelijke beheerseenheid van een landgoed vormen en de samenhang van functies waarborgen. De waarden bestaan onder meer uit:
    • 1. de groenstructuur met opgaand groen;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
    • 3. waterpartijen;
    • 4. bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische elementen en natuur;

en zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens wonen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. er binnen de twee aanduidingsvlakken in totaal maximaal 20 woningen aanwezig mogen zijn inclusief gemeenschappelijke voorzieningen;
    • 2. maximaal 50 m2 per woning ingericht mag worden voor niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden benut;
    • 3. maximaal 50 m2 per woning ingericht mag worden voor een bed & breakfast, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden benut;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' is tevens het volgende gebruik toegestaan:
    • 1. agrarisch gebruik;
    • 2. ondersteunende detailhandel met een maximale oppervlakte van 60 m2 in bestaande bebouwing;
    • 3. horeca tot 100 m2 gebruiksoppervlakte voor bezoekers in bestaande bebouwing en een buitenterras met een gebruiksoppervlakte van maximaal 200 m2;
    • 4. een (deel van het) kleinschalig natuurkampeerterrein, waarbij de bijbehorende sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
    • 5. maximaal 1 woning in de bestaande bebouwing;
    • 6. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2, zoals nader gespecifieerd in bijlage 1 Toetsingskader;
    • 7. bed & breakfast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' is tevens een agrarisch bedrijf toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 2. opslag van materiaal en materieel uitsluitend inpandig plaatsvindt in bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    • 3. een (deel van het) kleinschalig natuurkampeerterrein op maximaal 25 m afstand van de aanduiding 'gemengd', met uitzondering van de gronden ten oosten van de aanduiding 'gemengd', waarbij de bijbehorende sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing binnen de aanduiding 'gemengd';
    • 4. bestaande waardevolle bebouwing zoals beschreven in het in bijlage 1 opgenomen Toetsingskader als gemeenschappelijke voorzieningen en/of voor opslag van materiaal en materieel mogen worden gebruikt;
  • e. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' waarbij minimaal 66 parkeerplaatsen worden gerealiseerd en na realisatie in stand worden gehouden;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding, waaronder helofytenfilters;
  • g. groenvoorzieningen, tevens ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • h. (tijdelijke) kunstwerken;
  • i. extensief recreatief medegebruik;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingswegen en -paden, bruggen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming en conform het in bijlage 1 opgenomen Toetsingskader, tenzij hieronder anders is bepaald.

3.2.2 Bebouwde oppervlakte

De totaal bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 4.700 m2.

3.2.3 Agrarisch

Ter plaatse van de functieaanduiding 'agrarisch' geldt aanvullend de volgende voorwaarde:

  • a. (mobiele) schuilgelegenheden met een maximale oppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m ten behoeve van dierenwelzijn;
  • b. (mobiele) schuilgelegenheden worden direct aansluitend aan, op maximaal 25 m afstand van, de aanduiding 'gemengd' en/of 'wonen' opgericht;
  • c. het oprichten van een cultuurhistorisch waardevolle haaghut is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 260 m2, indien deze afkomstig is uit de nabije omgeving.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte erfafscheidingen maximaal 1 m;
  • b. bouwhoogte van (tijdelijke) kunstwerken maximaal 7,5 m;
  • c. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m;
  • d. (tijdelijke) kunstwerken zijn niet toegestaan binnen een afstand van 15 m tot de erfgrens van bestaande woningen.

3.2.5 Vergunningvrij bouwen uitgesloten
  • a. Ten aanzien van het bouwen van gebouwen dienen gronden met de bestemming 'Landgoed' niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Vergunningvrij bouwen is hiermee uitgesloten;
  • b. Het genoemde onder a is niet van toepassing met betrekking tot het oprichten en gebruiken van mantelzorgwoningen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.3 teneinde nieuwbouw toe te staan binnen de aanduiding 'agrarisch', mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. nieuwbouw ten behoeve van een teeltondersteunende kas met een maximale oppervlakte van 500 m2 en een maximale hoogte van 5 m;
  • b. de nieuwbouw plaatsvindt op maximaal 50 m afstand van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat deze niet is toegestaan binnen een afstand van 50 m tot woningen van derden;
  • c. het totale bebouwd oppervlakte niet meer bedraagt dan 4.700 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan alle waarden en belangen van in de omgeving aanwezige functies en gebruikers.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting - sloop en inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen zonder de afgeronde sloop van ten minste 1.760 m2 bedrijfsbebouwing binnen de aanduiding 'gemengd' zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en gebouwen ten behoeve van wonen en gemengd worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na verlening van de omgevingsvergunning bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing en de uitvoering van landschapsmaatregelen conform bijlage 1 van deze regels.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. permanente bewoning van trekkershutten;
  • c. een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • d. een seksinrichting;
  • e. het gebruiken, opslaan, storten of bergen van kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen en drijfmest,;
  • f. het gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van een zwaardere bedrijfscategorie;
  • g. een paardenbak;
  • h. horeca waarbij versterkte muziek in de buitenruimte wordt toegepast;
  • i. zware horeca.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 afwijken door derden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en het gebruik van bebouwing voor bedrijfsmatige activiteiten door derden toe te staan binnen de aanduiding 'gemengd', mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. een derde mag niet meer dan 30% van de bebouwing gebruiken voor de bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. activiteiten moeten een relatie hebben met het landgoed conform het in bijlage 1 opgenomen Toetsingskader.

3.5.2 Toestaan andere soort bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en het gebruik van bebouwing voor andere bedrijfsmatige activiteiten toestaan binnen de aanduiding 'gemengd', mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreffen die naar aard en omvang gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreffen die passen bij de waarden zoals genoemd in 3.1 onder a 1 tot en met 4;
  • c. het geen detailhandel betreft anders dan detailhandel in streekeigen producten;
  • d. de afwikkeling van het verkeer niet tot verkeersonveilige situaties leidt;
  • e. er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden gerealiseerd en in stand worden gehouden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. er is aangetoond dat participatie met de direct betrokkenen en belanghebbenden heeft plaatsgevonden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 3 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren of afgraven, vergraven en ontginnen van gronden;
  • b. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. aanleggen van drainage;
  • d. het vellen en rooien van houtgewas en/of landschapselementen.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. betreffende inrichtingsmaatregelen die overeenkomen met het Toetsingskader zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.

3.6.3 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden binnen deze bestemming.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningsplicht

Voor waardevolle bebouwing als bedoeld in artikel 3.1 onder a geldt dat het zonder omgevingsvergunning verboden is het geheel of gedeeltelijk slopen van een gebouw of bouwwerk dat als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing staat opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

3.7.2 Toelaatbaarheid, nadere eisen en voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 mag alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen zoals omschreven in artikel 3.1;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, kan vergunning verleend worden als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
  • c. Om te voorkomen dat ongewenste gaten in de opzet van het landgoed ontstaan, kan door het bevoegd gezag de nadere eis en voorwaarde worden gesteld dat nieuwe vervangende bebouwing moet worden gebouwd.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden en parkeervoorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Extensief recreatief medebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering, aanlegsteigers e.d.

4.2 Specifieke gebruiksregels
4.2.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. lawaaisporten;
  • c. bezoekerscentrum;
  • d. exploitatie als vergaderlocatie;
  • e. het aanleggen van drainage.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 4 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. aanbrengen van (infrastructurele) ondergondse leidingen;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. dempen van poelen, sloten en greppels;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas;
  • f. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
  • g. het aanplanten van houtige gewassen in de zichtzones zoals opgenomen in bijlage 1 Toetsingskader.

4.3.2 Uitzonderingen

Het onder 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. die overeenkomen met het Toetsingskader zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning;
  • e. die bestaan uit graafwerkzaamheden ten behoeve van waterstaatswerken.

4.3.3 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden binnen deze bestemming.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • c. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • d. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  • e. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • f. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, zijn niet toegestaan;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • h. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. er worden maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied gebruikt;
  • j. in afwijking van het in de aanzet van dit artikel bepaalde, geldt voor een bed & breakfast dat deze niet mag plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming en aangrenzende hoofdgebouwen.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 20 m2 per woning, met dien verstande dat de in dit bestemmingsplan met 'Wonen' bestemde erven met een oppervlakte groter dan 175 m2 geldt dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 40 m2 bedraagt;
  • b. gronden mogen met niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 5 m.

5.2.3 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bestaande gebouwen die zijn gebouwd overeenkomstig een verleende bouw- of omgevingsvergunning dan wel vergunningvrij zijn;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • c. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • d. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  • f. een paardenbak is niet toegestaan.

5.2.5 Vergunningvrij bouwen uitgesloten

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen dienen gronden met de bestemming Wonen' niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Vergunningvrij bouwen is hiermee uitgesloten, met uitzondering van het oprichten en gebruiken van een mantelzorgwoning.

5.3 Specifieke gebruiksregel

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen, het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende dubbelbestemming of hoofdbestemming toe te staan, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. hiertoe door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. graafwerkzaamheden;
  • c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • d. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. diepploegen;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

6.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

6.5.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. hiertoe door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende bekende archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Archeologisch rapport

Het bevoegde gezag kan in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken waarbij benodigde graafwerkzaamheden dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 7.1, verlangen dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

7.2.2 Koppelen voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, die een bodemingreep dieper dan 0,3 m tot gevolg hebben;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • h. het slopen van bouwwerken.

7.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • f. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.

7.3.3 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

7.3.4 Koppelen voorwaarden

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen in die zin dat deze bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden al dan niet behoudenswaardig zijn of al dan niet langer aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende bekende archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Archeologisch rapport

Het bevoegde gezag kan in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 1000 m2 en waarbij benodigde graafwerkzaamheden dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 8.1, verlangen dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

8.2.2 Koppelen voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, die een bodemingreep dieper dan 0,3 m tot gevolg hebben;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • h. het slopen van bouwwerken.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • f. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.

8.3.3 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

8.3.4 Koppelen voorwaarden

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in die zin dat deze bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden al dan niet behoudenswaardig zijn of al dan niet langer aanwezig zijn.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. behoud, bescherming en het vervullen van een waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam;
  • c. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan rivierdijken, alsmede werkzaamheden in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering;
9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 9.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat bestaande gebouwen en andere bouwwerken mogen blijven bestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het oprichten van (nieuwe) bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), alsmede voor hogere bouwwerken dan toegestaan in 9.2 mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - dijk
10.1.1 Algemeen

De voor 'Vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.1.2 Bouwregels
a Maatvoering

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.

10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 onder a voor het bouwen overeenkomstig deze dubbelbestemming en de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de beschermingszone van de waterkering.

10.2 Wetgevingszone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang
10.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang' is de bestemming mede gericht op de bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden en de daarop aanwezige bouwwerken in onderlinge samenhang als beschreven in de cultuurhistorische inventarisatie in bijlage 2 en het toetsingskader in bijlage 1 van deze regels.

10.2.2 Bouwregels

Op de in 10.2.1 genoemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de regels van de betreffende bestemming, geen bouwwerken worden gebouwd.

10.2.3 Afwijken van de bouwregels
a Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, welke zijn toegestaan op grond van de regels van de betreffende bestemming, mits dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden en de daarop aanwezige bouwwerken in onderlinge samenhang.

b Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of een andere vergelijkbare commissie. Bij het advies wordt een deskundige in de monumentenzorg betrokken.

10.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen, verwijderen en verleggen van kavelscheidingen;
  • 2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • 4. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.

b Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • 2. welke betreffen het normale onderhoud en beheer;
  • 3. welke in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de Monumentenwet 1988 worden uitgevoerd, of konden worden uitgevoerd.

c Toetsing aan aanwezige waarden

De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden en de daarop aanwezige bouwwerken in onderlinge samenhang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. Een inventarisatie en het toetsingskader voor aanwezige landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden is toegevoegd aan bijlage 2 en 1 van de regels.

d Advies erfgoedcommissie

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of een andere vergelijkbare commissie. Bij het advies wordt een deskundige in de monumentenzorg betrokken.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande maximale maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht danwel de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

11.2 Bestaande minimale maten

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht danwel de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen, het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas).

Artikel 13 Algemene afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van dit plan ten aanzien van:

  • a. het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;
  • b. het afwijken van de op de verbeelding, in de planregels of in het toetsingskader gegeven maten, afmetingen, voor zover daarvoor geen bijzondere ontheffingsbevoegdheid in deze planregels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze ontheffingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze ontheffingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
  • c. het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 15.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 15.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 15.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landgoed De Kleverbergh'.