Plan: | Sintjohannesga - Kerkhoflaan 28 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BWSJO22KERKHOFLA28-VA01 |
Op het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga was jarenlang een agrarisch bedrijf gevestigd. De agrarische bedrijvigheid is beëindigd en het perceel gaat uitsluitend voor woondoeleinden gebruikt worden.
Om wonen mogelijk te maken dient daarvoor de bestemming ‘Bedrijf’ gewijzigd te worden naar de bestemming ‘Wonen’. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die opgenomen is in artikel 5 lid 7.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord - 2017'.
De gemeente heeft in haar brief van 15 februari 2022 aangegeven positief te zijn over de gewenste ontwikkeling en medewerking te willen verlenen aan het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'.
Het plangebied ligt ten noordwesten van Sintjohannesga. De ligging van het plangebied wordt weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging, plangebied rood omrand
Binnen het plangebied zijn een enkele gebouwen aanwezig, waaronder een bedrijfswoning (zie figuur 1.2) en een voormalig agrarische opstal.
Figuur 1.2 Luchtfoto plangebied (bron: Googlemaps)
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord - 2017', dat is vastgesteld op 28 juni 2017. Op basis van dit plan hebben de gronden de bestemming ‘Bedrijf’ met de functieaanduiding 'opslag'. De gronden zijn bestemd voor bedrijven, die zijn genoemd in milieucategorie 1 en 2 van Bijlage 4 Staat van bedrijven, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en voor opslag ten behoeve van visserij. Een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.3.
Op dit perceel is 1 bedrijfswoning aanwezig, het beoogde reguliere woongebruik is daarmee in strijd.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 5 lid 7.1) voor voormalige agrarische bedrijven. Hierin is onder andere de mogelijkheid opgenomen om het plan, onder voorwaarden, te wijzigen in die zin dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie. Met dit wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven. Een toetsing van de voorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 2.2.
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017
Naast het geldende bestemmingsplan gelden meerdere paraplubestemmingsplannen:
Omdat het in dit geval gaat om een wijzigingsplan, gaat dit plan deel uitmaken van het moederplan. De paraplubestemmingsplannen blijven daarom ook in de toekomstige situatie van toepassing.
Het wijzigingsplan "Kerkhoflaan 28 Sintjohannesga" bestaat uit de verbeelding, de regels en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.
In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 is de juridische regeling opgenomen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.
Bestaande situatie
Het plangebied bevindt zich ten noordoosten van het dorp Sintjohannesga. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde be grensd door agrarische gronden. Aan de zuidzijde wordt het perceel begrensd door het woonperceel Kerkhoflaan 24 en de westzijde wordt het perceel begrensd door de Kerkhoflaan.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 2500m2. Op het perceel staat een vrijstaande bedrijfswoning (circa 246 m2) met een bedrijfsloods (circa 450m2). De ontsluiting van het perceel vindt rechtstreeks plaats op de Kerkhoflaan. Op het perceel was in het verleden een varkenshouderij gevestigd.
In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven en in figuur 2.2 is het aanzicht op de woning en de bijgebouwen weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Googlemaps)
Figuur 2.2 Woning met bijgebouw (Bron: Googlemaps)
Toekomstige situatie
In de nieuwe situatie zal voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga de bestemming ‘Wonen’ van toepassing zijn. Er wordt geen bebouwing gesloopt en/of gerealiseerd. Het voorliggende wijzigingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
Het inpassen van erven in het landschap draagt bij aan de kwaliteit van het landschap. De Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga wordt omringd door weilanden en akkers. In de huidige situatie is de kavelgrens al mooi aangeplant. Het perceel is goed landschappelijk ingepast. In de toekomstige situatie wordt de goede landschappelijke inpassing behouden.
Het plangebied wordt via de Kerkhoflaan ontsloten. Er is sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie. Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de parkeernormen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om aan de parkeernorm te voldoen.
Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van artikel 5.7.1 van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.
De bestaande karakteristieke bebouwing blijft behouden, waarbij zorgvuldig met het bodemarchief en met het monumentale/beeldbepalende karakter van oude boerderijen en bijbehorende bouwwerken wordt omgegaan
Op het perceel wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Het betreft uitsluitend een wijziging van gebruik.
Bij sloop van beeldverstorende bebouwing wordt ten hoogste 75% van het gesloopte oppervlak teruggebouwd ten behoeve van de nieuwe functie
Op het perceel wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Het betreft uitsluitend een wijziging van gebruik.
Bij het opstellen van het wijzigingsplan wordt een beeldkwaliteitsparagraaf wordt opgenomen, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan de inpasbaarheid van de bebouwing op het erf, mede in relatie tot de bestaande gebouwen
Op het perceel wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Het betreft uitsluitend een wijziging van gebruik. Het opstellen van een beeldkwaliteitsparagraaf ten behoeve van de inpassing van nieuwe bebouwing is daarom niet aan de orde.
De initiatiefnemer overlegt een voorstel tot landschappelijke inpassing aan het college van burgemeester en wethouders voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast. Het gebruik in de nieuwe functie is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en instandgehouden conform het landschappelijk inpassingsplan
In het kader van deze ontwikkeling is de huidige landschappelijke inpassing beoordeeld. Deze is reeds van een goede kwaliteit. Gezien de kwaliteit van de reeds aanwezige landschappelijke inpassing en het behouden van de bebouwing zijn aanvullende eisen in kader van landschappelijke inpassing niet wenselijk.
De omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing past binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied
De omgeving rond de Kerkhoflaan bestaat uit een mix van wonen en agrarische bedrijvigheid. De transformatie van een niet-agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming is passend binnen de ontwikkeling van dit gebied.
De wijziging naar een woonfunctie past binnen een door de provincie geaccordeerd woonplan
In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op het provinciaal beleid.
De nieuwe functie wordt binnen de gebouwen uitgeoefend
Op het perceel wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Het betreft uitsluitend een wijziging van gebruik. De bestaande bebouwing zal gebruikt worden voor woondoeleinden. De huidige bedrijfswoning zal worden gebruikt als reguliere woning.
Het aantal verkeersbewegingen, in relatie met de bestaande verkeersstructuur, neemt niet onevenredig toe
De ontsluiting van het perceel wordt niet gewijzigd, deze blijft gesitueerd op bestaande locatie. Er worden geen woningen toegevoegd in het plangebied, het aantal motorvoertuigbewegingen zal in de nieuwe situatie niet toenemen. De verkeersbewegingen zullen eerder afnemen, aangezien er geen bedrijfsactiviteiten meer plaats vinden op het perceel.
Er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt
De milieuparagraaf toont aan dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 11, 13 14, 18, 20, 25 of 26 van overeenkomstige toepassing zijn.
De regels van artikel 25 - Wonen, die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017 zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1940.BPBUI16BUITENGEB-VA01, zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Het project sluit aan bij de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.
Het in gebruik nemen van een bestaande bebouwing ten behoeve van reguliere bewoning wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele
Op 23 september 2020 is de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 is weergegeven. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.
De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik omdat bestaande panden worden hergebruikt voor een nieuwe functie, waarbij oog en aandacht is voor een goede inpassing in de fysieke leefomgeving. Dit past binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.
Verordening Romte Fryslân 2014
In deze verordening zijn regels gesteld, die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Met de verordening heeft de provincie willen bereiken niet meer te regelen, dan strikt noodzakelijk is. Op grond van de verordening is het toegestaan om vrijkomende agrarische bebouwing bij hergebruik in te zetten voor wonen.
Conclusie
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga. Er wordt geen bebouwing gesloopt en/of gerealiseerd. Het initiatief is opgesteld in lijn met het provinciaal beleid.
Bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017
Het bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017 van de gemeente De Fryske Marren vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van voorliggende ruimtelijke ontwikkeling.
Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Bedrijf’ met de functieaanduiding 'opslag'. In artikel 5 lid 7.1 van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierin is onder andere de mogelijkheid opgenomen om het plan, onder voorwaarden, te wijzigen in die zin dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie. Met dit wijzigingsplan wordt hier toepassing aangegeven. Een toetsing van de voorwaarden is opgenomen in paragraaf 2.2. Er wordt aangesloten op de beleidsuitgangspunten uit het geldende bestemmingsplan.
Conclusie
Het initiatief is conform de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid opgesteld. Zo wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidshinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder vanuit wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang omdat er geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied voorkomen en het plangebied niet binnen een geluidzone van een industrie of bedrijventerrein valt.
Toetsing
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt. De bestaande bedrijfswoning wordt hiermee een gewone woning. De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning, is net als een gewone woning dus een geluidsgevoelig object. Aangezien de feitelijke situatie niet verandert, is er dus geen sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.
Toetsing
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. In het kader van dit bestemmingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekenende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Toetsing
Het projectgebied heeft momenteel een bedrijfsbestemming. Omdat er in de nieuwe situatie sprake is van een woonbestemming moet worden onderbouwd dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Daartoe is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de gemeten gehalten in het grondwater is de gestelde onderzoekshypothese, een onverdachte locatie, formeel gezien onjuist. De gehalten zijn echter dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen plannen. Het bodemonderzoek is als Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek opgenomen.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb).
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Soortenbescherming
Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
Beoordeling
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga. De feitelijke situatie op het perceel verandert niet, er wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Er worden geen woningen toegevoegd in het plangebied.
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd natuurgebied en ook zijn er geen beschermde natuurgebieden in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied gesitueerd. De dichtstbijzijnde Natura2000-gebieden zijn het 'Rottige Meenthe & Brandemeer', 'Sneekermeergebied', 'Deelen' en en het 'IJsselmeer'. Allen zijn op ruime afstand gesitueerd.
Vlak langs het plangebied ligt een boomsingel die is aangewezen als Natuur buiten Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er gelden echter geen regels voor externe werking met betrekking tot natuur buiten het NNN.
Op het perceel wordt niet gebouwd of gesloopt. De ruimtelijke ontwikkeling leidt, ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologische situatie, niet tot een toename van stikstofdepositie.
Op het perceel Kerkhoflaan 28 wordt niet gebouwd of gesloopt, daarom zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor wat betreft broedvogels. Er worden door de geplande ingrepen ook geen negatieve effecten verwacht op de overige beschermde soorten of aanwezige functies. Er verdwijnen dus geen huisvestingsplaatsen van waardevolle soorten. Nader onderzoek naar flora en fauna is hierdoor niet nodig.
Beleidskader
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op de bescherming van water en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze termijn kon worden verlengd met maximaal twee periodes van zes jaar, tot 2027. Als het door natuurlijke omstandigheden niet mogelijk is om op tijd doelen te halen, is het volgens de KRW voldoende als in 2027 alle benodigde maatregelen zijn getroffen om op termijn de doelen wel te halen. De bescherming van alle wateren heeft betrekking op rivieren, meren, kustwateren en grondwateren.
Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan het voornaamste beleidsplan. Het Nationaal Waterplan vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. Er is geen formele hiërarchie tussen deze plannen, maar op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) kan bij het vaststellen van een regionaal waterplan of een beheerplan niet zo maar worden afgeweken van het Nationaal Waterplan.
De looptijd van het Nationaal Waterplan 2016-2021 is van 22 december 2015 tot 22 december 2021. Het Nationaal Waterplan (en alle andere plannen op grond van de Waterwet) worden elke zes jaar herzien. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Toetsing
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga. De feitelijke situatie op het perceel verandert niet, er wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Er worden geen woningen toegevoegd in het plangebied. In het plangebied is er geen toename van verharding.
Een belangrijk instrument om water belangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is het Wetterskip Fryslân gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens is gebleken dat nader overleg niet noodzakelijk is. Er is een positief wateradvies gegeven (zie bijlage 2 van deze toelichting: watertoets).
Het waterschap verzoekt om de volgende passage op te nemen:
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij de volgende compensatienorm:
Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Zie de ‘Leidraad watertoets’ voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met ons. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd. Bekijk ook de ‘Leidraad Watertoets’ voor meer informatie over maatregelen die je kunt treffen om te compenseren. Als je niet compenseert dan moet je een watervergunning aanvragen voor het snel afvoeren van regenwater.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect water, nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek Vanuie verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de advieskaart steentijd-bronstijd geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 5.000m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Conform de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geldt dat bij ruimtelijke ingrepen van minimaal 5.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
In het voorliggend plan wordt niet gebouwd of gesloopt en er vinden geen grondwerkzaamheden plaats. Er is echter wel sprake van een functiewijziging van het perceel ter grootte van 2.500 m2. Op basis van de FAMKE is nader archeologisch onderzoek nodig bij een oppervlakte van meer dan 5.000 m2. Dat is hier niet aan de orde. Vanuit archeologie is er geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.
Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. In de omgeving zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig waar voorliggend plan een negatief effecten op heeft. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan eventueel aanwezige karakteristieke waarden. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.
Toetsingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga. De bestaande bedrijfswoning wordt hiermee een reguliere woning. De feitelijke situatie op het perceel verandert niet, er wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Het plan voegt geen milieubelastende activiteiten toe.
Ten zuidwesten van het plangebied ligt een paardenhouderij (Kadijk 14). Van belang is aan te tonen dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal zijn op het perceel Kerkhoflaan 28 en dat het naastgelegen bedrijf niet onevenredig belemmerd wordt.
Ten opzichte van de paardenhouderij is de woning op het perceel Kerkhoflaan 28, in de bestaande- en toekomstige situatie, een geurgevoelig object. De afstand tussen de paardenhouderij en een geurgevoelig object moet in het buitengebied minimaal 50 meter bedragen. De afstand van de woning Kerkhoflaan 28 tot het bouwvlak van de paardenhouderij is meer dan 100 meter. Het wijzigingen van de bestemming voor het perceel Kerkhoflaan 28 heeft derhalve geen beperking voor de paardenhouderij.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering. Nader onderozek is niet nodig.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving van de planlocatie geen risicovolle inrichtingen zijn gesitueerd. Ook vindt in de directe omgeving van het plangebied geen transport plaats van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor of via transportleidingen wat mogelijk risico's kan opleveren voor het plangebied.
Conclusie
Externe veiligheid levert geen beperkingen op voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen' mogelijk maakt voor het perceel Kerkhoflaan 28 in Sintjohannesga. De feitelijke situatie op het perceel verandert niet, er wordt geen bebouwing gesloopt of gerealiseerd. Er worden geen woningen toegevoegd in het plangebied.
Het plan maakt geen activiteiten mogelijk die zijn genoemd in de D-lijst. Een nadere beoordeling in een m.e.r-beoordeling of plan-m.e.r. is daarom niet noodzakelijk.
Verbeelding
Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord - 2017' van de gemeente De Fryske Marren.
Regels
Het wijzigingsplan bevat een verwijzing naar de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord - 2017'. Het perceel krijgt conform de regeling van het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'.
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie is de paragraaf ecologie aangevuld.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen. Wel is op verzoek van het Wetterskip de waterparagraaf op enkele punten aangepast. Dit heeft inhoudelijk geen gevolgen voor het wijzigingsplan.
Het plan is vervolgens op 31 augustus 2022 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt samen met het bestemmingsplan ter inzage gelegd, waarbij voor belanghebbenden beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het plan wordt uitgevoerd en bekostigd door initiatiefnemer. De gemeente heeft geen kosten voor de realisatie van dit plan. Er is een planschadeovereenkomst afgesloten met initiatiefnemer. Initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.
Grondexploitatie
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. De plankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.