Plan: | Fittersweg 7 te Ooltgensplaat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.OLPFittersweg7-BP30 |
In het buitengebied van Ooltgensplaat ligt de locatie Fittersweg 7. Op dit perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd waarvan de opstallen (gedeeltelijk) zijn afgebrand. Sindsdien vinden er geen bedrijfsactiviteiten meer plaats. De initiatiefnemer heeft het terrein aangekocht en is voornemens om de aanwezige bebouwing te slopen en één nieuwe woning terug te bouwen. Het bouwrecht voor deze woning is verkregen op basis van een eerdere overeenkomst met de toenmalige gemeente Oostflakkee. Met het planologisch mogelijk maken van deze woning is de bouwtitel uit de overeenkomst verzilverd. De overeenkomst komt daarmee te vervallen.
Om de bouw van de woning planologisch mogelijk te maken, dient de bestemming 'Agrarisch' te worden gewijzigd in een woonbestemming. Dit bestemmingplan voorziet in het wijzigen van de bestemming en het aanpassen van het bouwvlak waardoor de realisatie van de woning mogelijk wordt.
Het plangebied ligt in het buitengebied van Ooltgensplaat en is kadastraal bekend onder sectie F, nummer 218. Het perceel heeft een oppervlak van 3.595 m² en perceelsomtrek van 245 m. Ten noorden en oosten wordt het gebied omsloten door agrarische gronden. Zuidelijk en westelijk van het plangebied loopt de Fittersweg.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Google.nl, bewerking: Juust)
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de bouw van de woning mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Het plangebied bestaat uit een perceel waarop diverse bedrijfsverharding en opstallen (silo` s en oude schuren) ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering aanwezig is. Sinds de brand heeft plaatsgevonden, is het terrein met hekken afgezet. Het perceel wordt niet onderhouden waardoor het terrein is verpauperd.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google.nl)
Alle bedrijfsopstallen en verhardingen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten worden verwijderd. De te realiseren woning wordt gesitueerd binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak en mag een maximale inhoud van 750 m³ hebben. De maximale goot- en bouwhoogte liggen op 4,5 meter en 9 meter waarbij de dakhelling minimaal 20 graden moet zijn.
Voor de woning is nog geen bouwplan aanwezig. Deze zal na de bestemmingsplanprocedure worden gemaakt waarbij de bouwregels in acht worden genomen. Op onderstaande afbeelding is een mogelijk invulling van het perceel weergegeven.
Afbeelding 3 | Mogelijke invulling plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking Juust B.V.)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 16 oktober 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De betreffende gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch'.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
De bestemmingswijziging naar 'Wonen -2' met bouwvlak maakt het realiseren van een woning mogelijk. Deze specifieke woonbestemming sluit aan op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' waarin onderscheid wordt gemaakt tussen diverse woonbestemmingen. De agrarische bestemming komt te vervallen waardoor agrarische gebruik van de gronden niet meer is toegestaan.
Met betrekking tot aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een zogenoemde staffelregeling opgenomen. Hoe groter het bebouwingsgebied hoe meer oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt toegestaan. Dit loopt op tot een maximaal oppervlak van in totaal 150 m².
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Op de verbeelding is de bestemming 'Wonen - 2' en een bouwvlak met een grootte van 694 m2 opgenomen.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
'Wonen - 2'
De hoofdbestemming 'Wonen - 2' is bedoeld voor het wonen en de daarbij behorende erven en tuinen, toegangswegen- en paden, en parkeervoorzieningen op eigen terrein. De te realiseren woning zal worden gesitueerd binnen het bouwvlak en mag een maximale inhoud van 750 m³ hebben. De maximale goot- en bouwhoogte liggen op 4,5 meter en 9 meter waarbij de dakhelling minimaal 20 graden moet zijn.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
Eén van de beleidskeuzes is dat steden zich duurzaam ontwikkelen door een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Het Rijk hanteert daartoe een integrale verstedelijkingsstrategie en is actief partij bij het formuleren van een regionale verstedelijkingsstrategie. Het is essentieel dat onze steden gezond, aantrekkelijk, veilig en schoon zijn om in te wonen en te werken, dat er go ede en betaalbare woningen beschikbaar zijn en dat woon- en werklocaties bereikbaar zijn.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van één woning. Het project is daarmee niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen buitengebied kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast, blijkens een afdoende motivering die tevens ingaat op de keuze voor een locatie buiten bestaand stads- en dorps gebied.
Kwaliteitskaart
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en voorziet niet in een wijziging op structuurniveau (inpassen). De openheid en het groene karakter van het landschap wordt niet aangetast, omdat de woning op een bestaand agrarisch bouwperceel wordt gebouwd. Op dit perceel was diverse bebouwing aanwezig en een deel van de bebouwing is nog steeds aanwezig. Het gehele agrarisch bouwvlak mocht bebouwd worden inclusief bedrijfswoning. Met de wijziging wordt uitsluitend één woning mogelijk gemaakt tot een inhoud van 750 m3. Daarmee nemen de bebouwingsmogelijkheden af. Het bouwrecht voor de woning is in het verleden verkregen door sloop van bebouwing op een locatie elders, zoals opgenomen in een overeenkomst met de toenmalige gemeente Oostflakkee. De ruimtelijke kwaliteit blijft per saldo ten minste gelijk en verbeterd door sloop van voormalige agrarische bebouwing.
De ontwikkeling voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Door de ontwikkeling wordt het landschap en de open polder niet aangetast. Hierna worden de richtpunten beschreven.
Laag 1 - De ondergrond
Rivierdelta complex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.
Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.
Richtpunt:
Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen
Zeekleipolderlandschap
Zeekleipolders
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.
De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.
Richtpunten:
Zeekleipolders algemeen:
Rivierdeltalandschappen
Eilanden en (voormalige) zeearmen
Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland.
De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren. Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel.
Laag 3 - De stedelijke occupatie
Bouwwerken voor energie-opwekking
Nieuwe vormen van energie zullen steeds meer het landschap beïnvloeden. Diverse nieuwe energiedragers zijn bouwwerken die, afhankelijk van locatie, vorm en grootte, matige tot grote invloed op het landschap kunnen hebben. Vooral grote windturbines hebben verreikende invloed. Ook biovergistingsinstallaties en zonnevelden zijn bouwwerken die niet vanzelf en niet altijd passen bij de kenmerken van het gebied. Anderzijds kunnen bouwwerken voor energie-opwekking bijdragen aan nieuwe landschappelijke kwaliteit. Bij bouwwerken voor energie-opwekking is altijd een zorgvuldige locatiekeuze en/of inpassing van belang.
Richtpunt:
Bij de plaatsing van nieuwe bouwwerken voor energie-opwekking zal een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van deze bouwwerken op de (wijde) omgeving.
Laag 4- Laag van de beleving
Het beleid is gericht op het behouden en versterken van het (belevings)contrast tussen het luwe buiten en de dynamiek van de stad. Voor de planlocatie zijn in deze laag geen specifieke aanduidingen opgenomen.
Gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee
Het plangebied valt binnen de kaart 'Boerenerf met boerderij' van het gebiedsprofiel van Goeree-Overflakkee. Centraal staat het behoud van de grote spreiding tussen de verschillende erven, zodat het open en weidse karakter van de polder gehandhaafd blijft. Het is mogelijk om boerenerven te transformeren naar woonerven, mits de agrarische bedrijvigheid hier geen hinder van ondervindt.
Tevens grenst de locatie aan een dijk die in het gebiedsprofiel als dijklint is aangegeven. Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend.
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Het betreft daarmee een ontwikkeling in de categorie 'inpassen'. Het uitvoeren van aanvullende ruimtelijke maatregelen is niet benodigd. Het open en weidse karakter van de polder blijft gehandhaafd doordat er gebouwd wordt op een bestaand boerenerf. De detonerende bebouwing wordt gesloopt en verhardingen worden gesaneerd. De ruimtelijke kwaliteit ter plaatse zal daardoor verbeteren. In de omgeving zijn geen agrarische bedrijven aanwezig die hinder ondervinden van de ontwikkeling. Het huidige dijklint blijft behouden, omdat er sprake is van sloop en nieuwbouw op dezelfde locatie. Het provinciale beleid staat het bouwen van een woning op deze locatie niet in de weg.
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema wonen. De gemeente heeft als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn. De gemeente heeft voor nieuwe initiatieven een zestal basisprincipes opgesteld. Eén daarvan is 'behoud openheid buitengebied'. Ontwikkelingen in het buitengebied moeten passen binnen het open landschap en de landschappelijke kwaliteit behouden of versterken.
Onderhavig plan voorziet in het saneren van een voormalig agrarisch bedrijf en de bouw van één woning. De gebiedsontwikkeling vindt geclusterd plaats waardoor het open zeekleilandschap niet wordt aangetast. Door de overige bestaande gebouwen te saneren en door een kwaliteitsverbetering van de karakteristieke boerderij, wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt.
De ontwikkeling past binnen de beleidsdoelen van de structuurvisie.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?
Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?
Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?
Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?
Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?
Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?
De ontwikkeling van één nieuwe woning is een kleinschalige ontwikkeling die geen afbreuk doet aan de kernthema's uit de Eilandvisie.
Er is sprake van behoud van de unieke identiteit van het eiland. Er vindt kwaliteitsverbetering plaats.
Woonvisie 2018-2024
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft in 2017 een nieuwe woonvisie opgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijk beleidsuitvoering met thema`s als betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie;
In het afwegingskader woningbouw wordt aangegeven dat voorrang wordt gegeven aan onder andere ontwikkelingen in het duurdere koopsegment, bestaande uit grondgebonden woningen vanaf € 250.000,-. Het plan voorziet in een grondgebonden woning in het duurdere koopsegment. Hiermee wordt doorstroming op de woningmarkt bevorderd. De woonvisie staat het voorgenomen plan niet in de weg.
Beleid woningbouw zandwallenbeleid en bebouwingslinten
Ten aanzien van de locatie en de mogelijkheid om sanering ter plaatse uit te voeren stelt het gemeentelijk beleid dat het bouwen van een woning in een dijklint of linten in de vorm van uitlopers niet snel tot aantasting van het landschap leidt en dat deze in beginsel geschikt zijn voor het bouwen van compensatiewoningen.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt dat er geen archeologische dubbelbestemming is opgenomen. Het gebied is niet als archeologisch waardevol aangeduid. Archeologisch onderzoek is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling daarom niet benodigd.
Wel heeft de dijk aan de zuidzijde van het plangebied een archeologische waarde. De ontwikkeling binnen het plangebied heeft hier geen invloed op (zie afbeelding 5).
Afbeelding 5 | Archeologische kaart (Bron: gemeente Goeree-Overflakkee)
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardvolle objecten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. Dit aspect heeft geen invloed op de voorgenomen ontwikkeling.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Op een afstand van 175 meter is een detailhandelvestiging (tuincentrum voor sierbestrating) aanwezig. De hierbij behorende richt afstand is 30 meter. Op een afstand van 330 meter is een agrarisch bouwvlak gelegen met de aanduiding 'Glastuinbouw'. De hierbij geldende richtafstand is 30 meter. Aan deze afstanden wordt voldaan.
De afstand vanaf bovenstaande functies tot aan het te realiseren bouwvlak is voldoende. Ook vormt de bouw van de woning geen belemmering voor de bedrijfsvoering van bovenstaande functies. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uit te voeren ontwikkeling.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Het plangebied krijgt een gevoeligere bestemming, namelijk 'Wonen'. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is daarom noodzakelijk. Door ABO is in 2019 een aanvullend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Uit het aanvullend bodemonderzoek komt naar voren dat de sterke verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in de grond en het grondwater ter plaatse van boring 21 nader dient te worden onderzocht. Het doel van dit nader bodemonderzoek is het vaststellen van de aard en concentratie van verontreinigde stoffen en de omvang van de verontreiniging. Daarnaast dient te worden vastgesteld of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en er een sanering plaats moet vinden.
Voor de asbestverontreiniging in de puinhoudende bodemlaag ter plaatse van inspectiesleuf SL06 geldt dat dit gesaneerd dient te worden afhankelijk van de voorgenomen herinrichting van de locatie.
In het kader van de vergunningverlening zal de sanering worden uitgevoerd of als voorwaarde worden opgenomen.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Zowel in als in de omgeving van het plangebied zijn geen objecten aanwezig die als risicovol zijn aan te merken. Ook is er in de directe omgeving geen transportroute aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitwerking van het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de Fittersweg en de Oudedijk. Beide wegen hebben een snelheidsregime van 60 km/uur. Formeel gezien dient op basis van de Wet geluidhinder bij de ontwikkeling van een nieuwe gevoelige functie binnen een geluidszone een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. De Fittersweg betreft echter een polderweg die in verbinding staat met de Langeweg (hoofdontsluitingsroute van de Ooltgensplaat). Aan de Fittersweg zijn slechts enkele percelen gelegen met een verkeersaantrekkende werking (bedrijf, glastuinbouwbedrijf en woning). De verwachting is dat de intensiteit op deze polderweg laag is en de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Tevens is het bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw gebouwd mag worden op ruim 20 meter van de weg gelegen. Op basis hiervan kan verondersteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te bouwen woning.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Dit aspect vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het onderhavige plan is sprake van de bouw van slechts één woning. Daarmee is de ontwikkeling veel kleiner dan de ontwikkeling waarbij er nog sprake is van een project dat niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarmee heeft dit plan geen nadelige invloed op de luchtkwaliteit.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Op circa 1500 meter afstand is het Natura2000-gebied Haringvliet en Krammer-Volkerak gelegen. Voor dit plan dient op basis van de Wet natuurbescherming de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden worden berekend. Deze berekening is met de meest recente versie van de AERIUS-calculator uitgevoerd voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase (zie Bijlage 2). Hierbij is ervan uitgegaan dat de bouw van de woning in 2023 zal plaatsvinden en de gebruiksfase in 2024. Uit de berekening komt voort dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied staan diverse opstallen en (verpauperde) bebouwing welke worden gesloopt. Omdat het terrein al enige tijd niet is onderhouden is, kan er zich flora- en fauna hebben ontwikkeld. Door middel van een quickscan is bekeken of hier sprake van is.
Op 22 maart 2017 is door Ecolybrium een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is verouderd. Om die reden is er een nieuwe quickscan flora en fauna uitgevoerd (26 oktober 2022). Het rapport van dit onderzoek is te vinden in Bijlage 3. Op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat:
Algemeen voorkomende soorten kunnen wel aanwezig zijn op de locatie, zoals diverse muizensoorten. Door in de minst kwetsbare periode te werken en vanuit één richting te werken kunnen deze soorten de locatie veilig verlaten en elders plek vinden.
Op basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat er geen vervolgonderzoeken noodzakelijk zijn. Ook is er geen noodzaak tot het aanvragen van een ontheffing en het treffen van mitigerende maatregelen in het kader van de Wet natuurbescherming. De herbestemming en ruimtelijke ingrepen kunnen dan ook uitgevoerd worden zoals beoogd.
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De (mogelijkheid tot) bedrijvigheid wordt van het perceel wegbestemd waardoor het aantal verkeersbewegingen afneemt. Het toevoegen van één woning heeft geen invloed op de verkeersstructuur ter plaatse. De gemiddelde verkeersgeneratie van één vrijstaande woning is op basis van de CROW-publicatie in het gebiedstype 'buitengebied' en stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' 8,2 motorvoertuigen per etmaal.
Op het perceel is voldoende ruimte om te voorzien in parkeren op eigen terrein. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Bestaande situatie
In de huidige situatie is nagenoeg het gehele plangebied verhard. Tevens is bedrijfsbebouwing aanwezig.
Toekomstige situatie
De bedrijfsbebouwing verdwijnt. Ook wordt ten behoeve van de aanleg van de woning en tuin, een deel van de verharding verwijderd.
Watercompensatie
Het verhard oppervlak neemt af. Hierdoor heeft het hemelwater meer kans om te infiltreren in de bodem. De situatie verbeterd.
Waterkwaliteit
De nieuwe woning wordt gerealiseerd met materialen die geen invloed hebben op de kwaliteit van het grondwater. Er worden geen materialen gebruikt die een nadelig invloed hebben op het grondwater.
Bodemdaling
Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van de ontwikkelingen in dit plan.
Veiligheid
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen
De woning zal worden aangesloten op de bestaande riolering van de bedrijfsbebouwing. Het beheer en onderhoud van de inzameling en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het waterschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. Het onderhoud aan afvoervoorzieningen en bergingsvijvers van hemelwater op eigen terrein is voor rekening van de eigenaren van het perceel.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is mede afhankelijk van de aard en omvang van het project en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de ligging van de locatie wordt deze ontwikkeling niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.. Tevens is er geen sprake van milieueffecten van enige omvang. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig (zie Bijlage 4).
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan wordt financieel uitvoerbaar geacht. Een exploitatieplan moet daarom niet worden opgesteld.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.