direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Balijrand 's-Gravenhout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp000120081-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan vormt een herziening van een deel van het thans geldende bestemmingsplan ''s-Gravenhout & Kalisbuurt' uit 2008. Hierin is het plangebied aangegeven met een uit te werken woonbestemming op grond waarvan woningbouw mogelijk is. De inzichten zijn inmiddels gewijzigd en deze locatie zal niet als nieuwe uitleglocatie aangewend worden. De nieuwe 'Ruimtelijke Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2040' geeft aan dat de locatie ten zuiden van de Hofweg wordt toegevoegd aan de groene contour en dat een goede stad-landverbinding gerealiseerd dient te worden. Teneinde woningbouw op deze locatie niet langer mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 De bij het plan behorende stukken.

Het bestemmingsplan 'Balijrand 's-Gravenhout', bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek. no.NL.IMRO.1926.bp000120081-4001);
  • toelichting;
  • regels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Globaal bestaat het plangebied uit enkele onbebouwde percelen ten zuiden van de Hofweg te Nootdorp. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1.9 hectare. Het noordoostelijke deel is in handen is van de gemeente, de rest is in particuliere handen. Het plangebied is globaal weergegeven op onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0001.png"

Globale ligging en begrenzing plangebied

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan ' 's-Gravenhout & Kalisbuurt', zoals vastgesteld op 27 november 2008. Voor de inhoudelijke regeling wordt verwezen naar paragraaf 3.2 Geldende planologische situatie.

1.5 Opzet van de toelichting

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 wordt vervolgens ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid.
  • De kenschets van het plangebied (zie hoofdstuk 3) bestaat onder meer uit een beschrijving van de huidige, planologische en toekomstige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden. De gevolgen van zowel milieutechnische als planologische randvoorwaarden voor het plangebied worden geanalyseerd.
  • In de juridische planopzet (hoofdstuk 5) wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het juridische deel van het bestemmingsplan (regels en verbeelding) is vormgegeven.
  • De afsluitende hoofdstukken van de toelichting gaan nader in op de economische (hoofdstuk 6) en maatschappelijke (hoofdstuk 7) haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

Provinciale structuurvisie en Verordening

In zowel het geldende provinciale beleid 'Visie op Zuid-Holland' en 'Verordening Ruimte, actualisering 2012' als het momenteel als ontwerp gepubliceerde 'programma Ruimte' en 'Verordening Ruimte 2014' is het plangebied nog aangegeven als onderdeel van het bebouwde gebied, namelijk voor 'transformeren, herstructureren en verdichten'.

2.2 Gemeentelijk beleid

Ruimtelijke Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2040, Ruimte maken.....ruimte laten

Deze nieuwe Ruimtelijke Structuurvisie komt in de plaats van de Pit! Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp uit 2009. Referentiekader voor de nieuwe Structuurvisie is de Toekomstvisie ‘Pijnacker- Nootdorp in de metropool’, die de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in juni 2012 heeft vastgesteld. De visie vormt het sluitstuk van het proces rond de evaluatie van het Project Integrale Toekomstvisie PIT! en de uitwerking van de nieuwe Toekomstvisie in een Economische Visie, een Visie op het Sociale Domein en deze Ruimtelijke Structuurvisie.

In de Ruimtelijke Structuurvisie wordt aangegeven dat de contouren van de groene buitengebieden Buytenhout, de Groenzoom en Oude Leede omvatten. De poorten van het groene buitengebied liggen straks bij de bestaande entree aan de Dobbeplas (Buytenhout) en moeten verder tot stand komen bij Ruyven in het verlengde van de Laan van Ruyven (Oude Leede) en de Katwijkerbuurt (Groenzoom). De zogenaamde Randzone Balij aan de Hofweg in Nootdorp, die nu nog binnen de rode contour ligt, wordt definitief niet ontwikkeld als woningbouwlocatie en is aan de groene contour toegevoegd. Een belangrijke ruimtelijke ontwikkelopgave is om hier nu een goede stadlandverbinding van te maken.

Hoofdstuk 3 Plangebied

3.1 Huidige situatie

Het plangebied is ten zuiden van de Hofweg te Nootdorp. Momenteel is het plangebied in gebruik als grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0002.png"

Huidige situatie, Google Maps

3.2 Geldende planologische situatie

In het geldende bestemmingsplan ''s-Gravenhout & Kalisbuurt' is het plangebied bestemd als Wonen - Uit te werken. Middels twee bouwvlakken werden in totaal 70 wooneenheden toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte van de grondgebonden woningen bedroeg respectievelijk 6 m en 12 m. In het westen van het plangebied was ook gestapelde bouw mogelijk met een maximale bouwhoogte van 20 m.

In het oosten van het plangebied loopt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0003.png"

Uitsnede plankaart 's-Gravenhout & Kalisbuurt

3.3 Toekomstige situatie

Conform de Ruimtelijke Structuurvisie zal binnen het plangebied geen woningbouw meer plaatsvinden. Het gevolg is dat het aan de huidige situatie niks zal veranderen en het gebruik als grasland zal worden gehandhaafd. Voorliggend bestemmigsplan voorziet hiervoor het plangebied van de bestemming 'Agrarisch - Weide'.

 

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot het bouwen van geluidgevoelige bebouwing. Het aspect geluid leidt dus niet tot een belemmering.

4.2 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan).

Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Ontwikkelingen
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en biedt geen mogelijkheden tot ontwikkelen van infrastructuur of het bouwen van woningen. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen consequenties voor het aspect luchtkwaliteit.

4.3 Externe veiligheid

Inleiding

In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij het bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.


Normstelling en beleid

Twee sleutelbegrippen: plaatsgebonden risico en groepsrisico

De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het rijksoverheidsbeleid maakt onderscheid tussen het risico waaraan het individu is blootgesteld en het risico waaraan een groep mensen is blootgesteld. Het gaat om het risico op overlijden. Voor de beoordeling van het risico waaraan het individu is blootgesteld gebruikt men het plaatsgebonden risico. Dit is de maatstaf voor de persoonlijke veiligheid. De maatstaf voor de kans dat een groep van mensen in een keer overlijdt, is het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).


Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (Juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico's geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Bij stationaire risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een factor 10 kleiner ligt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder andere de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.


Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten

Kwetsbare objecten

Kwetsbare objecten zijn onder ander woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen), kantoren met meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen, zoals in onderhavig geval een school. De kwetsbare objecten staan gedefinieerd in Bevi artikel 1 sub l. Na inwerkingtreding van het Bevi is de definitie van kwetsbare objecten nog verduidelijkt.


Beperkt Kwetsbare objecten

Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van een beperkt kwetsbaar object.


Waarom onderscheid?

Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang om te bepalen of de PR 10-6 een grenswaarde is of een richtwaarde.


Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geeft uitvoering aan het Bevi. De laatste wijziging van Bevi / Revi is in werking getreden op 13 februari 2009.


Plaatsgebonden risico

Het Bevi gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:

* Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.
Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.

* Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.

Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.


Groepsrisico

Bij inrichtingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar;


Verantwoording groepsrisico

Indien er een vergunning moet worden verleend aan een inrichting met gevaarlijke stoffen die wordt opgericht, veranderd of in werking is moet het bevoegd gezag bij een toename van het groepsrisico het groepsrisico verantwoorden. Bij het vaststellen of wijzigen van bestemmingsplannen of voor het toestaan van tijdelijke situaties, zoals ook bij het verlenen van ontheffing van bestemmingsplannen, moet het bevoegd gezag het groepsrisico verantwoorden.


Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS), Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en Basisnet

Het huidige beoordelingskader wordt gevormd door de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (laatst gewijzigd 1 juli 2012). Dit verandert met het van kracht worden van het Basisnet, naar verwachting op 1 juli 2014. Het Basisnet beoogt de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen, door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en van veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening.


De wetgeving inzake het Basisnet wordt in het algemeen ook wel "Wet Basisnet" genoemd. Het Basisnet is een heel stelsel van wetten en regels dat op verschillende gebieden haar oorsprong heeft liggen.

Vanuit de vervoerskant is er de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs). De Wvgs is in de afgelopen tijd al aangepast aan het Basisnet. De gewijzigde Wvgs is nu nog niet in werking getreden.

Vanuit de ruimtelijke ordeningskant is er het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes (Bevt) ontstaan. Dit besluit vervangt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en vindt zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Voor vervoersassen wordt een risicoplafond vastgesteld. Anders dan nu, middels de circulaire, het geval is, zal het risico dat wordt veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen in de toekomst niet meer ongelimiteerd zijn. Ook worden PR 10-6 contouren in de toekomst vastgelegd in de vorm van een gestandaardiseerde risicocontour, een veiligheidszone genoemd. Het Bevt is al gepubliceerd maar nog niet in werking getreden. In de Regeling Basisnet (nog niet in werking) wordt aangegeven waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.

Het aangepaste Bouwbesluit (nog niet in werking) bevat regels rondom bouwen binnen Plasbrandaandachtsgebieden (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook (excl. vluchtstrook) waarin, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het PAG is een extra verantwoording bij het bouwen van kwetsbare objecten binnen dit gebied en wordt uitgevoerd naar analogie van de verantwoording van het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

De cRNVGS gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:

* Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.

Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.

* Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.

Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.


Groepsrisico

Bij transportroutes geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-8 per jaar;


Verantwoording groepsrisico?

Conform de cRNVGS moet het bevoegd gezag bij ruimtelijke plannen verantwoording over het groepsrisico afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of bij een toename van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling van het plangebied. Met het van kracht worden van het Btev zal een uitgebreide verantwoording vereist zijn indien het plangebied op 200m of minder van een rijksweg ligt en kan volstaan worden met een beperkte verantwoording indien het op meer dan 200m, maar wel binnen het invloedsgebied van een rijksweg ligt.


Besluit externe veiligheid buisleidingen

Sinds 1984 wordt er getoetst aan circulaire Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984) en vanaf 1991 ook aan de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie. Sinds 1 januari 2011 zijn beide circulaires vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling.


Plaatsgebonden risico

* Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.

Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.

* Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.

Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.


Groepsrisico

Bij buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-8 per jaar;


Wanneer verantwoording groepsrisico?

De verantwoordingsplicht van het groepsrisico is van toepassing bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten.


Vuurwerk

Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit (bij besluit van 15 maart 2012 gewijzigd, wijzigingen per 1 jul1 2012 in werking getreden) dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. Aan situaties waarin niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet expliciet aandacht besteed. De hiervoor geldende veiligheidsafstand is dusdanig klein (8 m), dat hieraan in de meeste gevallen kan worden voldaan door de opslagplaats en de deuropening op een juiste wijze op het perceel te projecteren. In het bestemmingsplan worden daarom geen afstandseisen opgenomen. Nadere regulering kan via het milieuspoor (vergunning of melding) plaatsvinden. Vanzelfsprekend is handel in en opslag van consumentenvuurwerk uitsluitend toegestaan, wanneer dit past binnen de bestemming die aan de betreffende gronden is gegeven. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing op vuurwerkopslagplaatsen.

4.3.1 Plangebied Balijrand 's-Gravenhout

Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied

De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen nabij/op bedrijventerrein Ruijven en ligt op ruime afstand van het plangebied.


Uit de risicokaart blijkt dat de A4, A12 en A13 een PR 10-6 contour hebben van 0 meter. Wat betreft het groepsrisico, wordt in de cRNVGS (paragraaf 4.3) aangegeven: "Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. In de cRNVGS (paragraaf 5.2.3) wordt verder aangegeven: "Er hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt." Het Besluit externe veiligheid transportroutes (besluit van 11 november 2013) geeft aan (artikel 7) dat, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in de toelichting in elk geval moet worden ingegaan op mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval op de desbetreffende transportroute (beperkte verantwoording). Artikel 8 geeft aan dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning op meer facetten moet worden ingegaan (uitgebreide verantwoording).

Aangezien het plangebied meer dan 200m van de rijkswegen ligt is een berekening/uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde. Er vindt over de A13 en de A4 echter wel transport plaats van LT3 en GT4, beide een stofcategorie met een invloedsgebied van 4000 meter (HAndleiding Risicoanalyse Transport, 2011). Er moet, vanwege het feit dat het plangebied binnen het invloedsgebied van de A4 en de A14 ligt, wel aandacht worden besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in relatie tot de stof LT3 en GT4 (beperkte verantwoording).


Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen

Op een klein stuk van de N470 na zijn, op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, de provinciale wegen niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn. De N470 ligt echter op ruime afstand (meer dan 1000m) van het plangebied.

Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert is, op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zodanig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken.


Spoorbaan Den Haag-Rotterdam

Dit spoor wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom de spoorbaan bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid.


Buisleidingen binnen/nabij het plangebied

Aardgas

Binnen het plangebied is een hogedruk aardgasleiding (W-539-05-KR-002, diameter 6 inch, druk 40 bar) aanwezig.


Plaatsgebonden risico

De voor het plangebied relevante leiding heeft geen PR 10-6 contour buiten de leiding. Hierdoor wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico.


Groepsrisico

Het invloedsgebied (1% letaliteit) van deze buisleiding is 70 meter. De 100% letaliteitscontour ligt op 50 meter. Binnen deze contour is een expliciete uitspraak namens het bevoegd gezag over de verantwoording van het groepsrisico gewenst als er kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen binnen deze 100% letaliteitscontour worden toegestaan en als door de vestiging of uitbreiding van een risicoveroorzakende activiteit kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen binnen de 100% letaliteitzone van die activiteit komen te liggen. Hier is bij dit plangebied geen sprake van. De verantwoording van het groepsrisico binnen de 100% letaliteitszone is uitgebreid, buiten deze contour beperkt van omvang.


De overschrijdingsfactor is een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal het groepsrisico gelijk zijn aan de oriëntatiewaarde. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. In 2011 is het groepsrisico berekend voor deze buisleiding (AVIV, project 101884, maart 2011). De maximale overschrijdingsfactor binnen het plangebied is 1.473E-003 (0,001473), meer dan 1000 kleiner dan de oriëntatiewaarde. De maximale overschrijding wordt gevonden bij 11 slachtoffers.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0004.png"

Ligging Hogedruk aardgasleiding in het plangebied (Bron: Geoweb)


Het plan maakt vestiging van nieuwe kwetsbare objecten dan wel risicoveroorzakende activiteiten niet mogelijk. Het groepsrisico zal derhalve niet toenemen. Verder is het vanwege de bestemming die nu aan het plangebied wordt gegeven, erg onwaarschijnlijk dat hier een groep van 10 of meer personen aanwezig zal zijn. Er is dus formeel gezien geen groepsrisico aanwezig.


Brandbare vloeistoffen

Het invloedsgebied van de DPO-leiding, die door de gemeente Pijnacker-Nootdorp loopt, ligt op bijna 5000 meter van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0005.png" Afstand DPO leiding tot het plangebied (Bron: Geoweb)


CO2

Het invloedsgebied van de CO2-leiding, die door de gemeente Pijnacker-Nootdorp loopt, ligt op bijna 5000 meter van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0006.png"

Afstand CO2-leiding tot het plangebied (Bron: Geoweb)


Verantwoording Groepsrisico

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH). De VRH heeft - gelet op de aard en omvang van het plangebied - te kennen gegeven geen specifieke adviezen noodzakelijk te achten. In het geldende bestemmingsplan was de mogelijkheid opgenomen om binnen het plangebied woningen te realiseren. Door gewijzigde inzichten zal deze locatie niet meer als nieuwe uitleglocatie worden aangewend. Het voorliggende bestemmingsplan staat daarom binnen het plangebied alleen de bestemming 'Agrarisch - Weide' toe, met daarnaast een dubbelbestemming ten behoeve van een hoge druk aardgastransportleiding. Aangezien het plangebied in de huidige situatie in gebruik is als grasland, zal het voorliggende bestemmingsplan niet zorgen voor een (significante) toename van het risico. Verder is het vanwege de bestemming die nu aan het plangebied wordt gegeven, erg onwaarschijnlijk dat hier een groep van 10 of meer personen aanwezig zal zijn. Er is dus formeel gezien geen groepsrisico aanwezig.

In het kader van de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen binnen het plangebied, zijn geen bijzonderheden geconstateerd.


Conclusies

Alle mogelijke risicobronnen zijn onderzocht op nabijheid en relevantie. In alle gevallen wordt voldaan aan de PR 10-6. In geen van de gevallen is sprake van een overschrijding van de orientatiewaarde van het groepsrisico en/of een toename van het groepsrisico. Een berekening van het groepsrisico of een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico zijn niet aan de orde. Wel is, In het geval van de aardgasleiding en de A13, een beperkte verantwoording verplicht. Deze staat hierboven verwoord.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan.

4.4 Bodemkwaliteit

Om de bodem voor langere tijd te willen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten.

Het gebruik van de gronden van het plangebied vervandert niet ten opzichte van de huidige situatie. Zodoende heeft voorliggend bestemmingsplan geen consequenties voor het aspect bodemkwaliteit.

4.5 Bedrijvigheid

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en tegelijkertijd dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Een belangrijk hulpmiddel dat door gemeenten wordt gebruikt om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau af te stemmen in een bestemmingsplan is de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Voorliggend bestemmingsplan ziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen of bedrijvigheid. Zodoende vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.6 Water

Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit.

Aangezien aan het plangebied en het gebruik hiervan geen verandering zal optreden ten opzichte van de huidige situatie, levert het aspect water geen belemmering op.

4.7 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Aangezien aan het plangebied en het gebruik hiervan geen verandering zal optreden ten opzichte van de huidige situatie, levert het aspect water geen belemmering op.

4.8 Archeologie

Archeologie

Wettelijk kader

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen.

Waarden en verwachtingen

Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp is in september 2009 een Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart opgesteld. De Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000120081-4001_0007.png"

Uitsnede Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart gemeente Pijnacker-Nootdorp

Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart ligt het plangebied binnen de archeologische verwachtingswaarde 'middelhoog'. Hier is het beleid om archeologisch onderzoek uit te voeren voor bodemingrepen van 200 m2 en meer. De gronden worden echter bestemd voor 'Agrarisch-Weide'. Binnen deze bestemming worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die groter dan 200 m2 zijn. Zodoende is het niet noodzakeljik om een dubbelbestemming voor mogelijk aanwezige archeologische waarden op te nemen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.

Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden.

Voor de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling (voorheen plankaart) heeft de Grootschalige Basis Kaart Nederland (GBKN) als onderlegger gediend. Deze bestaat uit één kaartblad.

Verbeelding geometrische plaatsbepaling
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.

Regels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

5.2 Toelichting op de regels

De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 - Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 omvat de verklaring van de belangrijkste begrippen, welke in hoofdstuk 2 en 3 worden gebruikt. Daarnaast bevat dit hoofdstuk bepalingen op welke wijze de grondoppervlakte, hoogte, breedte en dergelijke van de bouwwerken moeten worden gemeten.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft de omschrijving van de diverse in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen, met daarbij nadere bouwregels in de vorm van maximaal toelaatbare aantallen, situering, toegestane voorzieningen en dergelijke.

Agrarisch - Weide
Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Weide'. De bestemming is gericht op het gebruik als weide en hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik. Tevens is extensieve openluchtrecreatie toegestaan, met ook voet-, fiets- en ruiterpaden. Via een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders zijn bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden toegelaten.

Er zijn uitsluitend andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, van ten hoogste 1 m toegelaten.

Leiding - Gas

Ter bescherming van de aanwezige gasleiding is deze dubbelbestemming opgenomen met hieraan gekoppeld een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken.

5.2.3 Algemene regels

Het derde hoofdstuk van de regels bevat een aantal bepalingen welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Dit zijn de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn de Overgangs- en Slotregels opgenomen, zoals die door het Besluit ruimtelijke ordening en SVBP2012 zijn voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze verhaald moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkeling. Een en ander dient te worden vastgesteld in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijk met het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. Dat is hier niet aan de orde. Er is onderzoek gedaan naar de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hieruit volgt dat de economische uitvoerbaarheid verzekerd is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorontwerp-bestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 8 mei 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Als onderdeel van de inspraakprocedure is op 19 mei 2014 een informatiebijeenkomst georganiseerd in het Bestuurscentrum aan de Emmastraat in Pijnacker. Tijdens deze bijeenkomst hebben de bezoekers (circa 15 personen) kennis kunnen nemen van het plan en de procedure en is op individueel niveau een toelichting gegeven op diverse planonderdelen.

Gedurende de periode van terinzage legging zijn er twee inspraakreacties ingediend en zijn er drie reacties binnengekomen op basis van artikel 3.1.1. Bro (vooroverleg). Geen van de inspraak- en overlegreacties hebben aanleiding gegeven wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan.

Ambtshalve wordt één wijziging doorgevoerd in de paragraaf over externe veiligheid van de plantoelichting.

In de Noititie van beantwoording inspraak- en overlegreacties zijn de binnengekomen reacties samengevat en voorzien van een beantwoording. Deze notitie is opgenomen als Bijlage 1 van deze toelichting.

Ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan 'Balijrand 's-Gravenhout' heeft met ingang van 16 oktober 2014 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. Binnen de wettelijke termijn zijn drie zienswijzen naar voren gebracht. De ingediende zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven om wijzigingen in het bestemmingsplan aan te brengen. Het bestemmingsplan is derhalve ongewijzigd vastgesteld.

De nota zienswijzen is als bijlage Bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.