direct naar inhoud van Regels
Plan: Goudriaanlocatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP1908DK042-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Goudriaanlocatie' met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1908DK042-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.7 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.12 bedrijfsactiviteiten in of bij een woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.13 beroepsactiviteiten in of bij een woning

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.14 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.18 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.25 dakvlak

een hellend vlak in een dak.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dove gevel

a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en

33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede
b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken.

1.30 gevellijn

de op de plankaart aangegeven lijn, waar de zij- en voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door bouwwerken mag worden overschreden.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.32 kinderen

mensen met de leeftijd van 0 tot 15 jaar.

1.33 nok

een snijpunt van twee of meer dakvlakken, zijnde de hoogste lijn van het dak.

1.34 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.

1.35 overkapping

een bouwwerk met een gesloten dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.36 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in, op of boven het water wordt gebouwd: het waterpeil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.37 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
1.39 terrassteiger

een constructie boven het water, die dient als terras voor het afmeren van de woningen.

1.40 twee-aaneen

blokken van twee aaneen gebouwde woningen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.

1.42 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.43 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten, bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk

buitenwerks en boven peil.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de nokhoogte

de bouwhoogte van een bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, taluds, bruggen, bermstroken, oevers, terrassteigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
  • b. de breedte van terrassteigers mag niet meer bedragen dan 2 m, gemeten haaks op de oeverlijn;
  • c. de oppervlakte van terrassteigers mag niet meer bedragen dan 10 m², met dien verstande dat de oever van het bouwperceel over een lengte van ten minste 50 % onbebouwd dient te blijven.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', een verkeersontsluiting ten dienste van de woonfunctie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein ten dienste van in het plangebied gelegen woningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.2 Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de zij- en voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en 'verkeer' zijn hoofdgebouwen niet toegestaan.
  • a. de goothoogte van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • b. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 80°;
  • d. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 15.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat het bebouwingsgebied voor 50% onbebouwd en onoverdekt blijft;
  • b. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3.30 meter;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 5 meter en voor overkappingen maximaal 3 meter.
4.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt maximaal 10 meter;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
4.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder e voor het bouwen op een kortere afstand dan wel het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. artikel 4.2.3 onder a voor een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, mits het totale bebouwingsgebied bebouwd wordt tot ten hoogste 50%;
  • c. artikel 4.2.3 onder a en artikel 4.4.1 onder b voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van kantoor en/ of praktijkruimten ten behoeve van beroepsactiviteiten in of bij de woning tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bebouwingsgebied ten hoogste 50 % bedraagt;
    • 2. er geen onevenredige verkeersoverlast te verwachten is.
  • d. artikel 4.2.3 onder c voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen van de woning in de voorgevelrooilijn van de woningen waar aan- of bijgebouwd wordt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of kleinschalig bedrijfsactiviteit

Als een gebruik toegestaan binnen de bestemming wordt tevens bedoeld de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of kleinschalig bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat;

  • a. uitsluitend bedrijfsactiviteiten behorende tot categorie 1, zoals bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan, alsmede bedrijfsactiviteiten die voor wat betreft de invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen zijn;
  • b. niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 50 m2;
  • c. het beroep- of kleinschalige bedrijvigheid door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • e. de activiteiten geen nadelige gevolgen hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behouden in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.

4.4.2 overige zone - voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening

De hoofdgebouwen van de woningen nummers 13 en 23, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels, mogen uitsluitend in gebruik worden genomen, nadat:

  • a. de zijgevels die grenzen aan de aanduiding 'gevellijn' de eerste verdieping als dove gevels worden uitgevoerd en in stand worden gehouden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening' een geluidwerende erfafscheiding met een minimale hoogte van 1,8 meter over de gehele lengte van het achtererf wordt aangelegd en in stand wordt gehouden;
  • c. een geluiddemper met een tussenschakeldemping van ten minste 10 dB(A) in of op de afzuiging van de spuitcabine van het bedrijf 'De Ridder' gelegen aan de Kerkweg 131 te Ouderkerk aan den IJssel wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Met dien verstande dat indien de hoofdgebouwen afwijkend gesitueerd worden dan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels en de aanduiding overige zone - voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening wijzigt, dient een akoestisch rapport overlegd te worden, waarin is aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevels voldoet aan de grenswaarden zoals opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

4.4.3 Verkeersontsluiting

De aanduiding 'verkeer' mag over een afstand van ten hoogste 2,5 meter worden verschoven, met dien verstande dat de orientatie en de breedte van deze aanduiding wordt gehandhaafd.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming van de archeologische (verwachtings-)waarde.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven en/of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verboden gebruik

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

7.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.1

  • a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.3 Parkeren
7.3.1 Algemeen

Binnen het plangebied dienen per woning 1,93 parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand te worden gehouden, met dien verstande dat de drie bestaande parkeerplaatsen langs de Kerkweg mogen worden meegeteld in de parkeerbalans.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) tevens aangewezen voor de instandhouding van de hoogspanningsverbinding.

8.1.2 Verbod

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' mogen geen objecten worden gebouwd, waar het aannemelijk is dat kinderen er langdurig verblijven, zoals woningen.

8.1.3 Afwijken van het verbod

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het verbod in 8.1.2, indien met een berekening kan worden aangetoond, dat het jaargemiddelde magneetveld lager is dan 0,4 microtesla. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen dient voor advies eerst contact te worden opgenomen met de netbeheerder.

8.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, indien uit een deskundig onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico's voor kinderen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit bestemmingsplan voor:

  • a. voor zover deze overschrijding van grenzen niet leidt tot wijziging van bestemmingen of onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m² en een goothoogte van niet meer dan 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  • c. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Goudriaanlocatie'.