direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beheersverordening Haven Noord
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BV00007-3002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente is al geruime tijd geleden gestart met het actualiseren van bestemmingsplannen om op die wijze te kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting dat bestemmingsplannen per 1 juli 2013 niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Indien een bestemmingsplan op dat moment langer dan 10 jaar geleden is vastgesteld, mogen vanaf dat moment geen leges meer worden ingevorderd.
Inmiddels zijn voor verschillende gebieden nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld, echter nog niet voor de gehele gemeente.
De Wet ruimtelijke ordening biedt ook de mogelijkheid een beheersverordening vast te stellen en voor het gebied Haven - Noord lijkt dit het juiste planinstrument.
Aangezien het gebied naar verwachting -de Structuurvisie noemt het gebied een transformatiegebied- op termijn een heel andere functie zal hebben dan nu , is het vooral gewenst te beschikken over een instrument waarmee de huidige situatie kan worden beheerd. De bestaande bebouwing kan in stand worden gehouden en zo mogelijk verbeterd en hetzelfde geldt voor de functies. Nieuwe bebouwing en/of nieuwe functies zijn met het oog op de toekomst van het plangebied niet toegestaan.
Naast deze argumenten kan een beheersverordening voor 1 juli 2013 worden vastgesteld en wordt daarmee ook voldaan aan de wettelijke regeling van een plan niet ouder dan 10 jaar.

1.2 Verordeningsgebied

Het gebied van de beheersverordening is gelegen nabij de oostelijke entree tot de stad en wordt begrensd door:

  • in het noorden: Groene Kruisweg
  • in het oosten: Oude Maas;
  • in het zuiden: haven van Spijkenisse;
  • in het westen: Schenkelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BV00007-3002_0001.png"

kaartje ligging gebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

In het plangebied is het volgende bestemmingsplan van kracht:

Naam   Vaststelling raad   Goedkeuring GS  
Haven en Industrieplan, 2e herziening   04-12-1985   30-07-1986  

In het algemeen is dit bestemmingsplan gericht op bedrijfsbestemmingen (industrie, opslagterrein, los- en laadwal). Voorts komen bestemmingen als 'groenvoorzieningen', 'verkeersdoeleinden', 'waterstaatsdoeleinden' en 'doeleinden van openbaar nut' voor.

1.4 Leeswijzer

De beheersverordening bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels, alsmede een toelichting daarop. In de toelichting wordt de opzet van de beheersverordening beschreven. Hoofdstuk 1 noemt de aanleiding, de ligging, het geldende bestemmingsplan en deze leeswijzer. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de wettelijke regeling van een beheersverordening beschreven. Dit is bewust gedaan, omdat er sprake is van een betrekkelijk nieuw -en daardoor nog onbekend- instrument. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten voor het gebied Haven - Noord benoemd. In hoofdstuk 4 komen de beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente aan bod. Hoofdstuk 5 noemt verschillende omgevingsaspecten, zoals geluidhinder, luchtkwaliteit, archeologie en cultuur. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting op de opgenomen regels gegeven.

Hoofdstuk 2 Wettelijke regeling beheersverordening

2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden op 1 juli 2008. In deze wet werd een nieuw rechtsfiguur geïntroduceerd die in dit supplement centraal staat; de beheersverordening. De beheersverordening maakte oorspronkelijk geen onderdeel uit van de Wro, maar is bij amendement toegevoegd aan het wetsvoorstel. In de toelichting bij het amendement wordt aangegeven dat beoogt wordt, om “gemeenten naast het bestemmingsplan een eenvoudig instrument te bieden, om gebieden met een lage dynamiek van een passende planologische bescherming te voorzien. De beheersregeling beschermt de bestaande situatie, zonder dat daarvoor een gedetailleerd en relatief duur bestemmingsplan behoeft te worden gemaakt.”

De artikelen 3.38 en 3.39 Wro bevatten de wettelijke grondslag van het instrument ‘beheersverordening’. Hier is ondermeer het volgende opgenomen:
"Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg".

2.2 Inhoudelijk

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de periode waarin de verordening zou moeten gelden.

Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd. Bij bestaand gebruik in ruime zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.

Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten van de Wro.
Dat maakt dat een beheersverordening bestaat uit:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft. Dat is op bijbehorende verbeelding aangegeven als verordeningsgebied, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangeven als besluit(sub)vlak;
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.


Alhoewel de Wro dit evenmin bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wro bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:

  • een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning;
  • een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning;
  • binnenplanse afwijkingsregels;
  • overgangsrecht.

2.3 Procedureel

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.
De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld tegelijk met de verordening op papier.

2.4 Bestemmingsplan versus beheersverordening

Een bestemmingsplan heeft drie functies; een planningsfunctie, een ontwikkelingsfunctie en een normeringsfunctie. Met de planningsfunctie (ook wel beleidsfunctie) geeft het bestemmingsplan een beeld van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en wordt de houding van de gemeente ten opzichte van die ontwikkelingen verwoord. De ontwikkelingsfunctie van het bestemmingsplan laat zich zien in bestemmingsplannen die een planologisch-juridisch kader bieden voor een specifieke ruimtelijke ontwikkeling (bijvoorbeeld de bouw van een woonwijk of bedrijventerrein). De normeringsfunctie wordt onderscheiden in enerzijds de toetsingsfunctie (de verlening of weigering van vergunningen) en de verordeningsfunctie die betrekking heeft op het beoordelen van gebruiksactiviteiten. De gebruiksvoorschriften (in combinatie met de doeleindenomschrijving) geven het bestemmingsplan het karakter van een algemeen verbindend voorschrift (verordening). Omdat het bestemmingsplan naast een verordenende functie ook een planningsfunctie en een ontwikkelingsfunctie heeft, en belanghebbenden daarmee in een individueel belang kunnen worden geraakt, achtte de wetgever het noodzakelijk om rechtbeschermingsmogelijkheden te bieden tegen een bestemmingsplan.

Een beheersverordening kent (uit principe) geen planningsfunctie en ontwikkelingsfunctie. Deze functies zijn namelijk in strijd met de doelstelling van de beheersverordening.; een eenvoudig instrument voor een (beheers)regeling die de bestaande situatie in laag dynamische gebieden (gebieden zonder ruimtelijke ontwikkelingen) beschermt.
De beheersverordening heeft echter wel een normeringsfunctie die vergelijkbaar is met de normeringsfunctie van het bestemmingsplan; een toetsingskader voor omgevingsvergunningen en gebruiksregels met verboden.
De beheersverordening is daarmee (als rechtsfiguur) te vergelijken met een bestemmingsplan dat uitsluitend een conserverend/beheersmatig karakter heeft. Ze bevatten immers beiden een toetsingsfunctie voor omgevingsvergunningen en een verordenende functie als het om gebruiksverboden gaat.
Een belangrijk verschil dat met bovenstaande constatering samenhangt is, dat tegen een beheersverordening geen rechtsbescherming open staat (want het is een verordening) en tegen een bestemmingsplan wel. De rechtvaardiging op dit punt van de minister was, dat met een beheersverordening toch geen verandering ten opzichte van het feitelijk bestaande of vigerend (planologisch) bestaande gebruik wordt beoogd.

2.5 Aanvullende ruimtelijke instrumenten

De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van het gebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • het welstandstoezicht;
  • het vergunningvrij bouwen;
  • de planologische kruimelgevallen;
  • omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten gebied Haven - Noord

3.1 Waarom een beheersverordening ?

Zoals reeds in de inleiding beschreven zal het gebied Haven - Noord naar verwachting op termijn een heel andere functie hebben dan nu en in afwachting daarvan is het vooral gewenst te beschikken over een instrument waarmee de huidige situatie kan worden beheerd. De bestaande bebouwing kan in stand worden gehouden en zo mogelijk verbeterd en hetzelfde geldt voor de functies. Nieuwe bebouwing en/of nieuwe functies zijn met het oog op de toekomst van het plangebied niet toegestaan.
Naast deze argumenten kan een beheersverordening voor 1 juli 2013 worden vastgesteld en wordt daarmee ook voldaan aan de wettelijke regeling van een plan niet ouder dan 10 jaar.

3.2 Uitgangspunten

De beheersverordening Haven - Noord is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • 1. het beheer van de bestaande situatie;
  • 2. de afstemming op de mogelijkheden van het bestaande planologische regime, voor zover passend binnen de grenzen van het instrument van de beheersverordening en sectorale wetgeving, mede rekening houdend met aanvullende instrumenten;
  • 3. de wens om de gemeentelijke standaard in te passen, gebaseerd op de standaard regeling voor bestemmingsplannen.

3.2.1 Beheer van de bestaande situatie

Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande situatie is geïnventariseerd, waarbij zowel naar de stedenbouwkundige structuren (bebouwingstyplogie, groen- en waterstructuur en ontsluitingsstructuur) is gekeken, als naar de functies (bedrijven, wonen, groen, verkeer, water).

3.2.2 Algemeen

Haven - Noord is een kleinschalig bedrijventerrein waar verschillende bedrijven zich hebben gevestigd.
Haven - Noord heeft een oppervlakte van ongeveer 12 hectare en bestaat voornamelijk uit oude loodsen en bedrijfspanden. Er is sprake van een gebied dat in hoofdzaak als rommelig kan worden aangeduid. Verschillende panden staan leeg/zijn afgebrand en dragen bij tot het negatieve imago.

3.2.3 Bedrijven

De bedrijven bevinden zich hoofdzakelijk in het westelijk deel van het gebied. De gronden in Haven - Noord zijn in het bezit van zeven bedrijven die er gevestigd zijn. Het gaat om de volgende bedrijven: Roobol, Handelsveem, Getron, Versteeg, Property investment Rotterdam, Nevaro en Herrewijnen en zonen. Er zijn voorts nog enkele andere bedrijven gevestigd en deze staan onder huurcontract bij de grondeigenaar.
Het bedrijf Herrewijnen en zonen (inmiddels Heijmans Infra) is gevestigd op een locatie in het oostelijk deel van het gebied waar het geldende bestemmingsplan uitgaat van een groenbestemming. Om die reden wordt het bedrijf niet als bestaand gebruik benoemd.
Langs de Groene Kruisweg (Tramdijk 5) bevindt zich een lpg-tankstation.

3.2.4 Woningen

Naast bedrijvigheid zijn er in het plangebied enkele woningen gevestigd: bovenwoningen langs de ir. Herman de Grootweg en drie woningen in het groengebied nabij de Oude Maas. De woningen in het groengebied worden in afwijking van het geldende bestemmingsplan, als zodanig benoemd. De achterliggende gedachte hierbij is dat de woonfunctie, op deze locatie, ook in de toekomst een acceptabele functie wordt geacht.

3.2.5 Ontsluitingsstructuur

Het gebied Haven - Noord is bereikbaar via de Veerweg (in en uit), maar kan ook worden verlaten via de ir. Herman de Grootweg en een aansluiting op de Schenkelweg (alleen uit).

3.2.6 Groenstructuur

Het oostelijk deel -het gedeelte nabij de Oude Maas- kenmerkt zich door het vele groen. In dit gebied bevindt zich een brugportaal van de oude Spijkenisserbrug, dat is aangewezen als monument.

3.2.7 Wijze van regelen in beheersverordening

De artikelen 3 en 4 van deze verordening regelen de uitgangspunten door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is.

De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:

  • bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • bouwen (bestaande bouwwerken): bouwwerken die conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd (ofwel vergunningvrij, ofwel op basis van een vergunning), of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet benutte vergunning).


Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:

Bijlage 1: bestaande situatie;
Bijlage 2: doeleindenomschrijvingen;
Bijlage 3: bestaande bedrijven;
Bijlage 4: luchtfoto.

Archief vergunningen 
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw -en omgevingsvergunningen en ontheffingen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.

Afstemming op het geldende planologische regime
In het geldende bestemmingsplan heeft -globaal- het westelijk deel een bedrijfsbestemming en is het oostelijk deel bestemd voor 'groen'. Dat beeld is in de beheersverordening grotendeels overgenomen, met dien verstande dat in het groengebied nabij de Oude Maas ook 3 bestaande woningen als zodanig zijn opgenomen. Dit is gedaan omdat die woningen ook in een toekomstige situatie als te handhaven worden gedacht.

Openbare ruimte
Alhoewel deze beheersverordening zoveel mogelijk de bestaande situatie beoogt vast te leggen, is het niet de bedoeling een zodanig starre regeling op te stellen waarmee bij wijze van spreken geen enkel deel van de openbare ruimte mag worden gewijzigd (verleggen fietspad, stoep, groenstrook). Enige functieuitwisseling binnen de verblijfsruimte blijft mogelijk. In de doeleindenomschrijvingen (Bijlage 2 bij de regels) is bepaald wat (al dan niet) is toegestaan en in welke mate bebouwing (zoals kunstwerken, straatmeubilair en speelvoorzieningen) is toegestaan.

Inpassing van de gemeente standaard
De afgelopen jaren heeft de gemeente een standaard voor de bestemmingsplannen ontwikkeld die ook toepasbaar is op andere ruimtelijke besluiten, zoals de beheersverordening en de omgevingsvergunningen. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente en omvat onder meer begripsbepalingen, de wijze van meten, flexibiliteitsregelingen, zoals regels voor erfbebouwing en beroepen aan huis. Met het oog op de rechtsgelijkheid is de gemeentelijke standaard in de beheersverordening Haven – Noord voor zover mogelijk toegepast. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • Beroep/bedrijf aan huis. De gemeentelijke standaard maakt het mogelijk om een variëteit aan beroepen aan huis uit te oefenen, waaronder een kapper of een schoonheidsspecialiste. Hieraan zijn verschillende voorwaarden gekoppeld, zoals het oppervlak van de woning dat voor dit beroep mag worden aangewend en de impact -van bijvoorbeeld parkeerdruk- die de functie op de omgeving mag hebben. Via een begripsbepaling is het beroep of bedrijf beschreven en ook wat hier in ieder geval niet onder wordt verstaan, zoals een horecabedrijf, of juist wel kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang (zie artikel 3.2.2 van de beheersverordening).
  • Erfbebouwing. De gemeente streeft naar een gelijkluidende regeling voor erfbebouwing bij grondgebonden woningen voor het gehele grondgebied.


3.3 Wijze van toepassing aanvullende instrumenten

Bij het opstellen van de beheersverordening Haven - Noord is rekening gehouden met de mate waarin de aanvullende ruimtelijke instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument de beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. Op het moment dat zich een geval voordoet dat niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de aanvullende ruimtelijke instrumenten worden ingezet.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden enkele beleidslijnen van de verschillende overheden genoemd. Aangezien er sprake is van een beheersverordeningsgebied en er derhalve geen ontwikkelingen plaatsvinden, is volstaan met enkele algemene visies, nota's e.d. die een relatie (kunnen) hebben met het gebied.

4.2 Nationaal beleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.
Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.

4.2.2 Amvb Ruimte

De directe doorwerking van de Nota Ruimte is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening. De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte). Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels.
Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan het beleid en de algemene regels van het rijk.

4.2.3 Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn Grote Rivieren heeft als doelstelling:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
  • ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken;

De beleidslijn is van belang voor toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en vormt een nadere uitwerking van het ruimtelijk beleid voor het rivierbed, zoals dat in de Nota Ruimte is verwoord. De hoofdlijnen van het afwegingskader zijn beschreven in de beleidsbrief “Beleidslijn Grote Rivieren“ (februari 2006).
Het toepassingsgebied van de Beleidslijn Grote Rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de vergunningplicht ingevolge artikel 6.5 van de Waterwet van toepassing is. In deze wet worden de rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt door de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijn van de hoogwaterkerende gronden.
De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van activiteiten/ingrepen.

4.2.4 Richtlijn Vaarwegen 2011

Via deze richtlijn is een ruimtelijke ordenings toetsingskader uitgebracht langs Hoofdvaarwegen. Op basis van het toetsingskader geldt voor nieuwe bebouwing een bebouwingsvrije ruimte langs de Oude Maas van 20 m, gemeten vanaf de gemiddelde waterstandlijn.

4.2.5 Flora- en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet tracht een integraal en samenhangend wettelijk kader te bieden voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Deze brede bescherming draagt bij aan het behoud van de soortenrijkdom. Planten en dieren worden beschermd door een algemene zorgverplichting en een aantal verbodsbepalingen. De Flora- en Faunawet geeft samen met de Natuurbeschermingswet en het soortenbeleid inhoud aan de natuurbescherming in Nederland en de verplichte implementatie van de Europese regelgeving (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) in de nationale wetgeving.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Provinciale Staten van Zuid-Holland stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.
In 'Visie op Zuid-Holland' staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  • stad en land verbonden.

De provinciale structuurvisie en de verordening Ruimte worden jaarlijks geactualiseerd. Ten tijde van de voorbereiding van onderhavige beheersverordening is de laatst vastgestelde versie de actualisering van 2012. Op 30 januari 2013 hebben Provinciale Staten deze actualisatie van de structuurvisie en de verordening ruimte vastgesteld. In deze structuurvisie kiest de provincie voor een tweeledige sturing, zowel op ruimtelijke functies als op ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan. De functiekaart is vergelijkbaar met de vroegere streekplankaarten. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BV00007-3002_0002.png"

Uitsnede provinciale structuurvisie

Het plangebied (bij benadering gelegen rechtsonder in de blauwe cirkel op bovenstaand kaartje) wordt in de provinciale structuurvisie aangemerkt als 'bedrijventerrein'. De beheersverordening Haven - Noord voldoet aan deze uitgangspunten van de provinciale structuurvisie.

4.3.2 Provinciale Verordening Ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in deze verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
Voor het beheersverordeningsgebied zijn deze onderwerpen zoals bebouwingscontouren, ecologische hoofdstructuur e.a. niet van belang omdat in de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen worden voorgestaan. De molenbiotoop wordt in de volgende subparagraaf afzonderlijk beschreven.

4.3.3 Molenbiotoop

In de directe nabijheid van het beheersverordeningsgebied staat aan Noordeinde 97/99 de molen Nooitgedacht.

In de Verordening "Ruimte” is bepaald, dat voor traditionele windmolens, de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende moeten worden gegarandeerd. Daartoe dienen ruimtelijke plannen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticale staande wiek;
  • binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet wat betreft bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:

"in het stedelijk gebied mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel)".

4.4 Waterschapsbeleid

4.4.1 Waterstructuurplan

Spijkenisse ligt in het werkgebied van het waterschap Hollandse Delta. Het waterschap zorgt voor waterbeheer, waterkwaliteit en waterkeringen in het gebied van de Zuid-Hollandse Eilanden. Dit houdt in:

  • a. Zorg voor de hoeveelheid oppervlaktewater;
  • b. Bewaking van de kwaliteit van het oppervlaktewater;
  • c. Zuiveren van afvalwater;
  • d. Beheer en onderhoud van dijken, kades en waterwegen (waterkeringen);
  • e. Onderhoud van niet-provinciale wegen en een aantal fietspaden buiten de bebouwde kom.

Door een partiële herziening is de looptijd van het door de waterbeheerders opgestelde "Waterbeheersplan 2009-2015" tot 2018 verlengd. Speerpunten van het beleid zijn onder meer het bereiken van waterkwaliteitsdoelstellingen, een betere afstemming van het waterbeheer met de ruimtelijke ordening en het opstellen van stedelijke waterplannen.
Het Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002) is een beleidstuk, dat in regionale samenwerking met het waterschap is opgesteld, om vooral de kwantitatieve aspecten van het water binnen het landelijk gebied in beeld te brengen.
Op basis van het "Nationaal Bestuursakkoord Water" heeft het waterschap samen met de gemeente Spijkenisse en andere waterbeheerders in het gebied, een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen. Dit is het "Waterstructuurplan Spijkenisse" (30-09-2004).
Het waterschap is, net zoals alle andere waterbeheerders, door de Europese Unie verplicht om maatregelen te treffen, die de chemische- en ecologische waterkwaliteit van de waterlichamen kunnen verbeteren. Het gaat om een inspanningsverplichting op basis van de Kader Richtlijn Water (KRW).

4.4.2 Waterkering

Een deel van de waterkering loopt door het gebied Haven - Noord. Voor deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing. Voor het uitvoeren van werken in waterkeringen en beschermingszones is een vergunning nodig van het waterschap.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Structuurvisie Spijkenisse 2010 - 2020

Om richting te geven aan de ruimtelijke opgave van Spijkenisse in de periode 2010 – 2020 is door de gemeenteraad van Spijkenisse op 13 mei 2009 de “Structuurvisie Spijkenisse 2010 – 2020” vastgesteld. Deze visie vervangt het Structuurplan uit 1991.

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. Het geeft richting aan de fysieke ontwikkeling van Spijkenisse voor de komende 10 jaar. Ook geeft deze ruimtelijke vertaling inzicht in de ruimtelijke kaders en beperkingen, waarvoor Spijkenisse zich in de toekomst gesteld ziet. In het plan zijn ten aanzien van een aantal aspecten knelpunten geconstateerd op het gebied van de ruimtelijke situatie, wonen, werken en verkeer en vervoer. Aan de hand van deze knelpunten zijn hoofddoelstellingen geconcretiseerd in plandoelen voor de structuurplanperiode. Vervolgens zijn de plandoelen vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de planperiode tot circa 2020. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden en marktpartijen om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BV00007-3002_0003.png"

In de structuurvisie Spijkenisse 2010-2020 zijn negen agendapunten opgenomen. De negen agendapunten bieden ideeën voor verbetering in negen gebieden. Agendapunt 1 van de structuurvisie is het verbeteren van de Stadsentree Spijkenisserbrug. In de structuurvisie wordt de stadsentree Spijkenissebrug onderverdeeld in drie deelgebieden: Haven - Noord, Sportpark Oostbroek en de Landtong. Per deelgebied worden een aantal ideeën voor verbetering genoemd.

Het gebied Haven - Noord is aangeduid als een gebied voor stedelijk wonen/werken in een maritiem milieu.

4.5.2 Gebiedsvisie Stadsentree Noord-Oost

Stadsentrees geven bezoekers een eerste indruk van een stad. Op dit moment geeft Stadsentree Noord-Oost een rommelig beeld. De opgave is het opstellen van een gebiedsvisie voor Stadsentree Noord-oost. Het doel van de gebiedsvisie is het realiseren van een representatieve stadsentree, welke de herkenbaarheid vergroot en de identiteit versterkt via gerichte herinrichtingsvoorstellen en, indien noodzakelijk, stedenbouwkundige ingrepen.

Stadsentree Noord-Oost is de historische toegang van de gemeente Spijkenisse en het eiland Voorne-Putten. De Spijkenissebrug verbindt sinds 1903 het eiland Voorne-Putten met het eiland IJsselmonde. De Spijkenissebrug is een van de belangrijkste entrees van Spijkenisse.
Stadsentree Noord-Oost ligt in het Noord-Oosten van Spijkenise en wordt aan twee kanten begrensd door water. De noordgrens wordt gevormd door het Voedingskanaal en het Hartelkanaal. De Oude Maas vormt de oostelijke grens van het gebied.
Het westen van het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Schenkelweg en in het noorden door de Molendijk. De zuidgrens wordt gevormd door de haven van Spijkenisse.
Het plangebied Stadsentree Noord-Oost wordt in de gebiedsvisie onderverdeeld in vier deelgebieden: de Landtong, Sportpark Oostbroek/de Brug, de Groene Kruisweg zone en Haven - Noord. Elk deelgebied heeft zijn eigen kenmerken en functies. Dit maakt het beeld vanaf de Spijkenissebrug links en rechts totaal verschillend. Aan de rechterkant overheerst het groen van Sportpark Oostbroek en recreatiegebied de Landtong. Links ligt het bedrijventerrein Haven - Noord, welke gekenmerkt wordt door een wand van bebouwing. Deze stadsentree kan verbeteren door het contrast aan weerszijden van de Groene Kruisweg te versterken, de beeldkwaliteit te verhogen en interessanter te maken.

Aanleiding tot het verbeteren van Stadsentree Noord-Oost is het opnemen van de stadsentree als een van de negen agendapunten in de structuurvisie Spijkenisse 2010-2020. In de structuurvisie wordt het verbeteren van de stadsentrees en stadsranden – zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht – opgenomen als een van de belangrijkste ambities voor de komende jaren.

4.5.3 Archeologie

De gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (meest recente versie vastgesteld in 2011), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid om te zorgen:

  • 1. voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • 2. voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • 3. dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid, dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (vastgesteld op 29 juni 2011).


Het gebied van de beheersverordening Haven - Noord maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (versie 2011) gelden voor dit gebied archeologische verwachtingen, van laag tot hoog, met hieraan gekoppeld archeologisch beleid.
In bijlage 5 van deze beheersverordening is daarop nader ingegaan.

4.6 Conclusie

De in verschillende beleidsstukken voorziene toekomstige ontwikkelingen in het gebied zijn thans niet aan de orde. Op het moment dat er wel sprake zal kunnen zijn van ontwikkelingen, wordt er een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Tot dat moment wordt het gebied juridisch planologisch geregeld via de beheersverordening Haven - Noord.
De beheersverordening Haven - Noord gaat uit van de bestaande situatie. Voor zover nodig zijn beleidsregels van de verschillende overheden verwerkt, zoals regels op het gebied van archeologie, waterkering en vaarweg.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden enkele omgevingsaspecten genoemd. Aangezien er sprake is van een beheersverordeningsgebied en er derhalve geen ontwikkelingen plaatsvinden, is volstaan met het benoemen van de aspecten die een relatie (kunnen) hebben met het gebied.

5.2 Geluidhinder

5.2.1 Algemeen

Het beheersverordeningsgebied heeft te maken met geluidsbelasting van verschillende geluidsbronnen van verschillende kanten. Er is sprake van wegverkeerslawaai en industrielawaai.

5.2.2 Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur wegen. In het gebied van de beheersverordening Haven - Noord gaat het om de Groene Kruisweg, de Veerweg en de Schenkelweg. Deze wegen sluiten direct aan op het plangebied en hebben hun geluidhinder in het gebied.

5.2.3 Industrielawaai

In het kader van de Wet geluidhinder moeten alle industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn.

Het onderhavige plangebied ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek/Pernis (Rotterdam) en binnen de zone van industrieterrein Haven/Hongerland (Spijkenisse).

Botlek /Pernis
Op 19 februari 1998 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het industrieterrein Botlek/Pernis het saneringsprogramma vastgesteld. Door de Minister van VROM is op basis van dit saneringsprogramma op 5 juli 2000 een besluit genomen over de “maximaal toelaatbare geluidsniveaus” (MTG's) bij de rondom het industrieterrein gelegen woonkernen. De geluidsbelasting in het plangebied is berekend met het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan deze MTG's.
De voorkeurswaarde van 50 dB(A) wordt op het gehele plangebied overschreden.

Haven en Hongerland
Op 29 september 1997 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het industrieterrein Haven en Hongerland het saneringsprogramma vastgesteld. Door de Minister van VROM is op basis van dit saneringsprogramma een besluit genomen over de MTG's bij de rondom het industrieterrein gelegen woningen. De geluidsbelasting in het plangebied is berekend met het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan deze MTG's.
De voorkeurswaarde van 50 dB(A) wordt op een groot deel van het plangebied overschreden.

Conclusie 
Omdat er sprake is van een bestaande situatie en er geen ontwikkelingen zijn voorzien, is afgezien van akoestisch onderzoek.

5.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is in de Wet milieubeheer een hoofdstuk opgenomen over luchtkwaliteit. Op 31 juli 2009 heeft de Minister van VROM het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. Het NSL bevat de maatregelen die vereist zijn om tijdig te voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Het NSL biedt ook de onderbouwing voor de in het NSL genoemde ruimtelijke projecten met gevolgen voor de luchtkwaliteit. Het NSL heeft een looptijd van vijf jaar en is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Artikel 15.6, eerste lid, onder c van de Wet milieubeheer biedt de mogelijkheid om projecten te realiseren die “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan de concentratie van een stof waarvoor de richtlijnen een grenswaarde bevatten. Nadere toetsing aan de grenswaarden is in dat geval niet nodig. Omdat in Nederland alleen de concentraties PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide) de grenswaarden dreigen te overschrijden, richt de uitwerking van het begrip NIBM zich op deze twee stoffen.

Conclusie 
Omdat er sprake is van een bestaande situatie en er geen ontwikkelingen zijn voorzien, is verdere toetsing aan de regels voor luchtkwaliteit niet aan de orde.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Normstelling en beleid

Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd c.q. verantwoord moeten zijn.

5.4.1.1 Het plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (= de veiligheidscontour) is het risico dat op een plaats in de buurt van een risicobron een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De norm in Nederland is dat het plaatsgebonden risico niet groter mag zijn dan 1*10-6, de (berekende) kans per jaar op overlijden. Binnen de 10-6 plaatsgebonden contour zijn geen nieuwe kwetsbare bestemmingen mogelijk. Kwetsbare objecten zijn onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen.

5.4.1.2 Het groepsrisico

Met het groepsrisico wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Volgens het Bevi (art. 1, lid 1) wordt het groepsrisico als volgt gedefinieerd:

“Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.”

Het groepsrisico heeft betrekking op de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt - anders dan voor het plaatsgebonden risico - een oriënterende waarde, die (in beperkte mate) kan worden overschreden, mits goed onderbouwd en gemotiveerd door het bevoegd gezag. De oriënterende waarde fungeert als ijkpunt voor de verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin voor verschillende aantallen slachtoffers de kansen (per jaar) worden gegeven.

5.4.1.3 Invloedsgebied

Het invloedsgebied is het gebied tussen de risicovolle inrichting en de 1% letaliteitsgrens. De 1% letaliteitsgrens is de afstand waarbij, in geval van het optreden van een groot ongeluk, 1% van de in het invloedsgebied aanwezige onbeschermde personen komt te overlijden. Alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron dienen in het kader van het BEVI verantwoord te worden.
Bij de Basisnetten zijn de afstanden van de invloedsgebied en per deel (weg, spoor, water) aangegeven.

5.4.1.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht houdt in dat het bevoegd gezag verplicht is om, naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, ook de volgende zaken in haar bestuurlijke afweging mee te nemen:

  • De mogelijkheden van zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de risicobron (ontvluchting);
  • De mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp;
  • Mogelijke alternatieven;
  • Mogelijke risicoreducerende maatregelen.

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft op grond van artikel 13 BEVI en paragraaf 4.3 van RNVGS een adviesplicht ten aanzien van verantwoording groepsrisico.

5.4.1.5 Spijkenisse Veiliger, Visie op externe veiligheid

Algemene visie
In "Spijkenisse Veiliger", Visie op externe veiligheid (31 oktober 2011) is als algemene visie op externe veiligheid is geformuleerd dat risico's onvermijdelijk zijn. Vanwege de ligging van Spijkenisse ten opzichte van het havenindustriegebied en bijbehorende transportroutes, is het een utopie om te denken dat het gemeentebestuur de burgers absolute veiligheid kan garanderen. Er zullen altijd risico's blijven bestaan. In de huidige situatie wordt binnen de gemeente Spijkenisse voldaan aan de externe veiligheidsnormen en is het in die zin "veilig genoeg". Dat wil de gemeente graag zo houden. Spijkenisse heeft hierin haar verantwoordelijkheid genomen. De (landelijke) praktijk leert echter dat de veiligheidsstructuur bij bedrijven soms beter kan. Op enkele plaatsen kan het daarom veiliger. Daar gaat de gemeente samen met bedrijven en partners, zoals de DCMR (Milieudienst Rijnmond) en de VRR, aan werken.

Risico-inventarisatie
Op basis van de risico-inventarisatie (DCMR, augustus 2011) en de analyses van de VRR is een risicoprofiel van de gemeente Spijkenisse opgesteld waaruit onder meer het volgende blijkt:

  • De hele gemeente Spijkenisse ligt in het invloedsgebied van één of meer risicobronnen (risicobedrijven, transportroutes of buisleidingen). Dit betekent dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling aandacht besteed moet worden aan het onderwerp externe veiligheid: de kans op een ongeval en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding;
  • Er bestaan dus risico's; wel wordt, of zal in alle situaties voldaan worden, aan de veiligheidsafstanden tussen risicobronnen en kwetsbare objecten (zoals woningen) die wettelijk zijn voorgeschreven;
  • Hulpdiensten kunnen bijna overal binnen de gestelde tijd op de plaats van het incident zijn en de voorzieningen voor bluswatervoorzieningen zijn toereikend;
  • De gemeente heeft al veel gedaan om de externe veiligheidsituatie te verbeteren. Spijkenisse heeft hierin haar verantwoordelijkheid genomen.

Duidelijk is dat externe veiligheidsaspecten in Spijkenisse een rol spelen en blijven spelen. Structurele en geborgde aandacht voor externe veiligheidsrisico's is en blijft daarom gewenst.

5.4.2 Relevante risicobronnen

Met behulp van het Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS) en de provinciale risicokaart zijn voor het gebied van de beheersverordening de volgende risicobronnen geïnventariseerd.

5.4.2.1 Risicobronnen plaatsgebonden risico

Aan de zuidzijde van het gebied van de beheersverordening bevindt zich nabij de haven het vulpunt voor het LPG-tankstation “Witte Pomp” aan de Noordeinde 70. Op basis van de bestaande milieuvergunning heeft dit station een doorzet van minder dan 1000 m3 en daarmee een veiligheidscontour van 45 m. Deze contour komt in het gebied van de beheersverordening, maar daarbinnen bevinden alleen zich beperkt kwetsbare objecten in de vorm van bedrijfsgebouwen. De vestiging van kwetsbare objecten is in de beheersverordening niet mogelijk.

Het gebied van de beheersverordening grenst aan de Oude Maas. In het Basisnet Water is de Oude Maas gekarakteriseerd als een rode vaarweg. Er is sprake van een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 40 m. Net binnen deze PAG bevindt zich een bestaande solitaire woning, terwijl de beheersverordening de vestiging van kwetsbare objecten binnen deze zone niet mogelijk maakt.

Aan de noordzijde van het gebied van de beheersverordening bevindt zich langs de Groene Kruisweg een tankstation met onder meer een LPG vulpunt. Dit vulpunt ligt ten noorden van de Groene Kruisweg en heeft een veiligheidscontour van 45 m. Deze veiligheidscontour komt niet verder dan de Groene Kruisweg en blijft daarmee buiten de bestaande bebouwing van gebied Haven - Noord.

Eveneens aan de noordzijde ligt buiten het gebied van de beheersverordening nabij de Oude Maas bij het welness complex een opslag van propaan met een veiligheidcontour van 85 m. Ook deze veiligheidscontour blijft buiten de bestaande bebouwing van gebied Haven - Noord.

5.4.2.2 Invloedsgebieden c.q. groepsrisico's

Het gebied van de beheersverordening is gelegen binnen het invloedsgebied van diverse risicobronnen in de omgeving en voor al deze risicobronnen geldt dat er sprake is van een groepsrisico onder de oriënterende waarde. Het vaststellen van deze beheersverordening heeft geen invloed op de geldende groepsrisico's omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

5.4.3 Onderzoek

Er is sprake van een bestaande situatie waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien. Van een specifiek onderzoek is om die reden afgezien.

5.4.4 Advies Veiligheidsregio

Omdat er geen sprake is van ontwikkelingen, maar uitsluitend van het beheren van de bestaande situatie is het vragen van een advies aan de Veiligheidsregio achterwege gelaten. Wel is de Veiligheidsregio geïnformeerd over deze beheersverordening.

5.4.5 Conclusie

Doordat er sprake is van een bestaande situatie en daarin geen wijzigingen optreden leidt toetsing aan het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico niet tot een toename van de risico's.

5.5 Bedrijven en milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste
afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van wonen noodzakelijk.
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende
afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige
functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden
kan gemotiveerd worden afgeweken.

In gebied Haven - Noord is sprake van een gemengd gebied met de nadruk op bedrijfsactiviteiten. Op enkele locaties wordt ook gewoond.
Doordat deze bestaande situatie niet wijzigt is een verdere toetsing aan "Bedrijven en Milieuzonering" niet nodig.

5.6 Waterhuishouding

5.6.1 Inleiding

Door klimaatverandering, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking komt de waterhuishouding van Nederland in de 21e eeuw onder druk te staan. Daarom is in het "Nationaal Bestuursakkoord Water" afgesproken dat de waterproblematiek, gezamenlijk met de diverse betrokken partijen, opgelost moet worden. Onderdeel van die afspraak is dat voor ruimtelijke plannen een watertoets verplicht is. De watertoets omvat onder meer overleg met zowel de waterbeheerder het waterschap Hollandse Delta, als ook Rijkswaterstaat en de opname van een waterparagraaf. Het waterschap Hollandse Delta is als waterbeheerder verantwoordelijk voor het oppervlaktewater binnen het stedelijk gebied van Spijkenisse (inclusief de haven) en Rijkswaterstaat vervult deze functie voor de Oude Maas.

5.6.2 Huidige waterhuishouding

De gemeente Spijkenisse ligt in de delta van de grote rivieren. Het gebied van de beheersverordening Haven - Noord grenst direct aan de Oude Maas en aan de bestaande haven van Spijkenisse.
De bestaande haven is via een sluis verbonden met de Oude Maas. Ook de geschiedenis van het aangrenzende gebied heeft direct te maken met de ligging van de delta. Van oorsprong was dit gebied een zogenaamde aanwaspolder. Dit was oorspronkelijk buitendijks gebied dat door natuurlijke aanslibbing met klei is opgehoogd en in de 16e en 17e eeuw is ingepolderd. Meer dan 1,2 m onder het maaiveld ligt veen. Spijkenisse ligt in het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta.

5.6.3 Oppervlaktewater

Binnen het stedelijk gebied van Spijkenisse is een aantal peil- en afvoergebieden te onderscheiden. De Schenkelweg vormt een waterscheiding binnen dit stelsel.
Het gebied de Haven - Noord grenst aan de bestaande haven en beschikt daardoor al over oppervlaktewater.

5.7 Flora en fauna

Er is sprake van een grotendeels bebouwd en verstedelijkt gebied. In de nabijheid van de Oude Maas liggen groengebieden, die in de beheersverordening deze functie behouden. Deze gebieden zijn overwegend aangemerkt als structureel groen.
Doordat er geen wijzigingen zijn voorzien in zowel het bebouwde, als het onbebouwde plandeel, is afgezien van een nader onderzoek.

5.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
De gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (meest recente versie vastgesteld in 2011), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen:

  • 1. voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • 2. voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • 3. dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.


De uitkomsten voor het gebied van de beheeersverordening Haven - Noord zijn opgenomen in bijlage 5 van deze beheersverordening. De aanbevelingen om 4 verschillende archeologische waarden aan te geven zijn overgenomen in de verbeelding en de regels.


Monument
Nabij de Oude Maas is na de openstelling van de nieuwe Spijkernisserbrug in 1978 een brugportaal van de oude brug als monument geplaatst. Ook aan de overzijde van de Oude Maas staat zo'n brugportaal. De portalen zijn in oorspronkelijke witgroene kleuren geverfd.

5.9 Leidingen

In het plangebied bevinden zich geen leidingen van bovenlokaal belang, dan wel leidingen met een gevaarrisico. Er behoeven derhalve geen leidingen te worden benoemd.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

De regels van deze beheersverordening kennen een indeling die vergelijkbaaar is met die van een bestemmingsplan.
In hoofdstuk 1 komen de inleidende regels -begripsbepalingen en wijze van meten- aan de orde.

Hoofdstuk 2 benoemt de gebiedsregels, die zijn te vergelijken met de bestemmingsregels in een bestemmingsplan. In de gebiedsregels is beschreven wat er in het gebied van de beheersverordening is toegestaan. Van belang is dat wordt uitgegaan van het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing. Dit is aangegeven in de bijlagen 1, 2, 3 en 4:
Bijlage 1: bestaande situatie;
Bijlage 2: doeleindenomschrijvingen;
Bijlage 3: bestaande bedrijven;
Bijlage 4: luchtfoto.

Zowel bij het gebruik, als bij het bouwen, zijn in de regels enkele aanvullende bepalingen opgenomen, die betrekking hebben op onderdelen als bedrijven, openbare ruimte, nutsvoorziening, bijbehorende bouwwerken. Er zijn voorts mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de gebruiksregels en van de bouwregels.

Hoewel het vertrekpunt is dat er in het gebied van de beheersverordening geen ontwikkelingen plaatsvinden, zijn -vanwege de noodzaak om de bedrijven te kunnen laten functioneren- mogelijkheden van vervanging van bouwwerken op dezelfde locatie, het uitbreiden van bouwwerken met maximaal 10 % en het kunnen toevoegen van bijbehorende bouwwerken, opgenomen. Omdat er dan toch bouwactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, zijn specifieke regels opgenomen in verband met archeologie, de waterkering, het gezoneerde industrieterrein, de molenbiotoop en de de vaarweg. Passend binnen de landelijke standaarden is het gebied van de verordening in de verbeelding opgenomen als een besluitvlak. De eerdergenoemde specifieke regels zijn in de verbeelding aangeven met een besluitsubvlak.

In hoofdstuk 3 komen tot slot enkele algemene regels aan de orde. Ook hier zijn artikelen als algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels vergelijkbaar met dergelijke regels in een bestemmingsplan.

Naast de al eerdergenoemde bijlagen 1, 2, 3 en 4 zijn ook de bijlagen 5 (Archeologische waarden) en 6 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) toegevoegd.