direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Joure, Woudfennen III 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPJRE17WOUDFENNEN3-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Joure, Woudfennen III 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPJRE17WOUDFENNEN3-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw/uitbouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, waarbij de ruimtelijke ondergeschiktheid tot uitdrukking komt door de situering en/of de afmetingen van het gebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden werkactiviteit:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

1.7 bêd en brochje:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfswoning:

een gebouw geheel of gedeeltelijk ingericht ten behoeve van het wonen op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 inpandige bedrijfswoning:

een bedrijfswoning welke is geïntegreerd in de bedrijfsbebouwing;

1.13 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    • 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    • 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw, dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.27 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 hoogwaardige bedrijven:

bedrijven met een representatieve uitstraling die goederen produceren en/of diensten verlenen waarvoor specialistische kennis nodig is en die op basis van hun bedrijfsvoering als niet- of beperkt milieuhinderlijk zijn te kwalificeren;

1.32 huishouden:

één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;

1.33 inpandige bedrijfswoning:

een bedrijfswoning welke is geïntegreerd in de bedrijfsbebouwing;

1.34 kantoor:

een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.35 kap:

een dak met een zekere helling;

1.36 kennisintensieve bedrijven en kantoren:

bedrijven, instellingen en instituten, die uitsluitend of in hoofdzaak hoogwaardig onderzoek verrichten en/of technologisch hoogwaardige producten, productiewijzen en/of processen ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren of anderszins bewerken of verwerken, met inbegrip van met deze activiteiten samenhangende advieswerkzaamheden;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.39 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.40 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het NAP -0,52 m;
1.41 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.42 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of

toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan

de productiefunctie;

1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.44 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand, moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.46 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.47 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;

1.49 vrijstaand/op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk:

bouwwerk dat vrijstaand van het (hoofd)gebouw waar het bij hoort wordt gebouwd;

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.51 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een andere bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, ten behoeve van:
    • 1. hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven uit categorie 1 en 2 die zijn genoemd in Bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot categorie 2';
    • 2. hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 die zijn genoemd in Bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot categorie 3.1';
    • 3. en showroomfunctie op het terrein voor bedrijven, waarbij het moet gaan om bedrijven van waaruit geen of slechts in beperkte mate directe levering ter plaatse plaatsvindt;
    • 4. instellingen voor beroepsopleidingen en bijscholing;
    • 5. kantoren, met uitzondering van dienstverlenende kantoorfuncties met een sterke publieks- en baliefunctie;
    • 6. inpandige bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning";
    • 7. detailhandel voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf als bedoeld onder 1 en 2, en daaraan ondergeschikt is;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wegen en straten;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. water, waarbij geldt dat de oppervlakte aan water ten minste 9% bedraagt van de verharde oppervlakte binnen de bestemming;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. terreinen;
  • i. verhardingen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten minste 50% van de naar de weg gekeerde gevel moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden geplaatst;
  • c. per bouwperceel mag ten hoogste 50% worden bebouwd, tenzij het bestaande bebouwingspercentage hoger is, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage ten hoogste het bestaande bebouwingspercentage zal bedragen;
  • d. de bebouwde grondoppervlakte van zelfstandige kantoren bedraagt ten hoogste 800 m² per bouwperceel en van andere bedrijven bedraagt de bebouwde grondoppervlakte ten hoogste 1000 m² per bouwperceel, tenzij het bestaande bebouwde grondoppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bebouwde grondoppervlakte ten hoogste de bestaande bebouwde grondoppervlakte per bouwperceel zal bedragen;
  • e. de maximale vloeroppervlakte van een zelfstandig kantoorbedrijf bedraagt 1200 m2;
  • f. voor zelfstandige kantoren mag ten hoogste 1 hectare en 12.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte worden benut;
  • g. voor de in lid 3.1 sub a onder 7 bedoelde detailhandel mag ten hoogste 20% van het bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf worden benut, met een maximum van 200 m2;
  • h. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrens zal ten minste 5 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • j. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • k. er mogen alleen inpandige bedrijfswoningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning inpandig';
  • l. per bouwperceel mag ten hoogste één inpandige bedrijfswoning worden gebouwd;
  • m. de oppervlakte van een inpandige bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m2 bedragen;
  • n. een inpandige bedrijfswoning mag uitsluitend in combinatie met ten minste 200 m2 bijbehorende gebouwen inpandig worden gebouwd;
  • o. het aantal te bouwen inpandige bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 20;
  • p. een gebouw zal worden voorzien van een plat dak dan wel van een lessenaarsdak waarvan de dakhelling ten hoogste 45 graden zal bedragen.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Nadere eisen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing kunnen worden gesteld met het oog op:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de brandveiligheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • g. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 m2 bedraagt;
  • h. de situering en gedeling van gevelwanden van de gebouwen die zijn gericht op de A7 en de Sewei.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:het bepaalde in lid

  • a. 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, echter met dien verstande dat niet gebouwd mag worden binnen de bestemming 'Leiding - Riool';
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en toestaan dat ten hoogste 3000 m² wordt bebouwd voor bedrijven, anders dan kantoren;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e en toestaan dat een kantoor een bedrijfsvloeroppervlakte krijgt van meer dan 1.200 m2 vloeroppervlakte krijgt, mits dit kantoor naar aard en schaal past bij Joure;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h en toestaan dat een bedrijfsgebouw binnen 5 m van de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i en toestaan dat de minimale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verlaagd tot 2,5 m;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.1 onder j en toestaan dat de maximale hoogte van een bedrijfsgebouw tot een oppervlakte van maximaal 1000 m² per bouwperceel wordt verhoogd tot 15 m.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan:
    • 1. hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1;
    • 2. instellingen voor beroepsopleidingen en bijscholing;
    • 3. detailhandel voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf als bedoeld onder 1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van inpandige bedrijfswoningen en overige bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning";
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • e. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor de opslag van goederen en voor productiedoeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van detailhandelsactiviteiten zoals bedoeld in lid 3.1 sub a onder 7, meer dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt, met een maximum van 200 m²;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende kantoren met een sterke publieks- en baliefunctie.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 (hoogwaardige, kennisintensieve en weinig hinder veroorzakende bedrijven), mits het geen geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in artikel 3.5 sub g in die zin dat een zelfstandig kantoorbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 1200 m² wordt gevestigd, mits een specifieke kantoorvestiging past bij de aard en schaal van Joure, met dien verstande dat gezamenlijke oppervlakte van kantoren wordt vergroot met ten hoogste 2000 m².

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden en wegen ;
  • c. water;

met daar in ondergeschikte mate bijbehorend:

  • d. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. verhardingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen/bedrijfswoningen c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met daar in ondergeschikte mate bijbehorend:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder vlaggenmasten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen of overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwde oppervlakte zal op het bouwperceel ten hoogste 80% bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen zal niet meer bedragen dan 11 m.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor wegen bestaande uit meer dan 2 rijstroken, tenzij anders aangegeven.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden en stegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 7.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 1 bedragen
  • d. de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 11,00 m bedragen.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 70 m2 bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal bedragen;
  • c. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de afstand van een erker tot de tussen twee aaneengebouwde hoofdgebouwen gelegen perceelgrens, zal ten minste 1,00 m bedragen, tenzij de erkers als één geheel aaneen worden gebouwd;
    • 5. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen , niet meer dan 150 m² bedraagt;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.1 sub e in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.2 sub c in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2 sub d in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de achtergevel wordt vergroot;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    • 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouw;
  • h. het bepaalde in lid 7.2.2 sub i in die zin dat de goothoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de goothoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan huis verbonden werkactiviteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 75 m²;
    • 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    • 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    • 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bêd & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijgebouwen.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.5 onder a in die zin dat het aantal woningen toeneemt, mits:

  • a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  • b. het aantal woningen in overeenstemming is met een woningbouwprogramma dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. een rioolpersleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters voor de bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1, 8.2.2 en 8.2.3 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeachte het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist :

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het instandhouden van de leiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
8.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan alleen worden verleend, mits:

  • a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  • b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

10.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
10.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met uitzondering van reclamemasten in een zone van 400 m langs autosnelwegen en autowegen, in welk geval de hoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  • e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Joure, Woudfennen III 2017 '.

juli 2018 .