direct naar inhoud van Regels
Plan: Speelpark Oud Valkeveen e.o. 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2019OudValkeveen-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Speelpark Oud Valkeveen e.o. 2019 met identificatienummer NL.IMRO.1942.BP2019OudValkeveen-VG02 van de gemeente Gooise Meren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.6 attractietoestel

een al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron, de daarbijbehorende technische ruimtes en bedieningsruimten inbegrepen;

1.7 automatenhal

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

het percentage van een bestemmingsvlak of een bouwvlak dat bebouwd mag worden;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand

de situering dan wel gebruik zoals deze legaal bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 bruto vloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van de inpandige ruimte die wordt gebruikt voor een bepaalde functie, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 dagrecreatie

verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden dat hoofdzakelijk plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang, zonder overnachting;

1.23 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, die van algemeen belang is door ouderdom en het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.24 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de betrekkingen tussen levende organismen onderling en hun omgeving;

1.27 educatief medegebruik

medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis;

1.28 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.29 extensief op natuurbeheer gericht agrarisch medegebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van graanproducten met uitzondering van maïs, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.30 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  • 1. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken;
  • 2. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. categorie 3 café/bar: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • 4. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • 5. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 6. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
1.34 KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport

een archeologisch onderzoeksrapport dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.35 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur;

1.36 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen eenzelfde maximum bouwhoogte en goothoogte en/of bebouwingspercentage geldt;

1.37 natuurvriendelijke verlichting

verlichting waarbij één of meer van onderstaande kenmerken worden toegepast:

  • Verlichtingssterkte: een zo laag mogelijke intensiteit (0,1 lux of vergelijkbaar);
  • Dynamische verlichting: verliching alleen wanneer dat nodig is, lampen worden bij afwezigheid van mensen gedimd of geheel uitgeschakeld;
  • Gerichte armaturen: zodat alleen daar verlicht wordt waar dat nodig is en verstrooiing van verlichting wordt afgeschermd;
  • Gebruik hagen, struiken en/of bomen om verstrooiing richting mogelijke verblijfplaatsen te voorkomen;
  • Kleur van de verlichting: gebruikmaking van bijvoorbeeld amber-, rood- of groenkleurige verlichting.
1.38 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.39 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.40 nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding zoals een rioolgemaal of bergbezinkbassin, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden;

1.41 ondergeschikte detailhandel

detailhandel ten dienste van een andere functie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de detailhandelsfunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de detailhandelsfunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.42 ondergeschikte horeca

horeca ten dienste van een andere functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de horecafunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.43 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.44 peil
  • a. peil ten aanzien van maaiveld:
    • 1. voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
    • 2. voor een attractietoestel of een speeltoestel: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel;
1.45 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;

1.46 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;

1.47 speeltoestel

een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.48 tent

een op een speelpark aanwezig bouwwerk grotendeels bestaande uit tentdoek, dat dient ter afscherming van een speelgelegenheid, een terras of opslag en dat in de zin van de bestemmingsplanregels niet als gebouw wordt aangemerkt;

1.49 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.50 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.51 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie waarbij buitenshuis wordt overnacht;

1.52 woning

een gebouw of een gedeelte daarvan bevattende een complex van ruimten, dat blijkens zijn aard en indeling geschikt is om door één huishouden permanent te worden bewoond.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peiltot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt het boeiboord van de dakkapel als boeiboordhoogte aangemerkt;
  • c. de bouwhoogte attractietoestellen en speeltoestellen word gemeten vanaf peiltot het hoogste punt van het bouwwerk.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peiltot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt de goot van de dakkapel als goothoogte aangemerkt;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
  • a. de oppervlakte van gebouwen wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • b. de oppervlakte van attractietoestellen, speeltoestellen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt gemeten door projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de afstand

De afstand van een bouwwerk tot een woning of aanduidingsgrens wordt gemeten van het dichtst bij de gevel van de woning resp. bij de aanduidingsgrens gelegen punt van het bouwwerk op 1 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bebossing en productie van hout;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • f. dagrecreatie ten behoeve van het speelpark ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';

met daaraan ondergeschikt:

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen
  • a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
3.2.2 Speeltoestellen en attractietoestellen
  • a. Het bouwen van attractietoestellen en speeltoestellen is niet toegestaan;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - speelvoorziening 1' met een maximum bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding toegestaan bestaande speeltoestellen in stand te houden; Vervanging of volledige vernieuwing is niet toegestaan;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is het uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - speelvoorziening 2' toegestaan een attractietoestel, waarvoor voorafgaand aan de eerste dag van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend, op te richten en in stand te houden; Vervanging of volledige vernieuwing na oprichting van het attractietoestel is niet toegestaan.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken ten behoeve van verlichting zijn niet toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Seizoen dagrecreatie

Het gebruik van gronden voor dagrecreatie ten behoeve van het speelpark als bedoeld in 3.1 onder f is uitsluitend toegestaan gedurende het seizoen dat start op 1 april en eindigt op 31 oktober.

3.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor speelpark, uitgezonderd het bepaalde in 3.1 onder f en 3.3.1;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het af- en/of vergraven van gronden;
    • 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
    • 3. het graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanleggen van wegen en paden;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 7. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 3.4 onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de bestemming dan wel een onevenredige aantasting van de dempende werking van het bos tussen het speelpark en het Natura2000-gebied.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', met in achtneming van het bepaalde in 4.3;
  • c. dagrecreatie ten behoeve van het speelpark ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';

met de bijbehorende functies:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;

met daaraan ondergeschikt:

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd ten behoeve van sanitaire voorzieningen, met een maximum oppervlak van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. er mag ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd ten behoeve van ondergeschikte horeca, met een maximum oppervlak van 30 m2 en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. er mag ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd ten behoeve van een kleedruimte, met een maximum oppervlak van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter;
  • d. de onder a tot en met c toegelaten gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  • e. de onder a tot en met c toegelaten gebouwen zijn uitsluitend toegestaan gedurende het seizoen dat start op 1 april en eindigt op 31 oktober. Buiten deze periode dienen de gebouwen te zijn verwijderd.

4.2.2 Speeltoestellen en attractietoestellen
  • a. Het bouwen van attractietoestellen en speeltoestellen is niet toegestaan;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - speelvoorziening 1' met een maximum bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding toegestaan bestaande speeltoestellen in stand te houden; Vervanging of volledige vernieuwing is niet toegestaan;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a en b zijn gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - speelvoorziening 1' tevens maximaal 10 opblaasbare speeltoestellen toegestaan met een maximum bouwhoogte van 7 meter .

4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken ten behoeve van verlichting zijn niet toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Seizoen dagrecreatie

Het gebruik van gronden voor dagrecreatie ten behoeve van het speelpark als bedoeld in 4.1 onder c is uitsluitend toegestaan gedurende het seizoen dat start op 1 april en eindigt op 31 oktober.

4.3.2 Parkeerterrein

De gronden aangeduid met 'parkeerterrein' mogen slechts onder de volgende voorwaarden worden gebruikt als parkeerterrein (overloopparkeerterrein):

  • a. de gronden mogen tot uiterlijk 31 oktober 2028 worden gebruikt als overloopparkeerterrein en het gebruik eindigt van rechtswege wanneer het Bosparkeren zoals bedoeld in 14.3 in gebruik is genomen;
  • b. het gebruik van de gronden als overloopparkeerterrein mag alleen plaatsvinden in de periode gelegen tussen 1 april en 1 november van een kalenderjaar (Gebruiksperiode);
  • c. tijdens de Gebruiksperiode zal het overloopparkeerterrein slechts gedurende 20 dagen in gebruik worden genomen. Een dagdeel wordt daarbij als één dag aangemerkt. Het gebruik is daarbij beperkt tot de uren 09:00 tot 19:00 uur. Buiten deze uren zal het terrein geheel ontruimd zijn;
  • d. het overloopparkeerterrein mag niet in gebruik worden genomen wanneer er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is op de overige parkeerterreinen van het Speelpark (Park zijde witte gebouw en Park zijde Vossehol);
  • e. vergunninghouder houdt een administratie bij van de dagen waarop het overloopparkeerterrein in gebruik wordt genomen en geeft een zodanig gebruik ook voorafgaande aan de ingebruikname, maar uiterlijk om 12:00 uur van de desbetreffende dag, door aan de gemeente door het zenden van een email aan vergunningen@gooisemeren.nl;
  • f. vergunninghouder dient de zones waarop bezoekers van het Speelpark hun auto's mogen parkeren duidelijk aan te geven door middel van markeringen in het terrein. Tevens zal de vergunninghouder er op toezien, door verkeersregelaars, dat niet buiten deze zones wordt geparkeerd
  • g. in totaal mogen op de gronden maximaal 500 auto's worden geparkeerd tijdens de piekdagen;
  • h. het gebruik van de gronden als overloopparkeerterrein is uitsluitend ten dienste van het parkeren van auto's van bezoekers van het Speelpark Oud Valkeveen;
  • i. het gebruik van het overloopparkeerterrein is beperkt tot personenwagens en personenbusjes met maximaal 9 zitplaatsen. Het overloopparkeerterrein zal niet worden gebruikt voor het parkeren van bussen, touringcars, vrachtwagens en ander vergelijkbaar zwaar materieel;
  • j. gedurende de Gebruiksperiode dient vergunninghouder ervoor zorg te dragen dat de vegetatie binnen de zones die worden gebruikt voor incidenteel parkeren kort gehouden worden (maximaal 10 cm) door deze, wanneer noodzakelijk, te maaien. Het maaisel moet daarbij afgevoerd worden;
  • k. na het verstrijken van de onder a genoemde datum dient het terrein nog steeds in de toestand te verkeren zoals deze was vóór de afgifte van de omgevingsvergunning met het kenmerk HZ_WABO-18-0983 op 11 december 2018. De vergunninghouder dient hier zelf zorg voor te dragen.

4.3.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor speelpark, uitgezonderd het bepaalde in 4.1 onder c en 4.3.1;
  • b. een gebruik van gronden als parkeerterrein, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. een gebruik van gronden die zijn aangeduid als 'parkeerterrein' dat niet in overeenstemming is met het bepaalde in 4.3.2;
  • d. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • e. het dempen van sloten, poelen en/of andere waterlopen en/of -partijen;
  • f. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • g. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het af- en/of vergraven van gronden;
    • 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
    • 3. het graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanleggen van wegen en paden;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 7. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4.4 onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de bestemming.

Artikel 5 Recreatie - Speelpark

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Speelpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een speelpark, zijnde een terrein waar speeltoestellen en attractietoestellen staan opgesteld die naar hun aard en uitstraling zijn gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd;
  • b. horeca zijnde een restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', met in achtneming van het bepaalde in 5.3.2;

en ten dienste daarvan:

  • c. ondergeschikte horecaten dienste van het speelpark, ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met in achtneming van het bepaalde in 5.3.3;
  • d. ondergeschikte detailhandelten dienste van het speelpark, met in achtneming van het bepaalde in 5.3.4;
  • e. kassahuisjes, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie kassa', met in achtneming van het bepaalde in 5.3.5;
  • f. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met in achtneming van het bepaalde in 5.3.6;
  • g. gebouwen ten behoeve van beheer en opslag, met in achtneming van het bepaalde in 5.3.7;
  • h. parkeervoorzieningen, met in achtneming van het bepaalde in 5.3.8;

met daarbij behorende:

  • i. ondersteunende voorzieningen zoals sanitair, berging, tuinmeubilair en dergelijke;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. wegen en paden;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. tuinen, terreinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • c. maximum goot- en bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • d. maximum bebouwd oppervlak:
    • 1. gebouwen ten behoeve van sanitair, beheer en opslag, fietsenstallingen: maximaal 420 m2;
    • 2. gebouwen ten behoeve voor in- en uitgangen en kassahuisjes van het speelpark: 100 m2;
    • 3. overige gebouwen ten dienste van het speelpark en restaurant: 3.000 m2.
5.2.2 Speeltoestellen en attractietoestellen

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van speeltoestellen en attractietoestellen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduidingsvlakken zoals in dit sublid onder a t/m e genoemd en daarvoor gelden de volgende regels:

a Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 1'
  • 1. de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 1' mogen worden bebouwd ten behoeve van speeltoestellen met een maximum aantal zoals aangeduid op de verbeelding met 'aantal speeltoestellen buiten zone', uitgezonderd het bepaalde onder g en h;
  • 2. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen mag niet groter zijn dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bouwhoogte speel- en attractietoestellen (m)'.
b Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2'
  • 1. de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' mogen tevens worden bebouwd ten behoeve van attractietoestellen, met een maximum aantal van één attractietoestel per aanduidingsvlak;
  • 2. de maximum bouwhoogte van attractietoestellen mag niet groter zijn dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bouwhoogte (m)';
c Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3'
  • 1. de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' mogen tevens worden bebouwd ten behoeve van attractietoestellen, uitsluitend in de vorm van een spoorbaan voor gemechaniseerde voertuigen;
  • 2. voorwaarde is dat de beweegsnelheid van de voertuigen beperkt is tot 10 km/uur en de spoorbaan geen groter hoogteverschil dan 3 meter overbrugt;
  • 3. ten behoeve van deze attractietoestellen mogen buiten de bouwvlakken en de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' maximaal 5 bouwwerken worden gebouwd voor het in- en uitstappen bij de attractie
    • a. met een maximum oppervlak van 55 m2 per bouwwerk;
    • b. met een maximum totaaloppervlak van 150 m2;
    • c. met een maximum bouwhoogte van 4,5 meter voor 4 bouwwerken en 5,5 meter voor één bouwwerk.
d Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4'
  • 1. de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4' mogen worden bebouwd ten behoeve van speeltoestellen;
  • 2. de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4' mogen tevens worden bebouwd ten behoeve van attractietoestellen met een maximum aantal zoals aangeduid op de verbeelding met 'aantal attracties binnen zone'; de binnen dit aanduidingsvlak gelegen attractietoestellen aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' tellen daarin niet mee;
  • 3. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen en attractietoestellen mag niet groter zijn dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bouwhoogte speel- en attractietoestellen (m)';
  • 4. het maximum bebouwd oppervlak van attractietoestellen mag niet groter zijn dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bebouwd oppervlak attracties (m2)'; de binnen dit aanduidingsvlak gelegen attractietoestellen aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' tellen daarin niet mee.
e Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 5'
  • 1. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 5' zijn tevens speeltoestellen toegestaan, met een maximum aantal van één speeltoestel per aanduidingsvlak;
  • 2. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen mag niet groter zijn dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bouwhoogte (m)'.
f Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 6'
  • 1. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 6' is tevens een verzameling van speeltoestellen toegestaan met een maximum bouwhoogte van 3 meter.
g Vervanging attractietoestellen door speeltoestellen
  • 1. een attractietoestel aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' mag worden vervangen door een speeltoestel, op zodanige wijze dat het aantal attractietoestellen afneemt en het aantal speeltoestellen in ten hoogste hetzelfde aantal mag toenemen.
h Kleine speeltoestellen
  • 1. verspreid geplaatste speeltoestellen met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximum oppervlak van 5 m2 per bouwwerk zijn toegestaan zonder maximum aantal.
i Bedieningsruimten
  • 1. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 mogen ten behoeve van speeltoestellen en attractietoestellen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de bediening van de toestellen;
  • 2. de maximum bouwhoogte van bedieningsruimten mag niet groter zijn dan 5 meter;
  • 3. het maximum bebouwd oppervlak van bedieningsruimten mag niet groter zijn dan 5 m2 per bouwwerk met een maximum van 30 m2 binnen het bestemmingsvlak.
j Versieringen
  • 1. in afwijking van het bepaalde in a onder 2, b onder 2 en d onder 3 mag de maximum bouwhoogte worden overschreden met ten hoogste 3 meter ten behoeve van niet voor het publiek toegankelijke versieringen van attractietoestellen en speeltoestellen.
5.2.3 Tenten

In aanvulling op het bepaalde in 5.2.1 en 5.2.2 is het toegestaan binnen de aanduidingsvlakken

  • a. 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 1' en 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4':
    • 1. twee tenten met elk een maximum oppervlak van 70 m2 te realiseren.
    • 2. één tent met een maximum oppervlak van 424 m2 te realiseren.
  • b. 'specifieke vorm van recreatie - beheer':
    • 1. één tent met een maximum oppervlak van 300 m2 te realiseren.
5.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting zijn toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte van niet meer mag bedragen dan 1 meter en gebruik wordt gemaakt van natuurvriendelijke verlichting.
  • d. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte van niet meer mag bedragen dan 5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Openingstijden van het speelpark
  • a. Algemeen:
    • 1. Het Speelpark mag uitsluitend voor publiek toegankelijk zijn gedurende de openingstijden die lopen van 09:00 uur tot 18:00 uur;
    • 2. Na 18:00 uur mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten, maar mogen reeds aanwezige bezoekers tot uiterlijk 18:30 uur in het speelpark verblijven;
  • b. In de periode april t/m oktober mogen in afwijking van het bepaalde onder a. na 18:00 uur geen nieuwe bezoekers worden toegelaten, maar mogen aanwezige bezoekers tot uiterlijk 19:30 in het speelpark verblijven.
  • c. In juli en augustus gelden in afwijking van het bepaalde onder a. en b. voor maximaal 10 dagen de volgende openingstijden:
    • 1. Het Speelpark mag voor publiek toegankelijk zijn gedurende de openingstijden die lopen van 09:00 uur tot 21:00 uur;
    • 2. Na 21:00 uur mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten, maar mogen reeds aanwezige bezoekers tot uiterlijk 21:30 uur in het Speelpark verblijven.

5.3.2 Aanduidingsvlak 'horeca van categorie 2'

De gronden aangeduid met 'horeca van categorie 2' mogen worden gebruikt voor horeca, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. horeca is slechts toegestaan in de vorm van horeca van categorie 1 en 2;
  • b. het maximum bruto vloeroppervlak horeca bedraagt niet meer dan 461 m2;
  • c. ten aanzien van terrassen:
    • 1. de exploitatie van een terras aan de zuid- en oostzijde van het aanduidingsvlak 'horeca van categorie 2' is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras';
    • 2. de exploitatie van een terras aan de noord- en westzijde van het aanduidingsvlak 'horeca van categorie 2' is direct aangrenzend aan het aanduidingsvlak toegestaan.
  • d. onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan: horeca van categorie 3 tot en met 6.
5.3.3 Ondergeschikte horeca

Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduiding 'horeca' aan het speelpark ondergeschikte horeca toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ondergeschikte horeca is slechts toegestaan in de vorm van horeca van categorie 1 en 2;
  • b. de ondergeschikte horeca-activiteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de ingang van het speelpark is gevestigd dat de inrichting de uitstraling van een regulier horecabedrijf krijgt;
  • c. de toegang tot de ondergeschikte horeca-activiteit is uitsluitend te bereiken via de toegang tot het speelpark;
  • d. de openingstijden van de ondergeschikte horeca-activiteit zijn niet ruimer dan de openingstijden van het speelpark. Het speelpark dient tevens altijd geopend te zijn als de ondersteunende horeca geopend is;
  • e. voor de ondergeschikte horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt;
  • f. de exploitatie van een terras direct aangrenzend aan het aanduidingsvlak is toegestaan;
  • g. onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan: horeca van categorie 3 tot en met 6.
5.3.4 Ondergeschikte detailhandel

Binnen deze bestemming is aan het speelpark ondergeschikte detailhandeltoegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het totale maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. de ondergeschikte detailhandelsactiviteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de ingang van het speelpark is gevestigd dat de inrichting de uitstraling van een reguliere detailhandelsvestiging krijgt;
  • c. de toegang tot de ondergeschikte detailhandelsactiviteit is uitsluitend te bereiken via de toegang tot het speelpark;
  • d. de openingstijden van de ondergeschikte detailhandelsactiviteit zijn niet ruimer dan de openingstijden van het speelpark. Het speelpark dient tevens altijd geopend te zijn als de ondergeschikte detailhandelsvestiging geopend is;
  • e. voor de ondergeschikte detailhandelsactiviteit mag geen reclame worden gemaakt.

5.3.5 Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - kassa'

De gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - kassa' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van in- en uitgangen en kassahuisjes ten dienste van het speelpark.

5.3.6 Aanduidingsvlak 'bedrijfswoning'

Er is per aanduidingsvlak maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

5.3.7 Aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - beheer'

De gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - beheer' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van beheer en opslag.

5.3.8 Aanduidingsvlak 'parkeerterrein'

De gronden aangeduid met 'parkeerterrein' mogen uitsluitend worden gebruikt als parkeerterrein, met uitzondering van de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 5'.

5.3.9 Indoor speelvoorzieningen

De gebouwen, met uitzondering van de gebouwen met de aanduiding 'horeca van categorie 2', 'specifieke vorm van recreatie - kassa' en/of 'specifieke vorm van recreatie - beheer', mogen tevens worden gebruikt ten behoeve indoor speelvoorzieningen (niet zijnde een automatenhal).

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Vernieuwing (vergroting) van attractietoestellen
  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van de het bepaalde in 5.2.2 onder b een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat ter vervanging van een bestaand attractietoestel een nieuw speeltoestel of attractietoestel mag worden gerealiseerd met een grotere bouwhoogte dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven of met een groter grondoppervlak dan met de van toepassing zijnde aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' of 'maximum bebouwd oppervlak attracties (m2)' staat aangegeven, onder voorwaarde dat:
    • 1. de omgevingsvergunning niet leidt tot een grotere bouwhoogte dan zoals aangeduid op de verbeelding met 'maximum bouwhoogte speel- en attractietoestellen (m)';
    • 2. het oppervlak van het desbetreffende speeltoestel of attractietoestel met niet meer dan 15% toeneemt.
  • b. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitgesloten voor bouwwerken waarvoor reeds toepassing is gegeven aan een afwijkingsbevoegdheid zoals is opgenomen in artikel 13;
  • c. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitgesloten voor bouwwerken binnen het aanduidingsvlak 'parkeerterrein'.
5.4.2 Verplaatsing van bestaande attractietoestellen
  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van de het bepaalde in 5.2.2 onder b een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat bestaande attractietoestellen verplaatst kunnen worden naar gronden die niet zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' onder de voorwaarden dat:
    • 1. ter plaatse van het aanduidingsvlak waar het toestel stond geen nieuw toestel wordt geplaatst;
    • 2. de locatie waarnaar het attractietoestel wordt verplaatst zich bevindt
      • op gelijke of grotere afstand van bestaande woningen buiten het speelpark en
      • op gelijke of kleinere afstand van het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4'.
5.4.3 Gelijktijdige vervanging en verplaatsing van attractietoestellen

Het bepaalde onder 5.4.1 en 5.4.2 kan gecombineerd worden toegepast.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbijbehorende

  • d. oevers;
  • e. dijken;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte van niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het af- en/of vergraven van gronden;
    • 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
    • 3. het graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanleggen van wegen en paden;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 7. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 6.3 onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de bestemming.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 8;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 7.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit bouwen legt een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

7.2.2 Verlenen vergunning

Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA-conforme archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in 7.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning -activiteit bouwen verbonden planregels.
7.2.3 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in 7.2.2, onderdeel b, kan het college van burgemeester en wethouders de volgende planregels aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het college van burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien 7.2.3, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de in 7.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
7.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop 7.2 van toepassing is;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning; of
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 7.3.1 legt een KNA- conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

7.3.4 Toelaatbaarheid

Het college van burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden indien naar hun oordeel uit het KNA-conforme archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in 7.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden planregels.
7.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het college van burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.6 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien 7.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de planregels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Bescherming en veiligstelling

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 7.3.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

7.4.2 Wijzigen of verwijderen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 7.3.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 8 Waarde - Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland:

  • a. in de vorm van haagbeuken- en essenbos ter plaatse van de medebestemming 'Bos';
  • b. in de vorm van kruiden- en faunarijk grasland of moeras ter plaatse van de medebestemming 'Natuur'.
  • c. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 8;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 7.

8.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het Natuurnetwerk Nederland en de aldaar genoemde medebestemming.
  • b. Het is verboden bouwwerken te realiseren die natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en natuurverbindingen significant aantasten.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de natuurfunctie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en natuurverbindingen significant worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.

10.2 Bestaande bebouwing
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat, indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
  • b. In geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 10.2 onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud en met uitzondering van de gronden bedoeld in 5.3.7;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichtingdan wel ten behoeve van prostitutiebedrijf;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, voor zover niet anders bepaald;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Overige zone - fasering

Voor de realisatie van nieuwe attractie- en speeltoestellen en het in gebruik nemen van gronden voor parkeerplaatsen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - fasering' geldt de volgende fasering:

  • a. in of na 2022 mag maximaal 1 nieuw attractie- of speeltoestel worden geplaatst;
  • b. in of na 2023 mogen aanvullend op het bepaalde onder a. maximaal 3 nieuwe attractie- en/of speeltoestellen worden geplaatst;
  • c. in of na 2024 mogen aanvullend op het bepaalde onder a. en b. maximaal 2 nieuwe attractie- en/of speeltoestellen worden geplaatst;
  • d. in of na 2025 mogen aanvullend op het bepaalde onder a. t/m c. maximaal 2 nieuwe attractie- en/of speeltoestellen worden geplaatst;
  • e. in of na 2026 mogen aanvullend op het bepaalde onder a. t/m d. maximaal 2 nieuwe attractie- en/of speeltoestellen worden geplaatst;
  • f. in of na 2027 mag aanvullend op het bepaalde onder a. t/m e. mag maximaal 1 nieuw attractie- of speeltoestel worden geplaatst;
  • g. indien toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 14.3 geldt als voorwaarde dat het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren niet eerder mag aanvangen dan in het jaar 2027.

12.2 Afwijken van de fasering

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.1 mits aan de hand van onderzoek is vastgesteld dat de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura2000-gebieden ten gevolge van de afwijking niet groter is dan 0,00 mol/ha/jr danwel dat voor een grotere depositie toestemming op grond van de Wet natuurbeheer is verkregen, al dan niet door saldering of een andere bij Wet toegelaten maatregel.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. toepassing van de onder a. bedoelde afwijkingsbevoegdheid is uitgesloten voor bouwwerken waarvoor reeds toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheden zoals is opgenomen in 5.4.1 en voor bouwwerken als bedoeld in 10.2;
  • c. toepassing van de onder a. bedoelde afwijkingsbevoegdheid is uitgesloten voor bouwwerken binnen het aanduidingsvlak 'parkeerterrein';
  • d. toepassing van de onder a. bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een grotere bouwhoogte dan 15 meter;
  • e. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een oppervlak van ten hoogste 15 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes en standbeelden.

13.2 Voorwaarden voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken op grond van dit artikel mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

en

  • g. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare toename van parkeerdruk, belemmering van de verkeersafwikkeling, verstoring van natuur of geluidoverlast.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde het aanduidingsvlak 'parkeerterrein' binnen de bestemming 'Natuur' te verwijderen in het geval dat:

  • a. de verleende omgevingsvergunning met het kenmerk HZ_WABO-18-0983 op 11 december 2018 niet meer in werking is;
  • b. de eigenaar van de desbetreffende gronden schriftelijk aan het college van B en W bekend heeft gemaakt dat de houder van de omgevingsvergunning met het kenmerk HZ_WABO-18-0983 niet langer kan beschikken over de desbetreffende gronden, wegens beëindiging van de huur- of vergelijkbare overeenkomst tussen de eigenaar en de vergunninghouder;
  • c. de houder van de omgevingsvergunning met het kenmerk HZ_WABO-18-0983 schriftelijk aan het college van B en W bekend heeft gemaakt niet langer gebruik te willen maken van de desbetreffende gronden als parkeerterrein.

14.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde

  • a. de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 5' ter plaatse van het aanduidingsvlak 'parkeerterrein' te verwijderen
  • b. het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van bos - speelvoorziening 2' te verwijderen.

14.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde binnen de bestemming 'Bos' parkeren toe te laten en daar regels aan te verbinden, een aanduidingsvlak 'parkeerterrein' binnen de bestemming 'Bos' toe te voegen en de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' te verwijderen onder voorwaarden dat:

  • a. het gebruik van desbetreffende gronden binnen de bestemming 'Bos' ten behoeve van parkeren slechts een aanvang kan nemen indien het gebruik van de gronden voor parkeren binnen de bestemming 'Natuur' permanent is beëindigd en toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in bepaalde in 14.1 opdat het gebruik voor parkeren binnen de bestemming 'Natuur' blijvend verboden is;
  • b. het gebruik van desbetreffende gronden binnen de bestemming 'Bos' ten behoeve van parkeren slechts een aanvang kan nemen indien de verleende omgevingsvergunningen voor speeltoestellen en attractietoestellen binnen het aanduidingsvlak 'parkeerterrein' in de bestemming 'Recreatie - Speelpark' zijn ingetrokken en toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in 14.2 opdat het gebruik voor speeltoestellen en attractietoestellen binnen het aanduidingsvlak 'parkeerterrein' in de bestemming 'Recreatie - Speelpark' blijvend verboden is;
  • c. het wijzigingsplan in overeenstemming is met de Provinciale Verordening;
  • d. het weiland kadastraal bekend gemeente Naarden, sectie A, nummer 1484 wordt toegevoegd aan het Natuurnetwerk Nederland;
  • e. het wijzigingsplan in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming dan wel een op grond daarvan verleende ontheffing of vergunning;
  • f. het wijzigingsplan in overeenstemming is met titel 5.2 van de Wet milieubeheer;
  • g. het oppervlak van het nieuw toegevoegde aanduidingsvlak 'parkeerterrein' binnen de bestemming 'Bos' niet groter mag zijn dan 1,11650 hectare;
  • h. maatregelen worden getroffen teneinde het parkeerterrein op aanvaardbare wijze in de landschappelijke en ecologische waarden in te passen, waarbij rekening wordt gehouden met:
    • 1. het instandhouden en versterken van de oude bosstrook langs de Oud Huizerweg;
    • 2. het respecteren van voldoende afstand tot de burcht van de das;
    • 3. het reliëf in het bos.
  • i. het gebruik van desbetreffende gronden binnen de bestemming 'Bos' ten behoeve van parkeren is voorts slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het gebruik van de gronden als parkeerterrein mag alleen plaatsvinden in de periode gelegen tussen 1 april en 1 november van een kalenderjaar (Gebruiksperiode);
    • 2. tijdens de Gebruiksperiode zal het parkeerterrein slechts gedurende 70 dagen in gebruik worden genomen. Een dagdeel wordt daarbij als één dag aangemerkt. Het gebruik is daarbij beperkt tot de openingstijden van het speelpark. Buiten de openingstijden zal het parkeerterrein geheel ontruimd zijn;
    • 3. het overloopparkeerterrein mag niet in gebruik worden genomen wanneer er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is op de overige parkeerterreinen van het Speelpark (Park zijde witte gebouw en Park zijde Vossehol);
    • 4. vergunninghouder houdt een administratie bij van de dagen waarop het parkeerterrein in gebruik wordt genomen en geeft een zodanig gebruik ook voorafgaande aan de ingebruikname, maar uiterlijk om 12:00 uur van de desbetreffende dag, door aan de gemeente door het zenden van een email aan vergunningen@gooisemeren.nl;
    • 5. in totaal mogen op de gronden maximaal
      • 500 auto's worden geparkeerd tijdens 20 van de onder 2. genoemde dagen;
      • 250 auto's worden geparkeerd tijdens 25 van de onder 2. genoemde dagen;
      • 100 auto's worden geparkeerd tijdens 25 van de onder 2. genoemde dagen;
    • 6. het gebruik van de gronden als parkeerterrein is uitsluitend ten dienste van het parkeren van auto's van bezoekers van het Speelpark Oud Valkeveen;
    • 7. het gebruik van het parkeerterrein is beperkt tot personenwagens en personenbusjes met maximaal 9 zitplaatsen. Het parkeerterrein zal niet worden gebruikt voor het parkeren van bussen, touringcars, vrachtwagens en ander vergelijkbaar zwaar materieel.
  • j. maatregelen worden getroffen teneinde geluidhinder, lichthinder en zwerfvuil alsmede verstoring van de das als gevolg van het gebruik als parkeerterrein tegen te gaan. Deze maatregelen betreffen ten minste:
    • 1. rond het parkeerterrein worden een grondwal met een hoogte van ten minste 1 meter aangelegd en in stand gehouden, waarop begroeiing wordt aangebracht en in stand gehouden;
    • 2. omheining rondom de parkeerplaats passeerbaar maken voor wild door de onderzijde van hekken open te houden of door reeënpoortjes aan te leggen;
    • 3. bestaande vluchtpijpen mogen niet worden aangetast of verwijderd, tenzij ontheffing van de Wet natuurbeheer is verkregen;
    • 4. er wordt geen straatverlichting toegepast. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting bedraagt niet meer dan 1 meter en gebruik wordt gemaakt van natuurvriendelijke verlichting die buiten de Gebruiksperiode en buiten de openingstijden van het speelpark wordt uitgezet;
  • k. privaatrechtelijk dan wel publiekrechtelijk of in combinatie van beide verzekerd is dat maatregelen worden getroffen ter voorkoming van een grotere verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte door het speelpark dan de parkeercapaciteit die op eigen terrein en binnen het wijzigingsplan gerealiseerd is na gebruikmaking van deze wijzigingsbevoegdheid;
  • l. de beschrijving van de behoefte aan het parkeerterrein en een motivering als bedoeld in het tweede lid van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigingsplan.

14.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde:

  • a. de positie en omvang van aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' in overeenstemming te brengen met omgevingsvergunningen die zijn verleend door toepassing van de afwijkingsbevoegdheden zoals is opgenomen in 5.4.1 en 5.4.2. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient in het wijzigingsplan geborgd te zijn dat niet nogmaals toepassing kan worden gegeven aan de afwijkingsbevoegdheden zoals is opgenomen in 5.4.1 onder a sub 2 (toename oppervlak toestel met 15%);
  • b. het toegelaten aantal attractietoestellen en speeltoestellen en het toegelaten maximum bebouwd oppervlak attracties binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4' te doen toenemen indien dat een vervanging betreft van een toestel dat door toepassing van het bepaalde in 14.2 is verwijderd; de ter plaatse met de aanduiding 'maximum bouwhoogte speel- en attractietoestellen (m)' weergegeven maximum bouwhoogte is van toepassing;
  • c. attractietoestellen te verplaatsen door het aantal en/of oppervlak attractietoestellen binnen de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van recreatie speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' te doen afnemen en gelijktijdig het toegelaten aantal attractietoestellen en het toegelaten maximum bebouwd oppervlak attracties binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 4' in plaats daarvan te doen toenemen;
  • d. attractietoestellen te vervangen door speeltoestellen door het aantal attractietoestellen binnen de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 2' of 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 3' te doen afnemen en gelijktijdig het toegelaten aantal speeltoestellen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van recreatie - speelpark - speelvoorziening 1' in plaats daarvan te doen toenemen.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Wettelijke regelingen

Waar in de regels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

15.2 Parkeren

Het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren zoals dat geldt op het tijdstip van in werking treding van dit bestemmingsplan is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

16.2 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van lid 16.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Speelpark Oud Valkeveen e.o. 2019'.