Plan: | Westeinde 23, Berkenwoude |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1931.PB1603BG007-VG01 |
Op de locatie Westeinde 23 te Berkenwoude is een woning gelegen met enkele bijgebouwen. Eén van deze bijgebouwen betreft een schuur op de achterzijde van het erf. De initiatiefnemer wil het gebouw gaan herbouwen. De schuur bevindt zich buiten de geldende woonbestemming en valt daarmee onder het overgangsrecht.
Omdat de herbouw strijdig is met het geldende bestemmingsplan en omdat het initiatief past op de locatie en gewenst is wordt medewerking verleend. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen op het erf aan de Westeinde 23 te Berkenwoude. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
![]() |
|
Ligging erf Westeinde 23 (rode belijning) en schuur (blauwe belijning) bron: Ruimtelijkeplannen.nl |
Hoofdstuk 2 beschrijft het initiatief. Hoofdstuk 3 omvat een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op uitvoerbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
De locatie Westeinde 23 ligt in een lintbebouwing ten westen van Berkenwoude. De omgeving wordt gekenmerkt door het open polderlandschap van de Krimpenerwaard. Aan de Westeinde zijn meerdere woningen en agrarische bedrijven gevestigd. Het achterland kent nog altijd een agrarisch gebruik waardoor de omgeving een overwegend landelijke uitstraling heeft.
Op de locatie Westeinde 23 te Berkenwoude is een woning gelegen met enkele bijgebouwen. Eén van deze bijgebouwen betreft een voormalige varkensschuur op de achterzijde van het erf. De schuur staat er sinds 1907 en verkeert in zeer slechte bouwkundige en technische staat. Het gebouw is niet onderhouden en er bevinden zich asbestplaten op het dak die gesaneerd moeten worden. De schuur heeft een oppervlakte van 144 m2.
Onderstaand is een aantal foto's opgenomen van de huidige situatie van het perceel en de betreffende schuur.
Westeinde 23 met de betreffende schuur
De schuur zal worden gesloopt, waarna een nieuwe schuur zal worden opgericht op dezelfde locatie. De schuur sluit qua maatvoering en kaprichting aan op de verschijningsvorm van de oude schuur. De nieuwe schuur wordt opgetrokken uit steen en hout en bestaat uit één laag met kap. De naastgelegen oude hooischuur zal tevens worden gesloopt. Door de sloop van de oude schuur en hooischuur en realisatie van de nieuwe schuur ontstaat een kwaliteitsverbetering op deze locatie. Onderstaande afbeeldingen schetsen een beeld van de toekomstige situatie.
Plattegrond toekomstige situatie
Aanzichten van de nieuwe schuur
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan buitengebied 2011. Dit bestemmingsplan is op 13 december 2011 vastgesteld. Het perceel Westeinde 23 heeft een woonbestemming. De woonbestemming is echter maar tot op de helft van het erf gelegen. Het overige deel van het erf heeft een agrarische bestemming gekregen. Ondanks dat de schuur en de hooischuur onderdeel uit maken van het erf vallen ze niet binnen de bestemming 'Wonen' maar 'Agrarisch met waarden'. Ze vallen hiermee onder het overgangsrecht. Over het plangebied ligt tevens de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 2'. Herbouw van de schuur is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.
Uitsnede geldend bestemmingsplan met erf Westeinde 23 (rode belijning) en schuur
Gemeentelijk beleid
Er is sprake van herbouw op dezelfde locatie met dezelfde maatvoeringen. Van een verandering van functie is geen sprake. Herbouw van een bestaande schuur past binnen de (algemene) beleidskaders voor herbouw van gebouwen van de gemeente. Een specifieke toetsing aan de diverse algemene beleidskaders is niet aan de orde.
De uitvoerbaarheid van een projectbesluit moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Algemeen
Ten aanzien van de aspecten bodem, lucht, geluid, milieuzonering en externe veiligheid kan het volgende worden aangegeven. Er is sprake van herbouw van een bestaande schuur, welke in de huidige functie onderdeel uitmaakt van de woonfunctie (een bijgebouw) van Westeinde 23. De herbouw vindt plaats op dezelfde locatie met dezelfde maatvoeringen. Van een verandering van functie is geen sprake. Het gebouw betreft geen verblijfsruimte. Nader onderzoek naar deze aspecten is niet noodzakelijk. Het plan is ten aanzien van het aspect bodem, lucht, geluid, milieuzonering en externe veiligheid uitvoerbaar.
Water
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Onderhavig initiatief wordt in het kader van het wettelijk overleg besproken met het waterschap hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het advies wordt verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing.
Planspecifiek
In vergelijking met de huidige situatie neemt de situatie verhard en bebouwd oppervlak af. De te herbouwen schuur behoud de zelfde oppervlakte als de bestaande schuur. Daarnaast wordt de bestaande hooischuur afgebroken. Omdat er geen toename van het verhard oppervlak is, is er geen compensatieverplichting.
Het plan is ten aanzien van het aspect water uitvoerbaar.
Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied tot bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden of het Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS). Het plangebied met de te herbouwen schuur is niet gelegen in of in de directe nabijheid van de hiervoor genoemde gebieden. Aangezien het een herbouw van een schuur betreft zal deze ontwikkeling ook geen negatieve gevolgen hebben op de genoemde gebieden.
Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Voor het initiatief is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 1 'Ecologisch onderzoek'. Om negatieve effecten uit te sluiten, worden er in het rapport enkele aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding van deze aanbevelingen heeft de Omgevingsdienst Midden Holland enkele voorwaarden gesteld die in de vergunning zijn opgenomen. De initiatiefnemer is hiervan op de hoogte en zal de nodige maatregelen treffen. Hiermee is de uitvoerbaarheid ten aanzien van ecologie aangetoond.
Cultuurhistorie en archeologie
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in een ruimtelijk plan moet worden opgenomen.
De bestaande schuren zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten. Het plan is ten aanzien van het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken.
De bescherming van het archeologisch erfgoed is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden. Over het plangebied is in het geldend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gelegen. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkeling een onderzoeksplicht geldt voor werkzaamheden in de grond met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en die dieper gaan dan 30 cm.
De te herbouwen schuur heeft een oppervlakte van circa 140 m2. De grond is in de huidige situatie echter al geroerd door het bestaande gebouw. Er bevinden zich zogenaamde gruppen en mestkelders onder het gebouw. Het wordt niet aannemelijk geacht dat zich nog mogelijke archeologische waarden in de grond op deze locatie bevinden. Nader onderzoek naar archeologische waarden is dan ook niet noodzakelijk.
Het plan is ten aanzien van het aspect archeologie uitvoerbaar.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of projectbesluit dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
Voorliggend wijzigingsplan betreft een particulier initiatief waaraan de gemeente slechts planologische medewerking verleent. De kosten voor planvorming zullen via leges op de initiatiefnemer worden verhaald. Er is geen sprake van overige kosten voor rekening van de gemeente, zoals kosten ten aanzien van grondverzet. Alle kosten die gemaakt worden met betrekking tot de herbouw van de schuur zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid zeker gesteld.
Inspraak
Dit plan met een beperkte reikwijdte is niet voor inspraak ter visie gelegd. De directe buren zijn op de hoogte van dit plan.
Overleg
Onderhavig initiatief is in het kader van het wettelijk overleg besproken met het waterschap hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het advies is verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing.
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerp van deze beschikking heeft van 3 augustus 2016 tot en met 13 september 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.