direct naar inhoud van Regels
Plan: Schuwacht 342-346, Krimpen aan de Lek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP2106DK016-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Schuwacht 342-346, Krimpen aan de Lek met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP2106DK016-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ICT (internetverkoop) of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij in ieder geval niet zijn begrepen reclame-uitingen.

1.4 aan- en uitbouwen

een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welk onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevel

gevel aan de achterzijde van een gebouw.

1.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren.

1.13 bestaand

bij bouwwerken:

  • een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

bij gebruik:

  • het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag plaatsvinden krachtens een omgevingsvergunning.
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 dagrecreatieve activiteiten

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.26 dakkapel

een uitspringend venster als onderbreking in een dakvlak.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede begrepen een internetwinkel, waarbij de detailhandel uitsluitend plaatsvindt via een elektronische of schriftelijke opdracht verloopt.

1.28 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.29 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 mantelzorg

tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, door personen uit diens omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.32 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.33 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.35 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.36 peil

het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.37 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksbioscoop

Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.

  • seksclub

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.

  • seksautomaat

Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard.

  • sekswinkel

Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

  • prostitutiebedrijf

Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.38 voldoende parkeergelegenheid

parkeergelegenheid voor auto's, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de gemiddelde parkeerkencijfers van CROW-publicatie 381 (december 2018) en diens rechtsopvolger(s), dan wel later door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels over parkeren.

1.39 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw.

1.40 waarden

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.41 woning

een gebouw inclusief aan- en uitbouwen, dat bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden.

1.42 wooneenheid

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage
  • a. de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel gemeten;
  • b. ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per bouwperceel gemeten.
2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. in- en uitritten;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. verblijfsgebied;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals dammen en bruggen.
3.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van straatverlichting mag niet meer dan 12 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van de realisering van geluidswerende voorzieningen.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en oeverstroken;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik,

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. bed & breakfast;
  • d. mantelzorg;


alsmede voor:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. nutsvoorzieningen,


met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding [aeg] moeten hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding [vrij] moeten de hoofdgebouwen vrijstaand zijn gebouwd;
  • e. de goothoogte van woningen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is weergegeven;
  • f. de bouwhoogte van woningen mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is weergegeven;

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken tevens mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden woning en bijbehorende bouwwerken beschouwd tot één bouwperceel te behoren;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;

Grootte achtererfgebied   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
< 500 m²   50 m²  
500 - 750 m²   75 m²  
750 m²   100 m²  

 

  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid a, is ter plaatse van de eetbare tuin, zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels, een kweekkas toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. het bouwen van lichtmasten is niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

5.2.4 Uitsluiten vergunningvrij bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat deze gronden niet worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van de inwerkingtreding van dit plan.

5.2.5 Voorwaardelijke verplichting inrichtingsplan
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt pas verleend als het bouwplan voldoet aan de ontwerpuitgangspunten zoals opgenomen in bijlage 1 Inrichtingsplan en ontwerpuitgangspunten.
  • b. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken indien een gewijzigd inrichtingsplan wordt voorgelegd aan en goedgekeurd door het bevoegd gezag, het bevoegd gezag kan daarbij advies inwinnen van een deskundige.

5.2.6 Voorwaardelijke verplichting sloop bedrijfsgebouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen wordt pas verleend als alle bedrijfsgebouwen in de gebieden aangeduid met een A in de in bijlage 2 van de regels opgenomen Sloopkaart zijn gesloopt.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
  • a. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    • 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    • 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
    • 4. detailhandel is niet toegestaan;
    • 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • b. Voor het uitoefenen van een bed & breakfast zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen maximaal 3 kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 2. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
    • 4. de bedrijfsvoering van de bed & breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
    • 5. de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen beschikt (douche/bad, wc en keuken(blok).

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting groensingel

Het gebruik als bedoeld in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat de groensingel, zoals op de verbeelding weergegeven met de functieaanduiding 'groen' in stand gehouden wordt.

5.3.3 Voorwaardelijke verplichting sloop schuur

Het gebruik van het bijgebouw dat op de verbeelding is aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - 2' is uitsluitend toegestaan als binnen 1 jaar na de bouw het bijgebouw dat met een B is aangegeven op de in bijlage 2 van de regels opgenomen Sloopkaart zijn gesloopt.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden of de daar te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • c. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming geen bouwwerken worden gebouwd;
  • d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – uitsluitend met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels en het gestelde onder 6.3– worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in dit lid, onder b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om van gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' de bodem beneden maaiveld te verstoren.

  • a. Het verbod onder a. is niet van toepassing indien het:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – aw1' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - amk' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - aw2' geen coupure of doorsnijding van de dijk plaats vindt;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw1' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;
  • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw2' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
  • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw3' een verstoring betreft van minder dan 2 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
  • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw4' een verstoring betreft van minder dan 2 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m²;
  • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw5' een verstoring betreft van minder dan 4 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
  • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw6' een verstoring betreft van minder dan 3 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 5.000 m²;
  • b. Het verbod onder a. is evenmin van toepassing voor werken en werkzaamheden die:
  • 1. in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • 2. in het kader van het normale agrarische gebruik worden uitgevoerd, waaronder mede wordt verstaan het aanbrengen van onderwaterdrainage;
  • 3. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • 4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. Het verbod onder a. is evenmin van toepassing indien een rapport is overgelegd waarin de archeologische (verwachtings)waarde van de te verstoren bodem naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
  • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of
  • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of
  • 3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • d. Het overleggen van een rapport is niet nodig als uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het terrein niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding, met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels

Uitgezonderd bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer', mogen op deze gronden, gehoord de waterbeheerder, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het in lid 7.1 genoemde doel onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader van te voren advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande bebouwing

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
9.2 Kelders

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in maximaal één laag.

9.3 Bouwen nabij watergangen

Bebouwing dient ten minste 2 m, gemeten vanuit de boveninsteek van het talud, uit de randen van de watergang te worden gesitueerd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windwokkels en zendmasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.
10.2 Evenementen

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horeca-activiteiten, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, ontheffing of afwijking is verleend.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Milieuzone - waterwingebied

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn bestemd voor:
    • 1. het exploiteren van grondwater;
    • 2. het beschermen van grondwater;
    • 3. het bestaande agrarisch medegebruik;
    • 4. natuur;
  • b. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen geen andere bouwwerken dan ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten van het waterleidingbedrijf worden gebouwd.
11.2 Milieuzone - boringsvrijezone

De gronden met de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn aangewezen als boringsvrije zone.

  • a. De boringsvrije zone overkoepelt het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied. De grond is bestemd voor de bescherming van de afdekkende laag van het waterdoorvoerende pakket.
  • b. De grond mag niet dieper dan 2,5 m onder maaiveld worden geroerd. Alle handelingen in de bodem die de deklaag kunnen beschadigen zijn niet toegestaan. Dit geldt niet voor handelingen ten behoeve van grondwaterbeheer of handelingen waarvoor Gedeputeerde Staten toestemming heeft verleend. Heien van palen is toegestaan, mits geen palen met verbrede voet worden gebruikt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool-overstortkelders, rioolgemalen, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 3 m, en – indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft – geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riooloverstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. voor het bouwen van zendmasten en antenne-installaties ten behoeve van openbaar nut, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
  • c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
  • e. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  • f. ten behoeve van woningsplitsing in hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', mits:
    • 1. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming 'Wonen' van deze regels;
    • 2. indien gesplitst wordt in twee of meer wooneenheden de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per wooneenheid maximaal 50 m2 bedraagt;
    • 3. de inhoud per wooneenheid minimaal 300 m3 bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    • 5. de belangen van de in de directe omgeving gelegen (agrarische) bedrijven niet worden geschaad;
    • 6. ter plaatse van de wooneenheden sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
    • 7. in de motivering een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving in verband met externe veiligheid en hoogspanningslijnen.
12.3 Voorwaarden voor afwijken

De omgevingsvergunning voor het afwijken bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de van toepassing zijnde milieuwetgeving in acht wordt genomen;
  • c. zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  • d. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid.
12.4 Aangrenzende percelen

De omgevingsvergunning voor het afwijken bedoeld in dit artikel kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

12.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het bepaalde in lid 12.2 is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 35, lid 35.1 van deze regels.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijze van afwegen en toe te passen afwegingscriteria:

Algemene criteria

Voor de wijzigingen zoals opgenomen in lid 13.2 geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • e. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
  • f. de functiewijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  • g. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
  • i. een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
  • j. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid in acht te worden genomen;
  • k. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
  • l. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
  • m. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht;
  • n. de functiewijziging mag geen belemmering vormen uit oogpunt van externe veiligheid.
13.2 Wijzigen bouwvlakken

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden aangepast ten behoeve van de situering van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het huidige bouwvlak mede is gelegen binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering;
  • b. aanpassing van het bouwvlak uit het oogpunt van waterstaatkundige belangen noodzakelijk is;
  • c. het bestaande oppervlak van het bouwvlak gelijk blijft.

Artikel 14 Algemene procedureregels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
15.1.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in de CROW-publicatie 381 (december 2018) en diens rechtsopvolger(s).

15.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1.1, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
  • c. uit parkeeronderzoek blijkt dat de parkeerdruk in het openbaar gebied niet toeneemt.

15.1.3 Advies

Een afwijking als genoemd in 15.1.2 wordt pas verleend, nadat een advies is verkregen van een verkeerskundige.

15.2 Beleidsregels parkeren

Het bevoegd gezag past artikel 15.1 toe met inachtneming van de CROW-publicatie 381 (december 2018) en diens rechtsopvolger(s) of door haar nadien vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 16.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Schuwacht 342-346, Krimpen aan de Lek'.