Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan uitbreiding manege Lopikerweg 64a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1931.BP1509BG008-VG01
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de constatering dat de wedstrijdbak van de vereniging Zilverstadruiters in strijd is met de agrarische bestemming van het vigerend bestemmingsplan. Voor het gebruik is geen vergunning verleend. Met dit bestemmingsplan kan dit gebruik worden gelegaliseerd. De bereidheid om mee te werken aan legalisatie is ontstaan na vaststelling van de Verordening Ruimte 2014 in juli 2014. In deze verordening wordt ruimte geboden voor activiteiten in het landelijk gebied, die naar aard en schaal passend zijn. Uit navraag bij de provincie blijkt dat de wedstrijdbak van de vereniging Zilverstadruiters als passend in het landelijk gebied beschouwd kan worden. Gelet op de verruimde kaders van de provincie is de gemeente Krimpenerwaard bereid om medewerking te verlenen aan legalisatie van de wedstrijdbak aan de Lopikerweg 64A. Voor de bestemmingsplanherziening heeft de vereniging Zilverstadruiters dit bestemmingsplan laten opstellen.
 
In het huidige bestemmingsplan heeft de wedstrijdbak voor een deel de enkelbestemming Agrarisch met waarde en dubbelbestemmingen Waarde Archeologie 5 en Waarde Cultuurhistorie 1 en voor een deel de enkelbestemming Sport – Manege en dubbelbestemmingen Waarde Archeologie 5 en Waarde Cultuurhistorie 1. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de situatie die aanwezig was voordat de wedstrijdbak is aangelegd. Door de wedstrijdbak is de functie en invulling van het plangebied gewijzigd. De wedstrijdbak past dan ook niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan Buitengebied van juli 2010. De gemeente is voornemens door middel van dit bestemmingsplan medewerking te verlenen aan de legalisatie van de wedstrijdbak.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
De planlocatie is gelegen in het buitengebied ten noordoosten van Schoonhoven. De omgeving bestaat hoofdzakelijk uit agrarische bedrijven met daartussen verspreid liggende (bedrijfs)woningen. Het perceel ligt aan de Lopikerweg. De ligging van het plangebied is op onderstaande figuur bij benadering weergegeven. Het initiatief voor deze locatie betreft het planologische mogelijk maken van een wedstrijdbak. Het plangebied ligt binnen de kadastrale grenzen van de gronden van de vereniging De Zilverstadruiters.
 
 
Globale ligging planlocatie (bron: GoogleEarth)
 
 
Plangebied aan de Lopikerweg (bron GoogleEarth)
 
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Buitengebied
De planlocatie ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied” Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 5 maart 2010 vastgesteld. Binnen het plangebied geldt voor de noordelijke helft de bestemming ‘agrarisch met waarden’ en voor de zuidelijke helft de bestemming ‘sport - manege’. Een herziening voor de dubbelbestemmingen archeologie en cultuurhistorie is ontstaan na vaststelling van het “Parapluplan Cultuurhistorie en Archeologie” op 30 december 2014. Voor het plangebied gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde Culuurhistorie 1’ en ‘Waarde archeologie 5’.
 
 
Uitsnede bestemmingsplan “Buitengebied Woudenberg 2010”
     
1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting
Het bestemmingsplan ‘Uitbreiding manege Lopikerweg 64A’ bestaat uit de volgende stukken:
  • toelichting;
  • verbeelding, schaal 1:1.000 (IDN nummer:NL.IMRO.1931.BP1509BG008-VG01);
  • planregels.
 
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
 
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
 
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
 
De toelichting is als volgt opgebouwd:
 
  • hoofdstuk 2 staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van de verschillende overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven;
  • in hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 6 behandelt ten slotte de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en toekomstige situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis (bron: bestemmingsplan buitengebied 2010)
Het grondgebied van de gemeente Schoonhoven ligt grotendeels in de Krimpenerwaard en deels in de Lopikerwaard. De Krimpenerwaard is een groot veeneiland dat wordt omsloten door de rivieren de Hollandse IJssel en de Lek en het (voormalige) veenstroompje Vlist. Langs de Lek (en de Hollandse IJssel) liggen oeverwallen die op enige afstand van de rivier overgaan in de veengebieden. Het oorspronkelijke bosveen is door de relatieve afname van rivierwater en de toename van regenwater geleidelijk aan (mesotroof) broekveen geworden. Als gevolg van de bodemopbouw zijn langs de randen stroken met nederzettingen die nadrukkelijk op de rivier gericht zijn en daartussen een uitgestrekt middengebied. De uitgestrekte polders met grasland, het veenweidegebied, waren van oorsprong een moerasachtig gebied, dat in de middeleeuwen werd ontgonnen door deze gebieden te ontwateren. In de verkaveling kan men drie vormen van ontginning herkennen: vrije opstrek, cope-ontginning en de restverkavelingen. De eerste fase betrof de ontginning van de randgebieden vanuit de oeverwallen van de Lek en de IJssel. Dit waren ontginningen met een opstrekkende verkaveling, waarvan geen vaste achtergrens bepaald was. In de tweede fase werden de gebieden langs de Vlist en in het middengebied van de waarden ontgonnen met de regelmatige cope-ontginning, waarvan lengte en breedte wel bepaald waren. Tijdens de laatste fase werden de restgebieden in gebruik genomen. Dit zijn de gebieden met vrij onregelmatige grenzen en een afwijkende verkaveling. Het ontginningspatroon, de slagenverkaveling, is nog zichtbaar en gaaf aanwezig in het landschap. De Krimpenerwaard en Lopikerwaard zijn mede daarom aangemerkt als Belvederegebied.
 
Het ontginnen van de veengebieden vond, zoals gezegd, plaats vanuit een zogenoemde ontginningsbasis: een weg, dijk of wetering van waaruit loodrecht in evenwijdige stroken te werk werd gegaan. De ontginners moesten aan de landsheer een “tijns” betalen die één tiende van de oogst bedroeg. Deze tijnsen werden langs tiendwegen of tiendweteringen opgehaald. De tiendwegen staan dwars op de verkaveling en liggen op enige afstand van de rivierdijken. De tiendwegen worden aan beide zijden geflankeerd door weteringen.
 
In de verkaveling van de Lopikerweg 64A is dit historische ontginningspatroon nog goed herkenbaar.
2.2 Voormalige situatie en toekomstige situatie (ruimtelijk en functioneel)
De wedstrijdbak is in 1998 aangelegd en ligt in het buitengebied. Het buitengebied heeft grotendeels een agrarische functie. Deze agrarische functie bestaat voornamelijk uit grondgebonden veehouderij waardoor de agrarische gronden hoofdzakelijk uit grasland bestaan. De aanwezige bebouwing heeft voornamelijk een woonfunctie, waarvan een deel van de bebouwing voorheen een agrarische functie had. Het aantal volwaardige agrarische bedrijven in het buitengebied bestaat slechts uit circa zes bedrijven. Naast agrarische bedrijven zijn in het buitengebied de manege De Zilverstadruiters en een garagebedrijf aanwezig.
 
De wedstrijdbak, ligt op het terrein van De Zilverstadruiters en bedraagt in totaal 1800 m² (60m*30m). Het bevindt zich ten noordoosten van de kern Schoonhoven. De wedstrijdbak is onderdeel van de bestaande manege. De wedstrijdbak ligt achteraan het terrein achter de binnenmanege. De manege wordt ontsloten vanaf de Lopikerweg. Direct naast de inrit is het parkeerterrein voor auto’s en het opstellen van trailers.
 
Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande wedstrijdbak gelegaliseerd. Het terrein van de wedstrijdbak was voor de helft in gebruik als agrarisch terrein en voor de helft van het terrein in gebruik als manege.
 
Situatieschets
 
Luchtfoto
 
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' wordt het ruimtelijk beleid voor Nederland tot 2040 schetst. Uitgangspunten zijn dat Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig moet zijn. De Rijksoverheid richt zich hiermee op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Overig ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Voor kleinere ontwikkelingen heeft het rijksbeleid een te hoog abstractieniveau voor een concrete toetsing.
 
Het betreft een reeds bestaande situatie van beperkte omvang.De wedstrijdbak vormt geen belemmering voor de (nationale) waterveiligheid.
 
Conclusie:
Er is geen strijdigheid met de rijksbelangen. Het rijksbeleid vormt voor dit initiatief dan ook geen belemmering.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
 
In het Barro zijn vijftien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
 
a.       mainportontwikkeling Rotterdam,
b.      kustfundament,
c.       grote rivieren,
d.      Waddenzee en waddengebied,
e.       defensie,
f.       erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
g.      rijksvaarwegen, hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
h.       elektriciteitsvoorziening,
i.        ecologische hoofdstructuur, p
j.        primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
k.       IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte),
l.        veiligheid rond rijksvaarwegen,
m.     verstedelijking in het IJsselmeer,
n.       toekomstige rivierverruiming van de Maastakken,
o.      buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  
Conclusie
Het toestaan van een wedstrijdbak in het buitengebied valt niet onder één van de projecten uit het Barro. Door de kleinschaligheid van het initiatief zal eveneens geen nationaal belang worden geschaad.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Visie ruimte en mobiliteit (VRM)
De VRM is de provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland zoals in de wet RO is voorgeschreven. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. De visie bevat vier rode draden. Deze rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
 
  1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. bevorderen van een water- en energie-efficiciënte samenleving.
 
De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
 
  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
 
De legalisatie van de wedstrijdbak biedt ruimte aan ontwikkeling, sluit aan bij een maatschappelijke vraag, ondersteunt een vereniging en stuurt op een doel (minder op regels)
3.2.2 Verordening 2014
In juli 2014 heeft de provincie Zuid-Holland de Verordening 2014 vastgesteld. De Verordening is vastgesteld in samenhang met de Visie ruimte en mobiliteit en het Programma ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. In deze verordening wordt ruimte geboden voor activiteiten in het landelijk gebied. De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en past in de kwaliteit van het buitengebied. Tevens brengt de nieuwe functie geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven. De wedstrijdbak van de vereniging Zilverstadruiters kan worden beschouwd als passend in het landelijk gebied en valt hiermee binnen de verruimde kaders van de provincie.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Structuurplan “Schoonhoven vitale stad in het groene hart” (oktober 2002)
In het buitengebied wordt voor het gemeentelijk beleid verwezen naar Structuurplan “Schoonhoven vitale stad in het groene hart” (oktober 2002).
 
Doel van het structuurplan voor de gehele gemeente is het opstellen van een strategische ruimtelijke visie voor het gemeentelijk grondgebied van Schoonhoven. Er bestaat behoefte aan een randvoorwaardelijk kader, waarbinnen in de toekomst plannen kunnen worden gemaakt. Het structuurplan heeft een “planhorizon” tot 2015 en waar mogelijk verder. Gekozen wordt voor het in stand houden van de historische ontginning en het voortzetten van het agrarisch grondgebruik in grote delen van het veenweidegebied.  In het buitengebied zijn in beginsel geen mogelijkheden voor uitbreiding van wonen en werken. Daar zullen alleen de mogelijkheden om vrijkomende gebouwen een andere bestemming te geven of vervangende nieuwbouw te plegen worden verruimd. Dit zal per saldo leiden tot een vermindering van het bouwvolume, en moet in ieder geval een kwaliteitsverbetering van het landschap opleveren. Met de verdere ontwikkeling van Schoonhoven wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de instandhouding van de “lobbenstructuur”. Door de stadsrandzone vrij te houden van nieuwe bebouwing en het met min of meer groene stedelijke functies in te richten (waterpark, volkstuinen, sportcomplex) kan ook in de toekomst het buitengebied de stad ver binnen blijven dringen.
 
Na vaststelling van de provinciale verordening in juli 2014 is het gemeentelijk beleid waar mogelijk wordt meegewerkt aan verruimde kaders van het buitengebied. Voorwaarde is dat dit de kwaliteitsverbetering van het landschap niet in de weg staat. Met voorliggend plan wordt geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied toe gestaan; het betreft uitsluitende de uitbreiding van de manegefunctie, cq. het gebruik van een wedstrijdbak. De wedstrijdbak kan worden beschouwd als passend in dit gemeentelijk beleid.
3.3.2 Bestemmingsplan “Buitengebied”
Voor het gemeentelijk beleid geldt het bestemmingsplan “Buitengebied”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 5 maart 2010 vastgesteld. Binnen het plangebied geldt voor de noordelijke helft de bestemming ‘agrarisch met waarden’ en voor de zuidelijke helft de bestemming ‘sport - manege’. Daarnaast geldt op grond van het parapluplan “Cultuurhistorie en Archeologie” (vastgesteld 30 oktober 2014) voor het gehele plangebied de dubbelbestemmingen: ‘Waarde – Cultuurhistorie 1’ en ‘Waarde – Archeologie 5’. In de bestemming ‘sport – manege is de wedstrijdbak toegestaan. In de bestemming ‘agrarisch met waarden zijn onder andere agrarisch gebruik, extensief recreatief medegebruik en kleinschalige kampeeractiviteiten toegestaan. De dubbelbestemmingen zijn voor behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden.  
Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Achtereenvolgens komen de aspecten ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna, de milieuaspecten en water aan bod. Afgesloten zal worden met een korte conclusie.
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
De gronden van de wedstrijdbak hebben de dubbelbestemmingen Waarde Cultuurhistorie 1 en Waarde Archeologie 5. In het bestemmingsplan Buitengebied is een kaart opgenomen waarin de gronden zijn aangeduid met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. In de regels van het parapluplan Cultuurhistorie en Archeologie zijn ook een regels opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Voor de Waarde Archeologie 5 geldt dat geen bouwwerken mogen worden aangelegd die dieper reiken dan 1,5m en een oppervlakte heeft die groter is dan 5000 m².   
 
Kaart archeologische waarden (bron bestemmingsplan buitengebied) met aanduiding plangebied
 
In 1996 is de vereniging Zilverstadruiters gevestigd op de huidige locatie. Ongeveer twee jaar daarna (1998) is de buitenbak aangelegd. De bodem is als volgt opgebouwd: de wedstrijdbak is 50cm uitgegraven, vervolgens zijn er drainagebuizen ingelegd, waarna het is afgevuld met grind en een laag zand. Daarna is het afgedekt met gronddoek (wit wegendoek) en hieroverheen is een laag van 20cm drainagezand en tapijtsnippers (milieuveilig) gelegd.
 
De wedstrijdbak is niet dieper dan de voorgeschreven 1,5m en niet groter dan de voorgeschreven 5000 m². De dubbelbestemming Waarde Archeologie 5 is daarom ongewijzigd opgenomen in dit bestemmingsplan.
 
Voor het behoud van cultuurhistorische waarden heeft de gemeente Schoonhoven in maart 2014 “De Adviesnota Cultureel Erfgoed” vastgesteld en op 30 oktober 2014 het parapluplan “Cultuurhistorie en Archeologie” vastgesteld. Hiermee heeft de gemeente een visie en regels over de wijze waarop zij het belang van de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen zal afwegen. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde Cultuurhistorie 1’. Voor deze ruimtelijke ontwikkeling is van belang dat het cultuurhistorisch landschap behouden blijft. De Krimpenerwaard ligt ingeklemd tussen de Hollandse IJssel, de Lek en de Vlist, een kleinere veenstroom. Samen met de Lopikerwaard vormt de Krimpenerwaard het grootste aaneengesloten veenweidegebied van Nederland. Het landschap ter plaatse betreft een uitgestrekt, open agrarisch veenweidegebied, met een gaaf patroon van middeleeuwse ontginningen, met typische, opstrekkende percelen en sloten, dijkdorpen en bebouwingslinten. Bij de aanleg van de wedstrijdbak blijft de openheid behouden. De wedstrijdbak valt tevens binnen het patroon van historische ontginningen. De ontwikkeling vormt geen onevenredige aantasting van cultuurhistorische structuren en objecten.
 
Conclusie
De legalisatie van de wedstrijdbak wordt niet belemmerd door planologische randvoorwaarden op het gebied van archeologie en cultuurhistorie.
4.2 Flora- en fauna
Natuurbeschermingswet
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura2000-gebied kunnen aantasten.
 
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied genaamd “Uiterwaarden Lek” bevindt zich op ruim 1km afstand (bron: Natura 2000-gebieden). Het plangebied ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur.
 
Flora- en faunawet
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:
 
  • een algemene vrijstelling voor algemene soorten;
  • een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.
  
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
 
 Analyse en conclusie
In het bestemmingsplan Buitengebied is de volgende analyse flora en fauna opgenomen.
 
“De meeste natuurwaarden zijn geconcentreerd in smalle stroken langs de oevers van de sloten, de tiendwegen, polderkaden en landscheidingen. Verder zijn de oevers en uiterwaarden van de Lek van belang voor de natuur, mede door de boomgaarden en kleine loofboselementen op de zavelige gronden voor de dijk. Langs de linten en tiendwegen staan op veel plaatsen knotwilgen en de landscheidingen zijn veelal bezet met elzen en essenhakhout, de geriefhoutbosjes. De Krimpenerwaard wordt gekenmerkt door een grote rust en openheid en is daardoor een veelbezochte verblijfsplaats voor weidevogels en wintergasten. Naast de ooievaar, de zwaan, de gans en verschillende reigersoorten, is het verschijnen van de grutto, de tureluur en de kievit zeer algemeen. ’s Winters worden de waarden bezocht door tienduizenden ganzen, smienten, kleine zwanen en andere wintergasten. In de weilanden lopen tal van hazen en fazanten. De fuut, het waterhoentje en de meerkoet zijn in de sloten en watertjes ook talrijk aanwezig. Na lange tijd te zijn weggeweest is de buizerd weer teruggekeerd. Torenvalken en kiekendieven zijn nooit weggeweest.”
 
Het plangebied is volledig in gebruik als wedstrijdbak. Met de legalisering van de wedstrijdbak blijven de bestaande waarden voor flora en fauna behouden.
4.3 Verkeer en parkeren
De wedstrijdbak is sinds 1998 bereikbaar via de Lopikerweg. Op een reguliere dag komen gemiddeld 10 auto’s over de dag verspreid naar de vereniging. Op een wedstrijddag komen gemiddeld 10 auto’s met bezoekers en 10 auto’s met een paardentrailer. De parkeerplaats kan ook gebruikt worden door bezoekers van de volkstuinen. Dit zijn gemiddeld 5 auto’s per dag. Parkeerruimte op eigen terrein is ruimschoots aanwezig. Over de Lopikerweg rijden overdag een beperkt aantal auto’s. Het verkeer op de Lopikerweg ondervindt geen verkeershinder van legalisering van de wedstrijdbak.
4.4 Luchtkwaliteit
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
  1. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  2. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  3. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan;
  4. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL).
 
Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld.
 
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
 
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM. In de AMvB-NIBM is vastgelegd dat een verslechtering van 3% van de luchtkwaliteit (c.q. een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ kan worden beschouwd.
 
Initiatief is NIBM
Het aantal voertuigbewegingen als gevolg van voorliggend plan zal niet toenemen. Geconcludeerd kan worden dan het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. 
 
Conclusie
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.
4.5 Bodemkwaliteit
De Wet Bodembescherming (Wbb) schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
 
Op de planlocatie is sprake van een legalisering van een wedstrijdbak. Hiervoor zal onderbouwd moeten worden of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
 
Het betreft een wedstrijdbak die sinds 1998 in gebruik is. De bodem is als volgt opgebouwd: de wedstrijdbak is 50cm uitgegraven, vervolgens zijn er drainagebuizen ingelegd, waarna het is afgevuld met grind en een laag zand. Daarna is het afgedekt met gronddoek (wit wegendoek) en hieroverheen is een laag van 20cm drainagezand en tapijtsnippers (milieuveilig) gelegd. Met deze opbouw worden risico’s voor de volksgezondheid en het milieu voorkomen. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit wordt dan ook niet nodig geacht.
 
Conclusie
De wedstrijdbak kent een opbouw waarmee risico’s voor de volksgezondheid en het milieu worden voorkomen. Het betreft de legalisering van een wedstrijdbak die er sinds 1998 ligt. In deze periode zijn geen ongewenste situaties ontstaan voor de volksgezondheid, het milieu (kwaliteit van bodem en grondwater).
4.6 Geluidhinder
Verkeerslawaai
Voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het legaliseren van een wedstrijdbak van een manege. De Wet geluidhinder (Wgh) beschouwd een manege niet als een zogenaamd geluidsgevoelig object.
 
De uitbreiding van de manege zal niet leiden tot een toename van het aantal motorvoertuigen. Aangenomen kan dan ook worden dat er geen sprake zal zijn van een toename van geluidhinder op omwonenden langs de ontsluitingsweg. De wedstrijdbak ligt op tenminste 130 meter van de dichtstbijzijnde woning; aangenomen mag dan ook worden dat het gebruik van de wedstrijdbak niet zal leiden tot geluidsoverlast op gevoelige functies in de directe omgeving (zie ook navolgende paragraaf).  Een onderzoek in het kader van de wet geluidhinder kan dan ook achterwege blijven.
 
Conclusie
Gezien bovenstaande, gelden vanuit de Wet geluidhinder geen beperkingen tegen het gebruik van het perceel als wedstrijdbak.
4.7 Bedrijven en Milieuzonering
De wedstrijdbak grenst aan de oostzijde aan volkstuinen en ligt op circa 130m van de dichtstbijzijnde woning. Om hindersituaties te voorkomen dient bij een bestemmingsplan(wijziging) waarin milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen in elkaars nabijheid mogelijk worden gemaakt in principe uit te worden gegaan van scheiding van functies.
 
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering (2009)' zijn richtafstanden opgenomen tussen bedrijfsmatige activiteiten en gevoelige functies. Voor maneges' geldt een richtafstand van 50 meter. Deze maximale afstand wordt bepaald door het aspect geur. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op circa 130meter van de wedstrijdbak. De wedstrijdbak bevindt zich op voldoende afstand van de omliggende woning. Het gebruik voor volkstuinen is geen gevoelige functie in het kader van milieuzonering. Voor de volkstuinen zal door deze legalisering geen toenemende hinder ontstaan. 
 
Conclusie
Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen dit plan.
4.8 Externe veiligheid
 
Een manege is geen kwetsbaar object, zodat niet getoetst hoeft te worden aan het Besluit Externe Veiligheid als gevolg van risicovolle inrichtingen in de omgeving. Daarnaast zijn er geen risicovolle inrichtingen in de directe nabijheid van de manege aanwezig. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied.
  
Anderzijds is het gebruik van een wedstrijdbak niet aan te merken als een risicovolle inrichting in het kader van de BEVI. In het kader van het Groepsrisico Externe veiligheid zijn geen belemmering te verwachten als gevolg van voorliggend initiatief.
 
Conclusie
Er zijn ten aanzien van het plan geen knelpunten op het gebied van groepsrisico.
4.9 Waterparagraaf
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
 
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
 
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. Omdat het gaat om een legalisering van een bestaande wedstrijdbak waarbij de waterhuishouding niet wijzigt wordt alleen de bestaande situatie beschreven. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
 
Huidige situatie
Waterhuishouding
Het projectgebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Schoonhoven. Het verhard oppervlak is met de wedstrijdbak niet toegenomen. De wedstrijdbak is als volgt opgebouwd: de bak is 50cm uitgegraven, vervolgens zijn er drainagebuizen ingelegd, waarna het is afgevuld met grind en een laag zand. Daarna is het afgedekt met gronddoek (wit wegendoek) en hieroverheen is een laag van 20cm drainagezand en tapijtsnippers (milieuveilig) gelegd. Overtollig hemelwater uit de paardenbak, wordt via drainagebuizen afgevoerd op het nabijgelegen oppervlaktewater, conform de huidige situatie.
 
Bestaande situatie (google earth)
 Riolering
Ten behoeve van de wedstrijdbak is geen nieuwe riolering aangelegd die aangesloten dient te worden op het bestaande riolering.
 
4.10 Conclusie
Door voorliggend plan is het verhard oppervlak niet toengenomen. De aansluiting van de drainage op omliggende sloten zal worden afgestemd met het waterschap. De waterafvoeren zijn niet aangesloten op de vuilwaterriolering. Er bestaan vanuit waterhuishoudkundige overwegingen geen bezwaren tegen de gevraagde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
5.1 Planvorm
Er is gekozen voor een uitbreiding van de bestaande bestemmingen voor de manege. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). De in de SVBP2012 opgenomen verplichtingen voor de naamgeving van bestemmingen en aanduidingen zijn in het voorliggende bestemmingsplan toegepast.
 
De SVBP2012 en het Bro2012 bevatten een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingsplan. Dit betreft:
 
  • begrippen: een aantal begrippen dienen te worden overgenomen uit de SVBP2012;
  • de wijze van meten;
  • de anti-dubbeltelbepaling;
  • het overgangsrecht.
5.2 Regels
5.2.1 Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende, algemene en slot- en overgangsregels. Voor deze regels is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan buitengebied. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.
 
Begrippen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.
 
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten.
5.2.2 Bestemmingsregels
Sport – Manege
De bestemming Sport-Manege geldt voor het hele plangebied. Met deze bestemming wordt het gebruik van wedstrijdbak toegestaan.
 
Waarde Archeologie – 5
Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie -5' opgenomen. Voordat (bouw)werkzaamheden van meer dan 5000 m² en dieper dan 1.50 cm worden uitgevoerd, dient nader archeologisch onderzoek plaats te vinden.
 
Waarde Cultuurhistorie – 1
Voor het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie - 1’ opgenomen. Voor (bouw)werkzaamheden geldt dat waardevolle structuren en objecten met een hoge cultuurhistorische waardering niet onevenredig mogen worden aangetast.
5.2.3 Algemene regels
De opgenomen algemene gebruiksregels zijn:
 
Anti dubbeltelbepaling;
De antidubbeltelbepaling dient om te voorkomen dat een terrein nog een keer wordt meegeteld bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
 
Bijzonder gebruiksverbod;
In dit artikel is opgenomen welk gebruik niet is toegestaan op onbebouwde gronden.
 
Uitzonderingen gebruiksverbod;
In dit artikel zijn de uitzonderingen opgenomen voor gebruik van onbebouwde gronden.
 
Algemene ontheffingsregels;
Dit artikel beschrijft de mogelijkheden van ontheffing door burgemeester & wethouders.
 
Algemene wijzigingsregels;
Dit artikel beschrijft de mogelijkheden tot wijziging door burgemeester & wethouders
 
Algemene procedureregels.
Dit artikel beschrijft de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht.
5.3 Overgangs- en slotregels
5.3.1 Overgangsrecht
het overgangsrecht uit het Besluit ruimtelijke ordening is, zoals wettelijk bepaald, overgenomen in dit bestemmingsplan.
5.3.2 Slotregel
In de slotbepaling is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
De planontwikkeling voor de wedstrijdbak komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges.  Wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor onderhavig ontwerpbesluit wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.2.1 Overleg met overheidsinstanties
Artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing. Dit artikel regelt het verplichte overleg met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.