direct naar inhoud van Regels
Plan: Correctieve herziening Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020/2021
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp000220128-4002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Correctieve herziening Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020/2021 met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp000220128-4002 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 ontsluitingsweg

een weg die is bedoeld voor de ontsluiting van meerdere woningen.

1.8 peil

het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  • 1. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddeld ehoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk ter plaatse van de bestemming Wonen - 2:
  • a. boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen.
  • b. In geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend. Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van een gebouw.
2.2 peil:
  • a. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.

Artikel 3 Toepassing regels

  • a. De in dit plan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van de bestemmingsplannen 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021' met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001 en 'Parapluplan 2022' met identificatienummer NL.IMRO.1926.BP000210134-4001 en laten de regels uit de onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd, tenzij expliciet wordt aangegeven, dat een artikel of lid in de regels wordt aangepast, verwijderd of vervangen.
  • b. Als een artikel of (sub)lid wordt toegevoegd vervangt dat niet een eventueel bestaand artikel of (sub)lid, tenzij expliciet is aangegeven, dat het bestaande artikel of (sub)lid is verwijderd of wordt gewijzigd/vervangen. Bestaande artikelen verschuiven en worden vernummerd.
  • c. Het begrip 'peil', opgenomen in lid 1.8 van dit plan, vervangt het begrip 'peil' zoals opgenomen in de begrippen in het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021' met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001.
  • d. Het begrip 'ontsluitingsweg', opgenomen in lid 1.7 van dit plan, wordt toegevoegd aan de lijst met begrippen in het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021' met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001.
  • e. De meetbepaling 'de inhoud van een bouwwerk ter plaatse van de bestemming Wonen - 2', opgenomen in lid 2.1 van dit plan, wordt toegevoegd aan de Wijze van meten in het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021' met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001.
  • f. De meetbepaling 'peil', opgenomen in lid 2.2 van dit plan, vervangt de meetbepaling 'peil' zoals opgenomen in de Wijze van meten in het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021' met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020-2021

4.1 Bestemmingsplan

De regels in dit artikel zijn van toepassing op het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020/2021', vastgesteld op 24 juni 2021, met identificatienummer NL.IMRO.1926.000200128-4001.

4.2 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • a. In artikel 1 Begripsbepaling wordt na lid 1.48 het volgende lid toegevoegd met als titel 'ontsluitingsweg', dat luidt als volgt: 'een weg die is bedoeld voor de ontsluiting van meerdere woningen.'
  • b. In artikel 1 Begripsbepaling wordt na lid 1.56 het volgende lid met als titel 'verblijfsruimte' toegevoegd, dat luidt als volgt: in een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen;
  • c. In artikel 1 Begripsbepalingen wordt lid 1.49 Peil gewijzigd en luidt als volgt:
    • 1. het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
      • de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
      • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.
  • d. In artikel 2 Wijze van meten wordt na lid 2.6 het volgende lid met als titel 'de inhoud van een bouwwerk ter plaatse van bestemming Wonen - 2' toegevoegd, dat luidt als volgt:
    • 1. boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen.
    • 2. In geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend. Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van een gebouw.
  • e. In artikel 2 Wijze van meten wordt lid 2.8 Peil gewijzigd en luidt als volgt:
      • de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
      • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.

4.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 3 Agrarisch - Weide

4.3.1 Afwijken van de gebruiksregels

Na lid 3.2 wordt een nieuw lid toegevoegd met als titel 'Afwijken van de bouwregels' en gaat als volgt luiden:

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:

  • a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning;
  • b. het ter plaatse voorkomende karakteristiek weidelandschap niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de paardenbak in de directe nabijheid van gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het stapmolens betreft;
  • e. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse van naastgelegen woonpercelen.

4.4 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 6 Groen

Het gehele artikel 6 'Groen' komt te vervallen.

4.5 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 9 Tuin
4.5.1 Bestemmingsomschrijving

In lid 9.1 komen de bepalingen onder b, c en d te vervallen:

b. de karakteristieke stedenbouwkundige waarde conform de in opgenomen stedenbouwkundige opzet in de vorm van een hofje, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristieke waarden';

c. ontsluiting van percelen, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

d. een (al dan niet collectief) bijgebouw ten behoeve van de omliggende woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw'.

4.6 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel Tuin - 2

Een nieuw artikel 'Tuin - 2' wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

4.6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens een ontsluitingsweg met een maximale breedte van 3,85 m exclusief passeerstroken;
  • c. de karakteristieke stedenbouwkundige waarde conform de in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan opgenomen stedenbouwkundige opzet in deel 1 Hofjes, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing hofjes';
  • d. een (al dan niet collectief) bijgebouw ten behoeve van de omliggende woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2'.

4.6.2 Bouwregels
  • a. Toegestane bouwwerken
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. aan een hoofdgebouw aangebouwde erkers en ingangspartijen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en 'specifieke bouwaanuiding - bijgebouw 2' een bijgebouw;
    • 3. andere bouwwerken;
    • 4. scootsafes;
    • 5. in afwijking van het bepaalde van het voorgaande mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bouwwerken' geen bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.6.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. tot een oppervlakte van 4 m2, en
    • 3. tot een bouwhoogte van 0,4 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw mit, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;
  • b. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en
    • 2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 3. het bijgebouw voorzien wordt van een kap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2' mag een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
erf- of perceelafscheidingen achter   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

4.6.3 Specifieke gebruiksregels

Landschappelijke inpassing

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing hofjes' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform de in Bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassing in deel 1 Hofjes.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.6.1  opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing.

Parkeren

Op de gronden als bedoeld in lid 4.6.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' dan wel waar een in- of uitritvergunning is verleend.

4.7 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 12 Wonen

In lid 12.1 wordt de volgende bepaling toegevoegd:

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - watergang' tevens voor een watergang.

4.8 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 13 Wonen - 1

Het gehele artikel 13 'Wonen - 1' komt te vervallen.

4.9 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel Wonen - 2

Een nieuw artikel 'Wonen - 2' wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

4.9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis en water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluitingsweg;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
4.9.2 Bouwregels
a Toegestane bouwwerken
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen en bij de bestemming behorende andere bouwwerken.
b Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.9.1 gelden de volgende bepalingen:

Woningen

  • a. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, tenzij ander is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. op de bestaande plaats, dan wel;
    • 2. met de voorgevel in de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' indien dat binnen het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid, én;
    • 3. binnen het bouwvlak, indien dat binnen het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid, dan wel;
    • 4. met de voorgevel in de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' indien dat binnen het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid;
  • c. de inhoud van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden. Voor zover en kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitend terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van de woning;
  • d. de breedte van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum breedte (m)' een andere maatvoering is opgenomen. Indien de bestaande breedte meer bedraagt dan 12 m, mag de bestaande breedte worden aangehouden;
  • e. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30º;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e en f geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en bouwhoogte als maximale goot- en bouwhoogte;
  • h. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelings perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 3 m bedraagt;
  • i. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Nota Parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • j. de bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

Bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
Pergola's   3 m  
Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat   2 m  
Overige erf- of perceelsafscheidingen;   1 m  
Overige andere bouwwerken   3 m  

4.9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.9.2 ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats, mits:
    • 1. het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 2. de omliggende bedrijvigheid als gevolg van de verplaatsing van de woning niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.
  • b. lid 4.9.2 ten behoeve van het bouwen van aaneengesloten woningen, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.
4.9.4 Specifieke gebruiksregels
a Beroep aan huis

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

b Landschappelijke inpassing Hofjes
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing hofjes' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in deel 1 Hofjes uit de in Bijlage 4 opgenomen Beeldkwaliteitsparagraaf.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.9.1  opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing.

c Watercompensatie

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - watercompensatie' dient voldoende watercompensatie te worden gerealiseerd, met inachtneming van de navolgende voorwaarden:
    • 1. de watercompensatie dient te worden berekend op basis van de ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen geldende watersleutel;
    • 2. de onder 1. berekende watercompensatie dient binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen te zijn gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
    • 3. inzake de realisatie van de watercompensatie wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder.
4.9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid a niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m2;
  • b. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenoplsag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en
  • e. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.
4.9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden waarbij het oorspronkelijke maaiveld met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.
b Uitzonderingen

Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c Toelaatbaarheid

De in lid a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en stedenbouwkundige waarden.

4.10 Bijlagen bij de regels
  • a. Bijlage 4 'Verkavelingsstudie Oude Leedeweg 5' bij de regels wordt vervangen door de Bijlage 'Beeldkwaliteitsparagraaf', zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.
  • b. Bijlage 5 'Verkavelingsstudie Zuideindseweg 37' bij de regels wordt vervangen door de Bijlage 'Beeldkwaliteitsparagraaf', zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. lid a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Correctieve herziening Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp 2020/2021'