direct naar inhoud van Regels
Plan: Groenoord Driehoek
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BVGRDDRIEHOEK-3002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

De begripsbepalingen opgenomen in het bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, zijn een onderdeel van de beheersverordening en worden uitgebreid met:

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

De beheersverordening “Groenoord Driehoek” van de gemeente Nissewaard en het bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006;

1.2 archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.3 besluitsubvlak

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordeningen regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;

1.4 bestaand

Correctie foutieve nummering raadsbesluit.

1.5 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte, die wordt gebruikt voor een detailhandels-, horecabedrijf of (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.6 besluitsubvlak

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordeningen regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;

1.7 bestaand:

a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van vaststelling van de verordening of zoals is toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, daaronder mede begrepen de overgangsbepalingen van dat plan tenzij dit gebruik reeds in strijd was met dit bestemmingsplan, of een gebruik dat is toegelaten krachtens een omgevingsvergunning;

b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening aanwezig zijn dan wel die krachtens het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, of een omgevingsvergunning gebouwd mogen worden;

1.8 verordening

de beheers verordening “Groenoord-Driehoek” overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1930.BVGRDDRIEHOEK-2001 en de hierbij behorende bijlagen;

1.9 verordeningsgebied

Het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in het besluitsubvlak.

Artikel 2 Wijze van meten

In aanvulling op bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, wordt bij de toepassing van deze regels als volgt gemeten:

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

- afstanden loodrecht;

- hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en

maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Hoogten

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in lid 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

De hoogte van gebouwen mag slechts worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen, antennemasten, installaties voor benutting van zonne-energie en andere ondergeschikte bouwdelen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Gebruiks- en bouwregels

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik, zoals gedefinieerd artikel 1.4;

b. bestaande bouwwerken mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, 5 en 6 worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

3.2 Aanvulling op lid 3.1 voor gebruik en bouwen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek
3.2.1 Aanvulling gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 onder a mogen gronden worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006;

3.2.2 Aanvulling bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 onder b mogen de gronden overeenkomstig het bepaalde in het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006 worden bebouwd, dit met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, 5 en 6.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De in het verordeningsgebied voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 4.3.1.

4.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 4.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

4.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
4.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

4.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De in het verordeningsgebied voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 februari 2006, voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunn

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 5.3.1.

5.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 5 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

5.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
5.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

5.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    • 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • 2. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    • 3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning, tenzij dit expliciet op grond van de beheersverordening en het voorheen geldende bestemmingsplan Groenoord Driehoek 2006 is toegestaan;
    • 4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • 5. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • 7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
  • b. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen waarbij deze worden gebouwd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de in de gebiedregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:
  • b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • c. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Beheersverordening Groenoord Driehoek.