direct naar inhoud van REGELS
Plan: Sint Nicolaasga - Kabelwaterskibaan Tsjûkemarwei
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPBUI17STNICWSC-VO01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sint Nicolaasga - Kabelwaterskibaan Tsjûkemarwei met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPBUI17STNICWSC-VO01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanleggelegenheid:

gelegenheid voor het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.8 bedrijf:

inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid, waaronder niet begrepen een horeca-inrichting of maatschappelijke voorziening;

1.9 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 botenhuis:

over het water gebouwde loods, voor de berging van pleziervaartuigen;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, zoals een stacaravan, chalet of trekkershut;

1.19 chalet:

een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte houten materialen;

1.20 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.21 daghoreca:

een horecabedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het tegen vergoeding verstrekken van voedsel, met in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag en het begin van de avond, zoals een snackbar, broodjeshuis of restaurant; uitgezonderd zijn nachtelijke uitgaansgelegenheden zoals café/bar, casino en discotheek;

1.22 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, niet zijnde gemotoriseerde sporten, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 educatief medegebruik:

een gebruik van gronden en bouwwerken gericht op het overbrengen van kennis dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.25 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.26 extensieve dagrecreatie:

vorm van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied of het natuurgebied waarbij het ruimtebeslag beperkt is, zoals wandelen, fietsen en vissen;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 groepsaccommodatie:

een verblijf of meerdere verblijven met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeermiddelen of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantiedoeleinden en andere recreatieve doeleinden;

1.29 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.30 kampeermiddel:

een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals een tent, vouwwagen, caravan of camper;

1.31 kantoor:

een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.32 landschappelijke waarden:

aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.33 ligplaats:

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;

1.34 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 natuurlijke waarden:

biotische en abiotische waarden van een gebied;

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

1.37 oeverrecreatie:

recreatie die zich langs het water afspeelt, waaronder hengelen, spelevaren, schilderen;

1.38 overkapping:

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.39 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het NAP -0,52 m;
1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.41 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten et cetera;

1.43 watersportgebonden activiteiten:

vormen van sport en recreatie waarbij gedurende de activiteit een directe relatie wordt aangegaan met het water, onder meer in de vorm van kanoën, roeien, zeilen, surfen, waterskiën en duiken.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. rietlanden en oeverstroken;
  • c. vaarrecreatie;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. watersportgebonden activiteiten;


alsmede voor:

  • f. het herstel, onderhoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan water, rietlanden, oeverstroken en eilanden;

met de daarbij behorende:

  • g. terreinen, parkeervoorzieningen, wegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken, waaronder een steiger, ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  • h. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • i. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van watersportgebonden activiteiten bedraagt niet meer dan 11 m en ter plaatse van de aanduiding 'steiger' niet meer dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouw van walbeschoeiingen anders dan voor vervanging of herstel is niet toegestaan.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven van gronden en het op een andere manier ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur of -textuur, dan wel de bodemopbouw;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en paden;
  • d. het graven en/of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • e. het vergraven van oevers en het aanbrengen van oeverbescherming, kaden en dijken, voorzover geen bouwwerk zijnde.

3.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

3.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden.

Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. daghoreca;
  • c. zalenaccommodatie;
  • d. kantoren uitsluitend gericht op de waterrecreatie;
  • e. detailhandel uitsluitend gericht op de waterrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en overkappingen;
  • g. terrassen;
  • h. terreinen, parkeervoorzieningen, wegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken;
  • i. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • k. waterkering.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven, die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied, op een afstand van 1 m of minder uit de bouwperceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwings- en straatbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en bouwhoogte en de dakvorm van de bebouwing.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf,
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de bestaande risicovolle inrichtingen;
  • d. het gebruik en/of de inrichting ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor het opwekken van duurzame energie, waaronder in elk geval wordt verstaan het plaatsen van (grond)opstellingen voor zonne-energie;
  • f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

  • A. Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • b. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling of het beloop van vaarwegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    • c. het bepaalde in het plan voor het overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van alarmerings- en antennemasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen en/of andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
      • a. de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 50 m2 bedraagt;
      • b. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
      • c. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
    • a. het bepaalde in het plan voor het bouwen van gemalen en pompgebouwtjes, openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken, mits:
      • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m3 bedraagt;
      • de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 15 m bedraagt;
    • b. voor de bouw van kleine windturbines op daken van gebouwen, mits sprake is van een innovatieve pilot en dit middels en rapportage aannemelijk wordt gemaakt, met dien verstande dat:
      • de diameter van de molen niet meer dan 2 m mag bedragen;
      • de hoogte van een verticale as niet meer dan 2 mag bedragen;
      • de plaatsing van een windturbine op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig opzicht aanvaardbaar moet zijn;
      • de plaatsing van een windturbine op de betreffende locatie vanuit milieuhygiënisch (geluidhinder, reflectie, veiligheid, bezonning) opzicht aanvaardbaar moet zijn;
      • de windturbine landschappelijk wordt ingepast;
      • de plaatsing van een kleine windturbine alleen mogelijk is op gebouwen hoger dan 6 m;
      • bij het plaatsen van kleine windturbines onder hoogspanningslijnen de leidingbeheerder om advies wordt gevraagd.
  • B. De onder A bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
    • 2. het ruimtelijke beeld;
    • 3. een goede windtoetreding naar molens;
    • 4. de natuurlijke waarden;
    • 5. de milieuhygiënische situatie;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de parkeersituatie.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Beleidsregels Parkeren 2017 (hierna: Beleidsregels parkeren) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de
    Beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.
     

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Sint Nicolaasga - Kabelwaterskibaan Tsjûkemarwei