direct naar inhoud van Regels
Plan: Steigerdijk 2, Ooltgensplaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.OLPSteigerdijk2-BP30

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Steigerdijk 2, Ooltgensplaat met identificatienummer NL.IMRO.1924.OLPSteigerdijk2-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.6 bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, verblijfsrecreatieve appartementen, kavels, grond en/of standplaatsen, waarbij voor verblijfsrecreatieve appartementen en recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden.

1.7 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning.
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of is toegestaan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning.
1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 camper

een motorvoertuig dat is uitgerust om in te overnachten en recreëren;

1.17 camperlocatie

een aangewezen terrein met camperplaatsen met eventueel daarbij behorende faciliteiten zoals oplaadpunten voor stroom, watertappunten en vuilwaterstortstations;

1.18 camperplaats

een plaats voor het parkeren van een camper om ter plaatse te overnachten en te recreëren.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.21 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.22 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en dat aan ten hoogste twee zijden voorzien is van een gesloten wand.

1.23 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein, ter plaatse waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is, indien dit gelegen is beneden de kruin van de weg en gebouwd wordt aan een dijk.
1.24 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.25 standplaats

het gedeelte van een terrein dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel.

1.26 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.27 voorgevellijn

de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

de hoogte gemeten tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, de hoogte gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, inclusief aan- en uitbouwen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': jachthavens met ligplaatsen en bijbehorende centrale voorzieningen ten behoeve van de exploitatie van jachthavens, met uitzondering van horeca en detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' tevens voor een camperlocatie met maximaal 8 camperplaatsen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, wandel- en fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

4.2.1 Jachthaven
  • a. gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geldt een bebouwingspercentage van 0,4% en een maximale bouwhoogte van 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Jachthaven

Ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeervoorzieningen toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is de opslag van goederen en opslag en (winter)stalling van boten toegestaan;
  • c. het is verboden gronden anders dan voorzien van de aanduiding 'opslag' zoals bedoeld onder b, te gebruiken voor de opslag en (winter)stalling van boten en bijbehorend materieel.
4.3.2 Camperplaatsen

De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' mogen uitsluitend tijdens het vaarseizoen van 1 april tot 1 november gebruikt worden voor camperplaatsen.

4.3.3 Voorwaardelijke bepaling groen

Het in gebruik nemen van de camperplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' is uitsluitend toegestaan, indien ter plaatse van de aanduiding 'groen' opgaande beplanting is aangebracht en deze duurzaam in stand wordt gehouden, waarbij een ondergeschikte opening voor een voet- fietspad is toegestaan.

4.3.4 Opslag

Het is verboden gronden anders dan voorzien van de aanduiding 'opslag' te gebruiken voor de opslag en (winter)stalling van boten en bijbehorend materieel.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-2' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboten' en 'Groen', waarbij de bepalingen uit dat artikel van toepassing zijn, met dien verstande dat aanvullend op de toegestane woonboten 4 extra woonboten zijn toegestaan.

Artikel 5 Wonen - Woonboten

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Woonboten' aangewezen gronden zijn bestemd voor ligplaatsen voor maximaal 4 woonschepen, met dien verstande dat:

  • a. de lengte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 30 m;
  • b. de breedte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. de hoogte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 3 m, met uitzondering van masten;
  • d. gangboorden, puntdaken, 2e verdiepingen en dakterrassen niet zijn toegestaan;
  • e. evenmin hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen of soortgelijke objecten op het dak zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen per woonschip bedraagt ten hoogste 16 m²;
  • b. de hoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a tot een maximum oppervlakte van 24 m2 aan gebouwen per woonschip, met dien verstande dat de afstand van een gebouw tot de insteek van de wtergang ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 sub b met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. De afwijking wordt verleend indien het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van de afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering - Volkerak-Zoommeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering - Volkerak-Zoommeer' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering van het waterbergingsgebied Volkerak-Zoommeer.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maten
  • a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/voorgevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), hellingbanen, entreeportalen, balkons en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
9.3 Hoogtematen
9.3.1 Platte afdekking

Voor zover noch op de kaart noch in de voorschriften regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de kaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het platte dak aan.

9.3.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De ten hoogste toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij op de verbeelding, in hoofdstuk 2 of de overige planregels anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

bouwhoogte

- van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied 1 m;

- van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;

- van lichtmasten 9 m;

- van overige palen en masten 7 m;

- van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie,

niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 15 m;

- van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes 5 m;

- ten behoeve van mobiele telecommunicatie van antenne-installaties

die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes 5 m;

van schotelantennes 3 m;

- van tuinmeubilair 2 m;

- van speeltoestellen 6 m;

- van ballenvangers op sportterreinen en golfterreinen 6 m;

- van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.

10.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - dijk - 1

De voor 'vrijwaringszone - dijk - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkeringen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de planregels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
12.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken

Er kan niet worden afgeweken indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. lid a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Steigerdijk 2, Ooltgensplaat'.