Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Middelblok 2, Gouderak met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1504BG002-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aan- of uitbouw
Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van een woning.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Achtererf
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
1.7 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bebouwingspercentage
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
1.9 Bedrijf
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde zelfstandige detailhandel.
1.10 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer (agrarische) bedrijfsactiviteiten.
1.11 Begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.12 Bestaand
Ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.13 Bijgebouw
Een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;
1.14 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak
1.15 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.22 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasseretes, autorijschool en videotheek.
1.24 Erf
Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst.
1.25 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 Kantoor
Een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie.
1.28 Karakteristieke bebouwing
Bebouwing met bijzondere kenmerken, welke kunnen zijn gelegen in de situering op de kavel, de kapvorm, dakhelling en kaprichting, de gevelindeling/bouwstijl, het materiaalgebruik en de kleur, het gebruik van versieringen en ornamenten, de massa en de verspringingen in de gevels.
1.29 Kelder
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.
1.30 Onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.31 Opslag
Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoen)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en andere volumineuze goederen (zoals huisraad) en dergelijke.
1.32 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.33 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.34 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.35 Peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg, ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein, zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, ter plaatse van die hoofdtoegang;
- het Nieuw Amsterdams Peil (NAP) indien het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen in of op de grens van het water.
1.36 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.37 Steunpunt voor fietsers en wandelaars
Activiteiten gericht op recreatie, waar tussen zonsopgang en zonsondergang alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals gebak, broodjes, hapjes en snacks aan de bezoekers en passerende recreanten wordt verstrekt.
1.38 Voorerf
Erf dat geen onderdeel is van het achtererf.
1.39 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.40 Voorgevelrooilijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.41 Woning
Een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens.
2.2 De breedte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maximaal twee woningen;
op de begane grond en in de kelder tevens voor:
- dienstverlening;
- kantoor;
- opslag;
- studio voor workshops, minisymposia, bedrijfstrainingen, presentaties en vergaderingen;
- galerie / expositieruimte;
- uitvoeringen van onversterkte huiskamermuziek;
- steunpunt voor fietsers en wandelaars;
- bedrijven genoemd in de categorie 1 van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage) dan wel bedrijven niet genoemd in categorie 1 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten, doch welke naar de aard hiermee zijn gelijk te stellen;
- toegangsportalen van op de verdiepingen gelegen woningen;
met de daarbij behorende:
- parkeervoorzieningen
- tuinen, terras, erven en paden;
- watergangen;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”: het behoud en herstel van karakteristieke bebouwing.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
Voor de functie "steunpunt voor wandelaars en fietsers" geldt de volgende nadere detaillering:
- de oppervlakte voor de functie "steunpunt voor wandelaars en fietsers" mag niet meer bedragen dan 30 m2;
- een feestzaal of partycentrum is niet toegestaan;
- de uiterste sluitingstijd van de functie "steunpunt voor wandelaars en fietsers" bedraagt 18.00 uur;
3.1.3 Toegelaten bouwwerken
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 3 lid 1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s en erfafscheidingen;
- overkappingen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Hoofdgebouwen
De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak worden opgericht;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
- de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter boven de toegestane goothoogte
3.2.2 Aan- , uitbouwen en bijgebouwen
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak alsmede ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” worden opgericht;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en aanduidingen worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak en de aanduiding “bijgebouwen” geen overkappingen mogen worden opgericht;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, uit- of aanbouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2, mits de oppervlakte van het bijbehorende erf voor niet minder dan 50% onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
- de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
- de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte en bouwhoogte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen ten hoogste bedragen:
bouwwerken | max. goothoogte | max. bouwhoogte |
aan- of uitbouwen en bijgebouwen | 3,30 m | 5 m |
overkappingen en pergola’s | n.v.t. | 3 m |
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de woning | n.v.t. | 2 m |
overige erfafscheidingen | n.v.t. | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | n.v.t. | 2 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, vanuit:
- het voorkomen van aantasting van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
- het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 parkeren
- De in gebruikname van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden is slechts toegestaan als tenminste 16 parkeerplaatsen ten dienste van de bestemming gerealiseerd zijn ter plaatse van de aanduiding “minimum aantal parkeerplaatsen”.
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wro, wordt in ieder geval gerekend: het zodanig gebruik van gronden dat er ter plaatse van de aanduiding "minimum aantal parkeerplaatsen" per perceel minder dan het ter plaatse aangegeven aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.
3.4.2 verbodsbepaling detailhandel
Onder gebruik in strijd met de bestemming "Gemengd" wordt in ieder geval verstaan het gebruik rechtstreeks ten behoeve van detailhandel.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 afwijking staat van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1.1 sub i ten behoeve van de vestiging van bedrijven in categorie 2, dan wel bedrijven die niet worden genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover:
- deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan bedrijven, die genoemd zijn in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- bedrijven die zijn opgenomen in de lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder niet zijn toegestaan.
3.5.2 Procedureregel
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 3 lid 5.1 kan schriftelijk advies ingewonnen worden bij een milieudeskundige, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende artikel genoemde criterium voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- extensief recreatief medegebruik;
- de visueel-ruimtelijke belevingswaarde van de rivier vanaf het water en de dijken, het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van de oevers en het gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.
4.1.2
Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in
artikel 4 lid 1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.1.3
ter plaatse van de aanduiding (sba-1) mag tevens ten behoeve van de functies zoals genoemd in
artikel 3 lid 1 het volgende worden gebouwd en in gebruik zijn:
- een boven het water hangende bestaande steiger met een oppervlakte van maximaal 25 m2 aansluitend op het peil van het omliggend maaiveld;
- een boven het water hangende steigerterras met een oppervlakte van maximaal 75 m2 aansluitend op het peil van de begane grondvloer van het aangrenzende gebouw;
- een boven het water hangende uitbouw aan het hoofdgebouw met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en een bouwhoogte van 4,5 m gerekend vanaf het peil van de begane grondvloer van het aangrenzende gebouw;
- het herstel van de karakteristieke oorspronkelijke overkraging van de koekoek op de oorspronkelijke plaats;
- zowel het steigerterras als de uitbouw sluiten aan op de begane grondvloer;
- slechts op een beperkt aantal punten mag de constructie steunen op palen in de oever.
- terras ter plaatse van de aanduiding (sba-1) mag tevens ten behoeve van de functies zoals genoemd in artikel 3 lid 1.1. onder a t/m f en i worden gebruikt. Het volgende gebruik is niet toegestaan: uitvoeringen van onversterkte huiskamermuziek en steunpunt voor fietsers en wandelaars.
4.2 Bouwregels
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de aanleg van damwanden niet is toegestaan;
- de goothoogte en/of bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter gerekend vanaf het peil van het omliggende maaiveld of vanaf het peil van de begane grondvloer van het aangrenzende gebouw;
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde).
4.3.2 Uitzonderingsbepaling
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 4 lid 3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.3.4 Procedureregel
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van Rijkswaterstaat.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
- werken ten behoeve van de waterkering;
- de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;
- voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van het scheepvaartverkeer.
5.1.2
Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in
artikel 5 lid 1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3 m;
- ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 sub b indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen of de belangen van de waterkering.
5.3.2 Procedureregel
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van een vooroeverconstructie.
5.4.2 Uitzonderingsbepaling
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
5.4.4 Procedureregel
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde,
of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van het Hoogheemraadschap van
Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
8.2 Bijzonder gebruiksverbod
Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken:
- als seksinrichting;
- als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
- als kampeerterrein, caravanterrein en dagcamping;
- als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
- voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport, alsmede voor het crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
- voor (mest)bassins;
- voor bewoning ter plaatse van vrijstaande bijgebouwen;
behoudens voor zover anders is bepaald in de specifieke gebruiksregels zoals opgenomen in de artikelen in hoofdstuk 2.
8.3 Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod
- het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
8.4 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
artikel 8 lid 1 indien strikte toepassing van die bepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit bestemmingsplan voor:
- afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, met uitzondering van de inhoud van woningen, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- het aanbrengen van geringe aanpassingen in de plaats en de richting van bouwgrenzen, geen bestemmingsgrens zijnde, mits deze nodig zijn in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen bouwvlakken, waarbij de grenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- het overschrijden van de grenzen van het bouwvlak naar iedere zijde grenzend aan het openbare gebied door:
- erkers, balkons en bordessen tot maximaal 2 m;
- ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen;
voor zover deze overschrijding van grenzen niet leidt tot wijziging van bestemmingen of onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 en een goothoogte van niet meer dan 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
- het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.
9.2 Procedureregels
- Bij het afwijken van de regels als bedoeld in artikel 9 lid 1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van:
- een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn, ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwvlak, met niet meer dan 10% wordt gewijzigd;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens, behalve die van de bestemmingen 'Verkeer', te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, mits de grenzen met niet meer dan 10 m worden verschoven
10.2 Procedureregel
- Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10 lid 1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten
- Indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
- In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 10, lid 3, onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Middelblok 2, Gouderak'