1.1 plan:
het wijzigingsplan Kadijk 11 Rotsterhaule met identificatienummer
NL.IMRO.1940.BWRSH20Kadijk11-VO01 van de gemeente De Fryske Marren;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen;
1.3 moederplan
het bestemmingsplan Buitengebied Noord – 2017 met identificatienummer
NL.IMRO.1940.BPBUI16BUITENGEB-VA01 vastgesteld op 28 juni 2017 door de gemeenteraad
van de Fryske Marren;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door
middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die
in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7 achtererf:
erf aan de achterkant van het hoofdgebouw tot aan de achterste bouwperceelgrens;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen
en/of door middel van het fokken of houden van dieren, met inbegrip van productiegerichte
paardenhouderijen en met uitzondering van gebruiksgerichte paardenhouderijen;
1.9 agrarisch bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van het bestemmingsplan,
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten
behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.10 agrarische hobbyactiviteiten:
het houden van dieren op een kleinschalige niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activiteitenbesluit
niet van toepassing is;
1.11 agrarisch hulpbedrijf/agrarische hulpactiviteit:
een bedrijf dat c.q. een activiteit die goederen en/of diensten levert overwegend aan agrarische
bedrijven en/of overwegend agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), grondverzetbedrijven,
het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en
mesthandelsbedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, met uitzondering van
landbouwmechanisatiebedrijven;
1.12 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.14 bebouwingslint:
een lijnvormige verzameling van gebouwen, gesitueerd op meerdere bouwpercelen, langs een
weg of vaart in het landelijk gebied met geringe afstanden tussen de bouwkavels;
1.15 bebouwingspercentage:
een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bêd & brochje
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief
nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.17 bedrijf:
inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid,
waaronder niet begrepen een horeca-inrichting of maatschappelijke voorziening;
1.18 bedrijfseigen:
van bedrijfseigen activiteit in het kader van mestvergisting wordt gesproken indien het opgewekt
vermogen en de inkomsten van energieopwekking de schaal en inkomsten van de agrarische
bedrijfsactiviteiten niet overstijgen;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein,
noodzakelijk is;
1.20 bedrijventerrein:
een perceel of een cluster van aaneengesloten percelen ten behoeve van een of meer bedrijven
en dienstverlenende functies en de daarbij behorende voorzieningen;
1.21 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de
veiligheid van de leidingen;
1.22 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, lid 1b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.23 bestaand(e):
- het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.24 bestaande stikstofdepositie:
de bestaande stikstofdepositie van een agrarisch bedrijf is de stikstofdepositie van dat bedrijf die op het moment van vaststellen van het plan kan worden afgeleid van:
- een onherroepelijke vergunning op grond van de Wet natuurbescherming; of
- een door GS afgegeven Verklaring van geen bedenkingen die in het kader van een onherroepelijke omgevingsvergunning is verstrekt, waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt; of
- een PAS-melding als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Regeling programmatische aanpak stikstof; of
- een PAS-berekening indien geen PAS-melding noodzakelijk is.
- het feitelijke en planologisch legale gebruik van een agrarisch bedrijf indien de onder 1 bedoelde vergunning, verklaring, melding of berekening ontbreekt.
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met
een dak;
1.28 binnenrijbaan:
overdekte piste voorzien van een doorgaans bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en
africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in
diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.29 boogstal:
stal die bestaat uit een kolomloze boogvormige overspanning van 25-50 meter breed en een
hoogte van 6-12 meter;
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk;
1.31 bouwgrens:
een grens van een bouwvlak;
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij direct met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.36 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, met een met de
grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, zoals een
stacaravan, chalet of trekkershut;
1.37 botenhuis:
over het water gebouwde loods, voor de berging van pleziervaartuigen;
1.38 chalet:
een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte houten
materialen;
1.39 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.40 cultuurhistorische waarden:
het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren,
cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen, waaruit
de historie van een gebied te herleiden is;
1.41 daghoreca:
een horecabedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het tegen vergoeding verstrekken van voedsel,
met in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag en het begin van de avond,
zoals een snackbar, broodjeshuis of restaurant; uitgezonderd zijn nachtelijke
uitgaansgelegenheden zoals café/bar, casino en discotheek;
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.43 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van administratieve,
boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische, zakelijke en/of maatschappelijke diensten aan
derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, kantoren en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van
detailhandel als hoofdactiviteit, een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.44 e-commerce:
het verhandelen van goederen aan particulieren, waarbij het contact met die particulieren
uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet, waardoor geen handelswaren op het
bedrijf worden aangeprezen en uitgestald ten verkoop en waarbij het (bedrijfs)pand de ruimtelijke
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de binnen de bestemming toegelaten bedrijvigheid,
met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;
1.45 ecologische hoofdstructuur (EHS):
een samenhangend stelsel van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang dat strekt
tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.46 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het
bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt;
1.47 extensieve dagrecreatie:
vorm van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied of het natuurgebied waarbij het
ruimtebeslag beperkt is, zoals wandelen, fietsen en vissen;
1.48 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.49 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een
productiegerichte paardenhouderij, en waar het houden en berijden van paarden primair gericht is
op de recreatieve/sportieve beleving en waar het geven van instructie in ondergeschikte mate
plaatsvindt;
1.50 geluidsgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet
geluidhinder;
1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.52 glastuinbouwbedrijf:
een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen,
waarbij de productie in kassen plaatsvindt;
1.53 groepsaccommodatie:
een verblijf of meerdere verblijven met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele
kampeermiddelen of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor
vakantiedoeleinden en andere recreatieve doeleinden;
1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving van het bedrijf
noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, in de vorm van akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt, grondgebonden veehouderij, en naar de aard daarmee
vergelijkbare bedrijven;
1.55 grondgebonden veehouderij:
een veehouderij is in ieder geval grondgebonden wanneer het minimaal voldoet aan één of
meerdere van de volgende voorwaarden:
- het voor het vee benodigde ruwvoer is voor tenminste de helft afkomstig van de bij het bedrijf behorende landbouwgrond èn de dierlijke mest kan voor tenminste de helft op/voor bij het bedrijf behorende landbouwgrond worden afgezet/benut (zie voor een nadere toelichting Bijlage 1 Grondgebondenheid van veehouderijbedrijven);
- het bedrijf heeft een veebezetting van ca. 3 grootvee-eenheden (GVE) of minder per hectare gras en voedergewassen
1.56 hogere waarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die
in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.57 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.58 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.59 houtteelt:
bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de
houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing
is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet;
1.60 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten
minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.61 intensief veehouderijbedrijf (niet grondgebonden veehouderij):
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen
plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals varkens-, pluimvee-, pelsdier-, of
vleeskalverhouderij, rundveemesterij, niet grondgebonden geiten-, schapenhouderij, of een
combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen;
1.62 jachthaven:
haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het in hoofdzaak aanleggen of
aangelegd houden van pleziervaartuigen, met bijbehorende voorzieningen;
1.63 kampeerboerderij:
een boerderij die geheel of gedeeltelijk is ingericht met een of meer verblijven met slaapplaatsen,
in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantiedoeleinden en andere recreatieve
doeleinden;
1.64 kampeermiddel:
een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een
met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals een tent,
vouwwagen, caravan of camper;
1.65 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting - bestemd om
daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten
behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.66 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële,
organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een
(publiekgerichte) baliefunctie;
1.67 kap:
een dak met een zekere helling;
1.68 karakteristiek gebouw:
een gebouw met zodanige kenmerken of een zodanige verschijningsvorm, dat het een positieve
invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving, of typerend en gezichtsbepalend is
voor een zekere historische tijdsperiode. Het betreft in ieder geval gebouwen die zijn opgenomen
op de monumentenlijst van rijk of gemeente, en gebouwen die in een bestemmingsplan zijn
opgenomen in een inventarisatie van aanwezige karakteristieke gebouwen.
1.69 karakteristiek van omgeving/kern/landschap/functioneel:
elementen in of fysieke of functionele kenmerken van de omgeving van een functie of van een
gebouw, die medebepalend zijn voor de fysieke, esthetische of functionele kwaliteit van het
gebied;
1.70 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander
lichtdoorlatend materiaal, bestemd voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.71 kleine windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:
- met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m2 (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
- met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
- met een verticale as.
1.72 kleinschalig kamperen:
verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter op een agrarisch bouwperceel, bij een voormalig
agrarisch bedrijf of binnen de bestemming Wonen van ten minste 5.000 m2, in de vorm van een
kampeerterrein voor maximaal 15 of - bij afwijken van de regels - maximaal 25 kampeermiddelen,
niet zijnde bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
1.73 kwekerij:
een agrarisch bedrijf, anders dan een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen en waarvan de productie niet overwegend
afhankelijk is van de onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het bedrijf;
1.74 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, lid 1l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.75 landschappelijk inpassingsplan
plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling
plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel,
waaronder erfbeplanting en lichtuitstoot, met dien verstande dat:
- bij de uitbreiding van een agrarisch bedrijf naar een bouwvlak groter dan 15.000 m2 of een nieuw agrarisch bouwvlak het landschappelijk inpassingsplan moet worden opgesteld volgens de Nije Pleats methodiek;
- voor erfbeplanting alleen het gebruik van inheemse soorten is toegestaan, met uitsluiting van coniferen en laurierkers;
1.76 landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat
gebied;
1.77 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele
lengte in één gevel is gelegen;
1.78 ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
1.79 loonbedrijf:
een bedrijf dat landbouwwerktuigen en vakmensen aan voornamelijk agrarische bedrijven
verhuurt, inclusief het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of
soortgelijke dienstverlening;
1.80 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en
ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.81 manegebedrijf:
gebruiksgerichte paardenhouderij die is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden
(inclusief instructie) aan derden, al dan niet in combinatie met stallingsruimte voor paarden van
derden en al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en
etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf;
1.82 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks
voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van
huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts,
wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan
worden aangetoond;
1.83 mestbassin:
een mestbassin, uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder omdijking;
1.84 mestsilo:
een ander bouwwerk, in de vorm van een mestbassin, niet zijnde een foliebassin, mestzak of
mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;
1.85 mestzak:
een mestbassin, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk
opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen;
1.86 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieu-hygiënische zin door de mate van scheiding tussen
milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan
wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
1.87 nachtelijke uitgaansgelegenheid:
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van
muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten)
gezelschappen, zoals café, bar, casino en discotheek;
1.88 natuurlijke waarden:
biotische en abiotische waarden van een gebied;
1.89 Nije Pleats methodiek:
een methode van planvorming waarbij een team van deskundigen in een vroeg stadium integraal
adviseert over alle aspecten die relevant zijn voor een zorgvuldige ruimtelijke en landschappelijke
inpassing van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf zoals afwijking van of uitbreiding naar een
bouwvlak groter dan 15.000 m2 of de verplaatsing van een agrarisch bedrijf;
1.90 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie,
alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;
1.91 oeverrecreatie:
recreatie die zich langs het water afspeelt, waaronder hengelen, spelevaren, schilderen;
1.92 ondergeschikte tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een
intensieve tak veehouderij;
1.93 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen,
parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen
toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen
door langzaam verkeer;
1.94 overkapping:
elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.95 paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet
voorzien van een omheining;
1.96 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd het NAP -0,52 m;
1.97 pensionstal:
een bedrijf kan als pensionstal worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak
bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling
met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden;
1.98 perifere detailhandel:
detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse
bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend
worden begrepen:
- detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
- detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires;
- detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.99 permanente bewoning:
gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf;
1.100 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die
niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf;
1.101 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.102 productiegerichte paardenhouderij:
grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden en het bieden van
leefruimte aan opgroeiende paarden, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte)
trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden;
1.103 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander
tegen vergoeding;
1.104 prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval
verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een
daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.105 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet, stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde,
bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen,
dat of die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende beperkte niet aaneengesloten gedeelten van
het jaar als recreatieverblijf te worden gebruikt;
1.106 recreatieappartement:
een zelfstandige voorziening voor verblijfsrecreatie aan personen die hun hoofdverblijf elders
hebben;
1.107 relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwperceel met elkaar verbindt,
zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwperceel;
1.108 risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een
veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van
kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.109 schriftelijke verklaring van het wettelijk bevoegd gezag:
- een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming; of
- een door GS afgegeven Verklaring van geen bedenkingen die in het kader van een omgevingsvergunning is verstrekt, waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt; of
- een PAS-melding als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Regeling programmatische aanpak stikstof; of
- een PAS-berekening indien geen PAS-melding noodzakelijk is.
1.110 schuilgelegenheid:
een gebouw of bouwwerk dat noodzakelijk is voor het schuilen van dieren in verband met het
welzijn van de dieren;
1.111 serrestal:
stal die bestaat uit tunnelframes die reeksen boogvormige daken vormen en die relatief makkelijk
is uit te breiden door de bestaande tunnels te verlengen of door een nieuwe tunnel toe te voegen;
1.112 sleufsilo:
een ander bouwwerk voor de opslag van mest of groenvoer;
1.113 standplaats:
een al dan niet afgebakende plaats voor het plaatsen van bij elkaar behorende kampeermiddelen;
1.114 stedelijke functies:
functies die gekoppeld zijn aan het functioneren van kernen (dorpen en steden), waaronder
worden verstaan woningen, functioneel niet aan het beheer, onderhoud of productievermogen van
het landelijk gebied gebonden bedrijven, zakelijke en commerciële dienstverlening, detailhandel,
horeca, maatschappelijke, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen, met de bijbehorende
infrastructuur, nutsvoorzieningen, stedelijk water en stedelijk groen;
1.115 torensilo:
een ander bouwwerk voor de opslag van (groen)voer;
1.116 trekkershut:
een gebouw in de vorm van een lichte constructie voor recreatief verblijf, met een maximum
oppervlakte van 40 m2 en een maximum hoogte van 3,80 m, met beperkt sanitaire voorzieningen;
1.117 tuincentrum:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
siergewassen, alsmede op het verkopen en leveren van siergewassen en andere goederen voor
het inrichten van siertuinen;
1.118 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en
waarvan de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;
1.119 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder
en/of het Besluit geluidhinder;
1.120 voormalige boerderij:
een voormalig agrarische bedrijfsbehuizing, bestaande uit een traditionele, streekeigen woning
met inpandige bedrijfsruimte;
1.121 waterhuishoudkundige situatie:
de waarde van een gebied in waterhuishoudkundige zin die wordt bepaald door de waterkwaliteit
en waterkwantiteit in een gebied;
1.122 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en
waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten et cetera;
1.123 windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind,
niet zijnde een kleine windturbine;
1.124 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
1.125 woonplan:
een door de gemeenteraad vastgesteld, gemeentelijk dan wel intergemeentelijk plan waarin de
behoefte, fasering, aanleg, aantallen woningen en kwaliteit van woningen van woningbouwlocaties
voor een bepaalde periode binnen de gemeente of meerdere gemeenten is aangegeven inclusief
de relatie met herstructurering van de bestaande woningvoorraad, dat tot stand is gekomen in
onderlinge afstemming met gemeenten in de woningbouwregio;
1.126 woonschip:
elk drijvend of anderszins geheel of in hoofdzaak in het water geplaatst voorwerp, niet zijnde een
bouwwerk in de zin van de bouwverordening van de gemeente De Fryske Marren, dat uitsluitend
of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is;
1.127 zijerf:
het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen naast de zijgevel tot
de zijdelingse bouwperceelgrens;
1.128 zomerseizoen/kampeerseizoen:
de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.129 zorgaccommodatie:
sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.130 zorgboerderij:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij waarbij de sociaal-medische opvang
van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, wordt gecombineerd met
agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische,
natuurbeherende of andere bij het agrarisch bedrijf behorende activiteiten.