Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Nieuwe Wetering III
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1931.BP1602BT013-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
  
1.1 het plan
het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering III  van de Gemeente Krimpenerwaard;
  
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.4 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
  
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.6 bedrijfskantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden welke een directe relatie heeft met op een op dezelfde perceel aanwezige productie;
 
1.7 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.8 beperkt kwetsbaar object
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  4. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
 
1.9 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
1.10 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1931.BP1602BT013-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);
 
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld ter plaatse te functioneren;
 
1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde
alle bouwwerken die geen voor mensen toegankelijk geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimten vormen;
  
1.21 erfgrens
de grens tussen twee kadastrale percelen;
  
1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
  
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming en of verschijningsvorm, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.25 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
 
1.26 kwetsbaar object
  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
 
1.27 landschapszijde
De oost- en zuidzijde van het plangebied met de bestemming bedrijventerrein direct grenzend aan het open gebied.
 
1.28 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
 
1.29 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de hoofdontsluitingsweg ten tijde van de aanleg, op een nader door de gemeente aan te geven hoogte gerelateerd aan NAP.
 
1.30 perifere detailhandel
detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair alsmede bouwmarkten en detailhandel in woninginrichting waar onder meubelen, die vanwege de omvang en aard van de goederen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.
 
1.31 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
  
1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
 
1.33 verdiept parkeren
een gebouwde parkeervoorziening geheel of gedeeltelijk beneden maaiveld; waarbij een minimale diepte van 1,5 meter beneden maaiveld geldt.
 
1.34 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
 
1.35 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.36 zelfstandig kantoor
Een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder dat deze een directe relatie heeft met bijbehorende productie op éénzelfde perceel, of zonder dat er productie op hetzelfde perceel plaatsvindt.
 
1.37 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend;
 
2.4 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.7 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2 Bestemmingsregels
  
Artikel 3 Bedrijventerrein-1 (BT-1)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein-1 (BT-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduidingen:
    1. (milieucategorie 3.1) bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten(bijlagen bij de regels bijlage 1);
    2. (milieucategorie 3.2) bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; (bijlagen bij de regels bijlage 1);
    3. (milieucategorie 4.1) bedrijven in de categorieën 1 t/m 4.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;(bijlagen bij de regels bijlage 1);
    4. (milieucategorie 4.2) bedrijven in de categorieën 1 t/m 4.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten(bijlagen bij de regels bijlage 1);
  2. categorieën van Inrichtingen die aangewezen zijn in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn uitgezonderd van vestiging; 
  3. perifere detailhandel, met dien verstande dat:
    1. het betreft de vestiging van een individueel bedrijf;
    2. er geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat;
    3. het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein zoals opgenomen in dit bestemmingsplan;
  4. een en ander met bijbehorende (nuts-)bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen, erven met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
   
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat:
  1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
  2. de bouwhoogte van kantoren, behorende bij bedrijven, mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  3. het brutovloeroppervlak van een kantoor behorende bij een bedrijf mag niet meer bedragen dan 50% van het brutovloeroppervlak van het bedrijf met een maximum van 750 m²;  
  4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met 2 meter overschreden mag worden ten behoeve van technische installaties zoals liftopbouwen, afvoerkanalen, luchtbehandelinginstallaties, ontvangstinstallaties en antennes;
  5. met in acht name van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub d  en artikel artikel 3 lid 5  geldt er een maximum bebouwingspercentage van 70%;
3.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
  1. de bouwhoogte voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan maximaal 9 meter;
  2. de bouwhoogte van vlaggemasten mag niet meer mag bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte voor overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2 meter.
  
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 sub 2 en toestaan dat de maximale bouwhoogte met 2 meter overschreden wordt ter plaatse van een verdiepte parkeerkelder en bijbehorende in- en uitgangen waarbij de bovenkant van de keldervloer minimaal 1,5 meter onder maaiveld gelegen is.
  2. artikel 3 lid 2.1 sub 5  en toestaan dat het maximum bebouwingspercentage verruimd wordt tot 80% indien:
    1. minimaal het extra benodigd aantal parkeerplaatsen als gevolg van de uitbreiding gerealiseerd worden in een gebouwde parkeervoorziening; 
    2. middels een verkeerskundig onderzoek aangetoond is dat er voldoende parkeerruimte op eigen terrein beschikbaar blijft. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 3 lid 5.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
  1. Buitenopslag is toegestaan buiten het zicht vanaf de openbare weg en de landschapszijde waarbij minimaal 5 meter wordt vrijgehouden tot de erfgrens dan wel de waterlijn aan die zijden;
  2. Gestapelde opslag hoger dan de feitelijke bouwhoogte van het hoofdgebouw is niet toegestaan en wordt aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5 van deze regels;
  3. Een gebruik van gronden en bebouwing voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet toegestaan;
  4. Parkeren, laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan. Parkeren, laden en lossen binnen de bestemming Verkeer wordt aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5 van deze regels.
3.5 Nadere eisen
3.5.1 Parkeren
Parkeren geschiedt op eigen terrein binnen het aangegeven bouwvlak. Hierbij worden minimaal de volgende normen, conform de ASVV 2004, 2e herziene druk, okt. 2004 uitgegeven door het CROW, aangehouden:
 
  1. Arbeidsextensieve / bezoekersextensieve bedrijven zoals bijvoorbeeld een opslagbedrijf, groothandel of transportbedrijf: 0,6 parkeerplaatsen per 100 m² bvo
  2. Arbeidsintensieve / bezoekersextensieve zoals bijvoorbeeld industriebedrijven, garagebedrijven, laboratorium of werkplaats: 2,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik in strijd met de aan de gronden toegekende bestemming;
  2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik binnen de reguliere bedrijfsvoering van een bedrijf of voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels:
  1. ten behoeve van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan maximaal 50 m², en
    2. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;
6.2 Voorwaarden
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 1  kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. tussen initiatiefnemer en de gemeente een overeenkomst is gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.
  
7.1.2 Bouwregels
  1. Het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen, zijn uitsluitend toelaatbaar indien:
    1. de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad;
    2. er geen bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 2,5 meter gemeten vanaf maaiveld.
  2. Het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen waarbij bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 2,5 meter zijn uitsluitend toelaatbaar indien daardoor de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad en alvorens een omgevingsvergunning verleend wordt, burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen hebben bij het bevoegd gezag.
  3. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 1.2 sub a onder 1 is het slaan van heipalen zonder verzwaarde voet toegestaan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub a onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met niet meer dan 10%.
  3. Het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
8.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 8 lid 2 sub a , te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 8 lid 2 sub a , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 8 lid 2 sub a  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan  De Nieuwe Wetering III  van de Gemeente Krimpenerwaard.