Plan: | Fort Prins Frederik, Ooltgensplaat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.OGLfortprfrederik-BP30 |
Het Fort Prins Frederik in Ooltgensplaat is een belangrijk historisch boegbeeld van Goeree-Overflakkee. Vanaf 1969 is het fort gebruikt als vakantieoord. Gaandeweg ontstond een wildgroei aan vakantieverblijven en beplanting en een groot aantal grondeigenaren, aangezien een van de vorige eigenaren het fort in kleine percelen heeft uitgegeven. De gebouwen waren in verval geraakt en van het ooit zo imposante Fort Prins Frederik was in 2018 weinig meer over.
Al in 2010 zijn in de Structuurvisie Goeree-Overflakkee de toeristische ontwikkeling van het fort, het toegankelijk maken van het fort, de ontwikkeling van cultuurtoerisme in de fortendriehoek, het opknappen van de forten en gezamenlijk promoten ervan en het mogelijk maken van verblijfsrecreatie als ambities opgenomen in de strategische visie voor de lange termijn. Deze algemene ambities zijn nog steeds actueel.
In de afgelopen jaren heeft de gemeente hard gewerkt om de langetermijnvisie werkelijkheid te laten worden. Daartoe is de gemeente vanaf 2016 handhavend gaan optreden tegen illegaal gebruik van de gronden.
In 2017 heeft een voorontwerp voor een nieuw bestemmingsplan Fort Prins Frederik ter inzage gelegen. Na de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is er veel veranderd op het fort en dit was aanleiding voor een geactualiseerd ontwerpbestemmingsplan, dat in het najaar van 2021 ter inzage heeft gelegen. Met een aantal ondergeschikte wijzigingen is het bestemmingsplan eind 2022 vastgesteld.
De doelstelling van de gemeente is te zorgen dat het fort als icoon van de geschiedenis van dit eiland, van de Zuiderwaterlinie en van Nederland wordt geconserveerd, dat deze geschiedenis beleefbaar is en dat het fort een functie krijgt die dit duurzaam borgt. Om deze doelstelling te bereiken was meer sturing en regie noodzakelijk. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft daarom vanaf 2018 (een groot deel van) het fort en De Punt (de zuidelijke randzone buiten de vestinggracht) aangekocht.
Sinds 2018 is de historische geschutstoren gerestaureerd, zijn de vestingwal en de oostelijke zijde van de vestingvoet ontruimd en is de niet historisch verantwoorde beplanting zoveel mogelijk verwijderd. Recent is op de plaats van de originele toegangsbrug aan de oostzijde van het fort een nieuwe brug aangebracht. Op deze manier is het fort aangesloten op het provinciale fietsnetwerk en is het voor een bezoeker mogelijk om een route te fietsen of lopen over het fortterrein. Het doel van de gemeente is hiermee weer een stap dichterbij gebracht.
Het doel van de gemeente is dat het fort een aantrekkelijke cultuurhistorische en recreatieve bestemming wordt, met een meerwaarde voor de samenleving.
Het geldende planologisch kader voor het fort stamt uit 1991 en is verouderd. Het is geen goede basis voor de cultuurhistorische en recreatieve ontwikkeling van het fort, en biedt evenmin ruimte voor verblijfsrecreatieve activiteiten die al jaren plaatsvinden en die de gemeenteraad op sommige plekken wil toestaan. De huidige bestemming staat in vrijwel het gehele gebied kampeermiddelen toe, maar dit is ongewenst gelet op de doelstelling voor het fort om de cultuurhistorische waarden te versterken en de beleefbaarheid en de publieke toegankelijkheid te vergroten. In het gebied is verblijfsrecreatieve bebouwing aanwezig. Voor zover deze kan worden gelegaliseerd, is kwaliteitsverbetering noodzakelijk. Dit geldt met name voor de bebouwing op de vestingvoet van het fort.
De gewenste toekomstrichting is al aangegeven door de gemeenteraad. Na vaststelling van het projectplan in 2014 heeft de raad een aantal richtinggevende uitspraken gedaan rondom de verwerving en ontwikkeling van het fort. Aan deze raadsuitspraken zijn de doelen en ontwikkelrichtingen ontleend die zijn samengebracht in de structuurvisie Fort Prins Frederik (vastgesteld d.d. 17 juni 2021). De structuurvisie biedt richtingen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen die nog niet concreet genoeg zijn om nu “hard” planologisch te regelen. In dit bestemmingsplan worden de concrete gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden die nu al duidelijk en gewenst zijn, vastgelegd. Daarmee wordt voor de particuliere eigenaren van percelen in het plangebied ook duidelijkheid geschapen over wat er op hun perceel wel en niet wordt toegestaan.
Het Fort Prins Frederik ligt ten oosten van de kern Ooltgensplaat. Het plangebied betreft het Fort Prins Frederik (met vestinggracht), de westelijke randzone en de zuidelijke randzone (inclusief 'De Punt'). Het plangebied wordt omsloten door de Havendijk (ten noorden van het plangebied), het Volkerak (ten oosten van het plangebied) en een bungalowpark ten westen van het plangebied.
Figuur 1.1 Ligging plangebied |
Binnen het plangebied vigeert het bestemmingsplan Recreatiegebieden 1991. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Oostflakkee op 10 oktober 1991 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 2 juni 1992. De gedeeltelijke onthouding van goedkeuring zag niet op het gedeelte van Fort Prins Frederik. Ter plaatse van het fort vigeren de bestemmingen 'recreatieve doeleinden III' en 'gebieden van cultuurhistorische waarde', waarbij de gracht de bestemming 'water' heeft. De westelijke randzone heeft de bestemmingen 'zwembad' (noordelijk deel) en 'recreatieve doeleinden III' (zuidelijk deel). Ook de zuidelijke randzone (De Punt) heeft de bestemming 'recreatieve doeleinden III'. Binnen de bestemming 'recreatieve doeleinden III' is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van terreinen voor tenten, caravans, trekkershutten en horeca.
Hoofdstuk 2 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en gaat verder in op de nieuwe ontwikkelingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze waarop het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke zin uitvoerbaar is.
Al in de Spaanse tijd was op de locatie naast het water van het Volkerak een aarden verdedigingswerk (schans) te vinden, dat waarschijnlijk tussen 1609 en 1621 verder versterkt werd tot een kustbatterij. Vanaf daar konden schepen op het Volkerak worden beschoten. De meest oostelijke punt van het eiland Overflakkee werd in het kader van de West-Brabantse waterlinie voorzien van een versterking. De versterking bestond uit een kustbatterij met vijf geschutsopstellingen. Op het terrein was ook een kogelgloeioven aanwezig. De batterij werd tegen overvallen vanaf het land verdedigd door geschutsopstellingen op de wegen naar de batterij. Het dorp kon worden verdedigd door een gedeeltelijke omwalling, die was voorzien van 3 geschutsopstelplaatsen ter plaatse van wegen; bijvoorbeeld ten noorden van het dorp werd de Zomerkade beheerst door een geschutsopstelling. Het rietveld ten noorden en de polder ten zuiden konden worden geïnundeerd om extra bescherming te bieden.
Kort na 1793 werd Nederland door de Franse troepen veroverd. Zij hebben nu, in het licht van de Engelse dreiging, aan de westkant de kustbatterij uitgebreid. De bestaande kustbatterij werd gehandhaafd en verbeterd. Op het plein in het hart werd een geschutstoren gebouwd. Deze geschutstorens werden door de Fransen gebruikt voor de kustverdediging. De torens hadden in principe een vierkante plattegrond, maar de geschutstoren op Fort Prins Frederik heeft een rechthoekige plattegrond. Op het dak stond het geschut. In 1811 werden de werkzaamheden voor de aanleg van het fort bij Ooltgensplaat voltooid. Het volledige fort was zowel bedoeld als voorpost om het hele eiland te kunnen verdedigen als om het vaarwater van het Volkerak te kunnen controleren.
Tegenover het fort wordt door de Franse troepen een verdedigingswerk in relatie tot Willemstad gemaakt (nu bekend als fort Sabina). Ten westen van Ooltgensplaat werden drie aarden redouten aangebracht precies ter plaatse van de toegangswegen naar het fort. Indien nodig konden de omringende polders worden geïnundeerd.
Na het vertrek van de Franse troepen was het fort al snel aan verbetering toe. Een ophaalbrug werd toegevoegd en uitbreiding van onderdak aan manschappen alsook de aanleg van een kruitmagazijn.
Naar aanleiding van de revolutie in Parijs worden in 1848 de drie redouten en het fort nog versterkt om het dorp in staat van verdediging te stellen indien het plots aangevallen zou worden.
Het aardewerk werd in 1860 verbeterd en er zijn plannen om een gebouw te maken als huisvesting van een detachement artillerie en berging van artilleriematerieel. De toegang werd voorzien van een met aarde gedekte stenen gang: een poterne. Verder werden de aardewerken verbeterd.
De Frans-Duitse oorlog was in de jaren 1880-1883 aanleiding tot grote wijzigingen van het fort. Op de wallen werden emplacementen aangelegd voor kustgeschut en drie remises werden gebouwd. De grootste wijziging was het bouwen van een grote grondgedekte kazerne met munitieopslag aan twee zijden van de toren. Ook de redouten en het retranchement werden verbeterd. De geschutstoren verloor wegens zijn kwetsbaarheid zijn functie als opstelplaats voor geschut. De functie als bergplaats werd gehandhaafd. De bovenkant werd gewijzigd en voorzien van een aardedekking.
Figuur 2.1 Tekening Fort Prins Frederik van rond 1890
Mede door de Eerste Wereldoorlog (tijdens de Eerste Wereldoorlog was er een volledige bezetting van 250 man op het fort ) gewijzigde inzichten in oorlogvoering en verdediging leidden in 1926 - 1928 tot het bij Koninklijk Besluit opheffen van de verdedigingswerken bij Ooltgensplaat. Na 1937 werd het fort door de Rooms Katholieke Vrouwenbeweging gebruikt voor zomerkampen.
In 1940 kreeg het fort een Duitse bezetting. Het fort werd door de Duitsers voornamelijk gebruikt als interneringskamp. Na de oorlog werd het fort opnieuw gebruikt als interneringskamp, nu door de Binnenlandse Strijdkrachten. Na 1945 werd in de omgeving van het fort één redoute totaal verwijderd, de andere 2 redouten zijn nog deels aanwezig.
Bij de Februariramp van 1953 werd de brug naar het fort weggespoeld, het fort zelf bleef ongedeerd.
In 1965 heeft de gemeente Ooltgensplaat de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond schriftelijk advies gevraagd betreffende de inrichting van een camping op het fort. De bond heeft geadviseerd dat het totale terrein van het fort zich niet of nauwelijks leent voor de inrichting van een kampeercentrum, gezien de vrij geringe oppervlakte voor het plaatsen van caravans en tenten. Desondanks is het fort vanaf 1969 in gebruik als vakantie- en conferentieoord. De Stichting Christelijke Recreatiecentra exploiteerde het fort als zodanig en heeft rond 1982 het eigendom verworven. Uit een luchtfoto is gebleken dat reeds rond 1983 een grote hoeveelheid (sta)caravans en (andere) gebouwen op het fort en in De Punt aanwezig waren.
In 1999 heeft de Stichting Christelijke Recreatiecentra een principeverzoek ingediend om in het kader van een kwaliteitsverbetering het gebruik van het fort te veranderen van een stacaravanpark naar een stacaravan-chaletpark.
Van concretisering van de plannen van de stichting is het vervolgens niet gekomen. Ook verdere besluitvorming door het college en de raad is uitgebleven. Omdat de uitvoering van de kwaliteitsverbeteringsplannen te duur zou worden, heeft de stichting uiteindelijk besloten om het fort te verkopen.
Vanaf 2001 is het fort door de toenmalige eigenaar deels verkaveld. Dit is de oorzaak van de huidige complexiteit van de eigendomssituatie. Vanaf het moment van verkaveling zijn veel bouwwerken geplaatst zonder vergunning. Hiertegen is tot 2016 nauwelijks handhavend opgetreden. Het gemeentebestuur van Oostflakkee is diverse keren voornemens geweest een nieuw bestemmingsplan op te stellen, maar tot besluitvorming is het nooit gekomen.
Op 29 november 2012 stelt de gemeenteraad van Oostflakkee een ruimtelijk uitgangspunt vast voor de opstelling van een nieuw bestemmingsplan. Na de gemeentelijke herindeling stelt de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee op 9 januari 2014 een projectplan vast, waarin het eerdere besluit van 29 november 2012 nader is uitgewerkt (bijlage 2).
De doelstelling van de gemeente is te zorgen dat het fort als icoon van de geschiedenis van dit eiland, van de Zuiderwaterlinie en van Nederland wordt geconserveerd, dat deze geschiedenis beleefbaar is en dat het fort een functie krijgt die dit duurzaam borgt. Om deze doelstelling te bereiken was meer sturing en regie noodzakelijk. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft daarom vanaf 2018 (een groot deel van) het fort en De Punt (de zuidelijke randzone buiten de vestinggracht) aangekocht.
Figuur 2.2 Situatie voorjaar 2018 en situatie 2021 (na aankoop gronden door gemeente)
Sinds 2018 is de historische geschutstoren gerestaureerd, zijn de vestingwal en de oostelijke zijde van de vestingvoet ontruimd en is de niet historisch verantwoorde beplanting zoveel mogelijk verwijderd. Recent is op de plaats van de originele toegangsbrug aan de oostzijde van het fort (die met de Watersnoodramp was weggespoeld) een nieuwe brug aangebracht, uitgevoerd in een passende sobere militaire stijl. Op deze manier is het fort aangesloten op het provinciale fietsnetwerk en is het voor een bezoeker mogelijk om een route te fietsen of te lopen over het fortterrein. Het doel van de gemeente is hiermee weer een stap dichterbij gebracht.
Het plangebied bestaat uit een aantal deelgebieden, die in de structuurvisie Fort Prins Frederik (2021) zijn gedefinieerd. In de structuurvisie zijn de ambities opgenomen voor het gehele plangebied, maar zijn deze ook uitgesplitst per deelgebied. De kaders voor initiatieven en doelen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
De hoofdambitie die geldt binnen het gehele plangebied is: conservering en ontwikkeling van het fort als icoon van de geschiedenis van dit eiland, van de Zuiderwaterlinie en van Nederland, zodat deze geschiedenis beleefbaar wordt en het fort een functie krijgt die dit duurzaam borgt.
Figuur 2.3 Structuurvisie Fort Prins Frederik
In deze paragraaf wordt beschreven hoe de uitgangspunten uiteindelijk zijn opgenomen in het bestemmingsplan en welke afwegingen zijn gemaakt. Voor een meer uitgebreide beschrijving van welke functies en bebouwing zijn toegestaan, wordt verwezen naar paragraaf 5.2.2.
Functies
Handhaving
Dit betekent dat handhavend zal worden opgetreden tegen een deel van de bestaande illegale bebouwing, voor zover deze niet voor legalisatie in aanmerking komt of geboden legalisatiemogelijkheden na vaststelling niet worden benut.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
De voor dit bestemmingsplan relevante nationale belangen zijn:
Toetsing
De NOVI kenmerkt zich door een hoog abstractieniveau en bevat geen concreet beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen. Er is geen sprake van strijdigheid met de NOVI.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie (Uitspraak 201602966/1/R1) blijkt dat accommodaties voor recreatie over het algemeen worden gezien als stedelijke ontwikkeling en dat in ieder geval de behoefte moet worden beschreven.
Horeca is al mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast worden functies toegestaan in de bestaande bebouwing van het fort. Gelet op de beperkte omvang en de beperkte functieverbreding naar dagrecreatieve functies en ambachtelijke bedrijven, wordt geconcludeerd dat deze geen stedelijke ontwikkeling betreffen.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
De locatie ligt gelet op deze definitie niet in bestaand stedelijk gebied.
Hierna is de behoefte beschreven en gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Beschrijving behoefte
Het gaat in dit geval om kwaliteitsverbetering en benutting van de recreatieve potentie van een cultuurhistorisch waardevol fort. Dit wordt mogelijk gemaakt door herschikking en kwaliteitsverbetering van verblijfsrecreatie en het toevoegen van dagrecreatieve en ambachtelijke functies in de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Al in 2010 zijn in de Structuurvisie Goeree-Overflakkee de toeristische ontwikkeling van het fort, het toegankelijk maken van het fort, de ontwikkeling van cultuurtoerisme in de fortendriehoek, het opknappen van de forten en gezamenlijk promoten ervan en het mogelijk maken van verblijfsrecreatie als ambities opgenomen in de strategische visie voor de lange termijn. Deze algemene ambities zijn nog steeds actueel en zijn ook in de structuurvisie Fort Prins Frederik (2021) opgenomen.
De beschreven behoefte aan verblijfsrecreatie en functies die de recreatieve potentie van het fort mogelijk maken blijkt uit de onderstaande trends en ontwikkelingen in de horeca en recreatie (bron: Rabobank cijfers en trends) en de behoefte aan upgrading van het gebied.
Trends en ontwikkelingen horeca en recreatie
De horeca en recreatie profiteerden tot de coronacrisis maximaal van de gunstige economische ontwikkelingen. Toenemende particuliere consumptie had een positieve impact op de vraag in de markt en de verwachting is dan ook dat de groei na de coronacrisis snel terugkomt. Naast een toename van de binnenlandse bestedingen speelde ook de structurele groei van buitenlandse toeristen in Nederland een belangrijke rol. Deze groei zal naar verwachting weer terugkomen na de coronacrisis. De verwachting is dat de markt voor horeca en toerisme snel zal herstellen. En ook de Nederlandse consument gaat meer buiten de deur eten en recreëren.
Voor de langere termijn ontwikkelt Nederland zich in toenemende mate tot een waar 'leisureland'. We gaan meer buitenshuis eten, op meerdere momenten van de dag en we gaan meer dagen of weekendjes weg. Locatie wordt wel steeds belangrijker om tot een succesvolle exploitatie te komen. Ondernemingen die niet op een A-locatie of in een sterke regio gevestigd zijn, zullen moeten investeren in een uniek en onderscheidend concept.
Met het beoogde aanbod op het fort is sprake van een onderscheidend concept.
Behoefte toegankelijk fort voor dag- en verblijfsrecreanten
Uitgangspunt was en is een exploitabel fort waar niet alleen verblijfsrecreanten ter plaatse maar ook dagtoeristen profijt van kunnen hebben. De huidige bestemming staat in vrijwel het gehele gebied kampeermiddelen toe, maar dit is in ongewenst gelet op de doelstelling voor het fort om de cultuurhistorische waarden te versterken en de beleefbaarheid en de publieke toegankelijkheid te vergroten.
Verblijfsrecreatie heeft niet meer de hoofdrol op de vesting. Hier is veel recreatieve bebouwing verwijderd. In de noordelijke en westelijke vestingvoet zijn op dit moment 21 chalets aanwezig, maar deze zijn niet planologisch toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. De gemeente wil deze bebouwing onder voorwaarden legaliseren. Op de noordoostelijke hoek van de vestingwal staat 1 recreatiewoning. Hiervoor is een bouwvergunning verleend, maar deze woning is vergund en gerealiseerd na vaststelling van het vigerende bestemmingsplan. De gemeente wil deze recreatiewoning dan ook een plaats geven in het bestemmingsplan. Een kwalitatieve upgrade van de verblijfsrecreatie is wenselijk, vanwege de aanwezigheid op het rijksmonument.
In De Punt is veel recreatieve bebouwing verwijderd. Op deze locatie zijn op dit moment 8 chalets aanwezig. In de westelijke uitloper richting Weipolderseweg/Hooidijk zijn ook 8 chalets aanwezig ten zuiden van bungalowpark Weipolder. Kwaliteitsverbetering en herinrichting van het gebied is noodzakelijk.
In de praktijk is sprake van een afname van recreatieve eenheden, maar omdat het huidige bestemmingsplan deze niet mogelijk maakt, is juridisch sprake van een toename. De behoefte aan verblijfsrecreatie blijkt echter al uit het huidige gebruik. De verwachting is dat door een upgrading van het gebied en de eenheden, de vraag naar verblijfsrecreatie op deze bijzondere plek ook zal toenemen.
Locatiekeuze
Een alternatieve locatie binnen bestaand stedelijk gebied voor verblijfsrecreatie is niet realistisch. Het gaat in dit geval om upgrading en herschikking van verblijfsrecreatie op en rond het fort. In het gebied is zowel dag- als verblijfsrecreatie gewenst.
Om de recreatieve potentie van het fort te kunnen benutten zijn binnen de bestaande bebouwing van het fort naast horeca ook andere dagrecreatieve functies en ambachtelijke functies mogelijk. Door de beperkte omvang en de specifieke ligging, worden geen negatieve effecten op het woon-, leef en ondernemersklimaat in Ooltgensplaat verwacht. Het benutten van de potentie van het gebied, heeft mogelijk juist een positief economisch effect op de omgeving, omdat het gebied bezoekers kan trekken.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande voldoet de ontwikkeling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De nieuwe monumentenzorg zal rusten op 3 pijlers:
Conclusie
Gelet op het bovenstaande voldoet de ontwikkeling aan de uitgangspunten van de beleidsbrief. Het betreft een vorm van behoud door ontwikkeling.
In de visie zijn de vijf prioriteiten van het rijk opgenomen:
Met betrekking tot herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave is het volgende opgenomen:
Doelstelling van het rijk is om voor een gebiedsgerichte inzet op herbestemming het anticiperend, samenwerkend en uitvoerend vermogen van publieke en private partijen te vergroten. De focus ligt daarbij enerzijds op het vergroten van de aantrekkelijkheid van economische topgebieden met behulp van publieke en private investeringen in de herbestemming van cultureel erfgoed: behoud van karakter van de historische binnensteden, betere ontsluiting en promotie van (internationaal) publiekstrekkend erfgoed en investeren in beeldbepalende herbestemmings- en herontwikkelingslocaties. Anderzijds op het ontwikkelen van gebiedsgerichte strategieën voor herbestemming van waardevol erfgoed (monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, waardevol cultuurlandschap) in krimpregio’s. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar gebieden met een regionale concentratie van herbestemmingsopgaven.
Conclusie
Deze 'ontwikkeling' betreft een samenwerking van publieke en private partijen. Het betreft het herbestemmen van een bestaand rijksmonument, om zodoende de cultuurhistorische waarde van het fort te vergroten.
Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied, zoals een verblijfsrecreatiepark, een golfbaan of een jachthaven, beschouwt de provincie in het algemeen als vormen van buitenstedelijke recreatie. De (provinciale) 'ladder voor duurzame verstedelijking' is hierop dus niet van toepassing. Het is wel van belang om, op een vergelijkbare manier als bij de 'ladder voor duurzame verstedelijking', de behoefte aan de recreatieve ontwikkeling te onderbouwen en regionaal af te stemmen.
De voorkeur gaat uit naar herontwikkeling of intensivering van bestaande locaties. De provincie verwacht van gemeenten en initiatiefnemers dat eerst de mogelijkheden voor herontwikkeling en intensivering van een bestaand terrein met een recreatieve functie worden onderzocht, alvorens te komen tot een nieuwe ontwikkeling in het buitengebied.
De provincie vindt het van belang dat de behoefte aan grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied wordt onderbouwd en regionaal afgestemd. Daarnaast beschouwt de provincie permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling. Nieuwe recreatiewoningen zijn alleen toegestaan in bestaande of in nieuwe verblijfsrecreatieparken, teneinde permanente bewoning tegen te gaan.
Het plangebied is op de kwaliteitskaart Zuid-Holland aangemerkt als verblijfsrecreatiegebied.
Figuur 3.1 Uitsnede kaart 'Laag van de stedelijke occupatie' (bron: kwaliteitskaart Zuid-Holland)
Toetsing
In dit geval is sprake van kwaliteitsverbetering op een bestaand verblijfsrecreatiecomplex. Nieuwe bebouwing is mogelijk gelet op de verbetering van de brandveiligheid en beeldkwaliteit.
In samenhang met de provinciale Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de relevante bepalingen uit de verordening.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
De leden 9 t/m 12 zijn voor dit bestemmingsplan niet van relevant.
Toetsing
In het onderhavige geval is sprake van 'inpassen'. In de toelichting bij de Omgevingsverordening is aangegeven dat van inpassen sprake is als het een ontwikkeling betreft die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De gemeente ziet het herstructureren van het fort als een ontwikkeling die past bij de identiteit van het gebied.
De relevante kwaliteitskaart is de laag van de stedelijke occupatie. De locatie is aangemerkt als verblijfsrecreatiegebied en sluit aan op het stedelijk gebied van de kern.
Verblijfsrecreatiegebieden variëren van relatief open en groene campings tot terreinen met stacaravans en complexen met recreatiebungalows en bijbehorende voorzieningen. Er is sprake van een tendens tot herstructurering en opwaardering, waarbij campings worden bebouwd, stacaravans worden vervangen door bungalows, of bungalowterreinen worden heringericht. Bij verblijfsrecreatiegebieden is van belang dat ze een aantrekkelijke, recreatieve uitstraling hebben en qua locatie, schaal, inrichting en kwaliteit van de randen goed passen in hun omgeving.
Richtpunt: Verblijfsrecreatiegebieden hebben een recreatief karakter en passen qua locatie, schaal, inrichting en kwaliteit van de randen goed in hun omgeving.
Dit bestemmingsplan maakt de beschreven herstructurering en opwaardering mogelijk, in lijn met het relevante richtpunt voor het gebied.
Aanvullende maatregelen zijn eisen ten aanzien van locatie en kwaliteit van de verblijfsrecreatie-eenheden, brandveiligheid en beeldkwaliteit. De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding. Los daarvan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Het plangebied is in de Omgevingsverordening op de kaart 'Beschermingscategorieën' aangeduid als beschermingscategorie 3 'Buitengebied'.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart 'Beschermingscategorieën' (bron: kwaliteitskaart Zuid-Holland)
Artikel 6.9a Beschermingscategorie 3 Buitengebied
Toetsing
Het gaat in dit geval om kwaliteitsverbetering en benutting van de recreatieve potentie van een cultuurhistorisch waardevol fort. Dit wordt mogelijk gemaakt door herschikking en kwaliteitsverbetering van verblijfsrecreatie en het toevoegen van dagrecreatieve en ambachtelijke functies in de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De herstructurering versterkt de openheid en de structuur van het gebied. De herkenbaarheid van het fort wordt vergroot.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Artikel 6.10d Bereikbaarheid
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Artikel 6.10e Permanente bewoning recreatiewoningen
Een bestemmingsplan voor een verblijfsrecreatiepark met een omvang van 12 of meer recreatiewoningen, sluit permanente bewoning of functiewijziging naar wonen uit, met uitzondering van de verblijfsrecreatieparken die zijn opgenomen in bijlage XI.
Toetsing
De behoefte en locatiekeuze zijn in paragraaf 3.1 beschreven. In het gebied worden slechts beperkt stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, hoofdzakelijk binnen de bestaande bebouwing. Wonen is niet toegestaan in het gebied. Op de bereikbaarheid is in paragraaf 4.7 ingegaan.
Artikel 6.27 Archeologie en Romeinse Limes
Toetsing
De vesting is aangemerkt als gebied met hoge archeologische waarden.
Figuur 3.4 Uitsnede kaart 8 'Archeologische waarden' uit Omgevingsverordening
In dit bestemmingsplan is een beschermingsregeling opgenomen voor archeologische waarden.
Artikel 6.27a Risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Toetsing
Op dit aspect wordt in paragraaf 4.10 ingegaan.
Zuid-Holland is rijk aan erfgoed. Molens, landgoederen en forten maar ook archeologie, historische vaarwegen en industrieel erfgoed. De provincie Zuid-Holland wil dit erfgoed niet alleen beschermen, maar ook benutten en laten beleven. Daarom is gekozen voor een nieuwe aanpak. Op initiatief van de provincie worden zeven Erfgoedlijnen de komende jaren ontwikkeld, in samenwerking met circa tweehonderd partijen. Het gaat om: Goeree-Overflakkee, de trekvaarten, de landgoederenzone, de Atlantikwall, de Romeinse Limes, de Oude Hollandse Waterlinie en de 'Waterdriehoek' Kinderdijk, Dordrecht en de Biesbosch. De Provincie werkt hierbij samen met erfgoedinstellingen, gemeenten en ondernemers.
In de Erfgoedlijn Goeree-Overflakkee worden eilandelijke cultuur-historische belevingswaarden geaccentueerd, ontwikkeld en verbonden in een streekherkenbaar verhaal over Leven met het Water.
De erfgoedlijn wil cultuurhistorische waardevolle objecten meer beleefbaar, toegankelijk en duurzaam maken voor bewoners en bezoekers op Goeree - Overflakkee.
Toetsing
Dit bestemmingplan beoogt onder andere een kwaliteitsverbetering van een cultuurhistorisch waardevol object. Hiermee wordt de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het object vergroot.
Het Fort Prins Frederik vormt samen met fort Sabina (Heiningen) en fort De Hel (Willemstad), fort Bovensluis (Willemstad) en fort Buitensluis (Numansdorp) de zogeheten “Stelling van Willemstad”, een uniek cluster van forten binnen de Zuiderwaterlinie. Deze forten liggen binnen het gebied van “Waterpoort”, een samenwerkingsorganisatie op de grens van de provincies Noord – Brabant, Zuid – Holland en Zeeland met als doel samen kansen te benutten die men alleen niet kan realiseren.
Met deze samenwerking streven de betrokken partijen naar verbinding en versterking van water, delta/landschap en erfgoed, in de regio Volkerak-Zoommeer. De regio wordt gevormd door de drie provincies en de gemeenten Bergen op Zoom, Goeree-Overflakkee, Halderberge, Moerdijk, Steenbergen en Tholen, het waterschap Brabantse Delta en diverse andere publiek en private partijen waarbij samen gewerkt wordt aan synergie op economisch, landschappelijk en cultuurhistorisch gebied. Niet alleen met de bestuurlijke instanties onderling, maar samen met burgers en bedrijven/ondernemers.
Een nieuwe kans voor het Fort Prins Frederik, zoals de gemeente Goeree-Overflakkee dit heeft beschreven in haar projectplan van 9 januari 2014, draagt bij aan het slagen van de doelstellingen van Waterpoort. De samenwerkingsorganisatie Waterpoort, op haar beurt, schept condities voor het fort, zodat voor het fort nieuwe economische kansen ontstaan. Op de website www.waterpoortwerkt.nl is relevante en actuele informatie over dit samenwerkingsverband te vinden.
Voor het Fort Prins Frederik is een structuurvisie vastgesteld. In deze structuurvisie zijn de beleidsuitspraken die de gemeenteraad in diverse beslissingen in de afgelopen jaren heeft gedaan, gebundeld en samengebracht.
De visie voor het plangebied en de verschillende deelgebieden is beschreven in paragraaf 2.2. De concrete gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden die nu al duidelijk en gewenst zijn, zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd. De structuurvisie biedt daarnaast richtingen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen die nog niet concreet genoeg zijn om nu "hard" planologisch te regelen.
Figuur 3.5 Structuurvisie Fort Prins Frederik
De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Oostflakkee, in december 2010 vastgesteld en in 2017 partieel herzien.
Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.
Er wordt ook een aantal onderdelen specifiek voor Ooltgensplaat beschreven. Zo staat er in de visie dat er kansen liggen voor het versterken van het havenkanaal, natuurtoerisme en de watersport.
De kern is aangemerkt als te revitaliseren kern met cultuurhistorische waarde. Behoud van de waarden en vergroten van de zichtbaarheid zijn uitgangspunt. Het toegankelijk maken van het fort is specifiek in de visie benoemd als kans.
Ook wordt het gebied gezien als recreatief concentratiepunt voor cultuurtoerisme (stepping stones Fort Prins Frederik - fort Sabina en Willemstad) en waar in het gebied de ontwikkeling van verblijfsrecreatie als kansrijk wordt gezien.
Figuur 3.6 Uitsnede kansenkaart
Toetsing
Kwaliteitsverbetering van Fort Prins Frederik is onderdeel van de visie (recreatief concentratiepunt, verblijfsrecreatie, toegankelijk maken fort) en opgenomen in het uitvoeringsprogramma (project 11 'Ontwikkelingsplan Ooltgensplaat').
Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.
De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie.
Zes strategische kernthema's
Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:
Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Toetsing
Het planvoornemen geeft invulling aan de eilanditeit door het zichtbaar en toegankelijk maken van een uniek kernmerk van het eiland.
Fort Prins Frederik
Als verdedigingswerk heeft Fort Prins Frederik een rijke historie. Sinds 1969 wordt het fort gebruikt voor (verblijfs)recreatie en als zalencentrum waar bijvoorbeeld trouwfeesten georganiseerd worden.
Inmiddels is er op het fort ook een galerie aanwezig en is de horecavoorziening opgeknapt. In recreatief opzicht heeft deze locatie erg veel potentie. Vanuit cultuurhistorisch perspectief gezien doet de omliggende verblijfsrecreatie, en de kwaliteit daarvan, wel afbreuk aan het fort en zijn historie. Dit kan een belemmering zijn voor de eventuele verdere ontwikkeling van het fort. Uitgangspunt is dat dit fort, een rijksmonument, bij een goede aanpak een van de parels zou kunnen zijn in de toeristische ontwikkeling van de Gemeente. Ingebed in een samenhangend toeristisch-recreatief beleid zou het ontwikkeld kunnen worden tot een recreatieve trekker. Op dit moment is de Gemeente bezig een nieuw bestemmingsplan te maken voor het fort en omgeving. Benutten van die kans is hierbij oogmerk en het voor het fort vervaardigde beeldkwaliteitsplan uitgangspunt.
Horeca
Het aanbod van horecavoorzieningen in Ooltgensplaat is kleinschalig. Natuurlijk zijn er horecagelegenheden die voorzien in de behoefte van eigen bevolking. Daarnaast zijn er een aantal die de potentie hebben hun bestaan uit het toerisme te halen. Een kwaliteit- en professionaliseringsslag is daarbij gewenst. Wanneer er gekeken wordt naar toerisme is het ook van belang dat het aanbod zich nog uitbreid.
Verblijfsrecreatie
Rondom Ooltgensplaat zijn diverse parken met hierop recreatiewoningen. De parken worden niet bedrijfsmatig geëxploiteerd en beschikken niet over recreatieve voorzieningen. Naar schatting is slechts ruim 20% van de woningen daadwerkelijk in gebruik als recreatiewoning. Het recreatieve gebruik betreft voornamelijk "tweede woningen" en niet verhuur aan toeristen. De "tweede woning recreant" besteedt aanzienlijk minder dan de toerist die een recreatiewoning huurt zodat de bijdrage aan de lokale economie van dit segment gering is.
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt mede mogelijk dat het fort zich kan ontwikkelen tot een van de parels in de toeristische ontwikkeling van de gemeente.
Permanent wonen op recreatieparken
Permanent wonen is op Fort Prins Frederik niet toegestaan.
Als toeristische trekpleister staat Goeree-Overflakkee al prachtig op de kaart. Toch vindt zowel de gemeente Goeree-Overflakkee als de Vereniging voor Eigenaren en Exploitanten van Recreatie Ondernemingen (VEERO) dat er kansen blijven liggen. Zij hebben de handen ineengeslagen en werken aan een lange termijn recreatievisie voor het eiland.
In de visie wordt Goeree-Overflakkee gezien als een oase op kortste afstand van de metropoolregio's Rotterdam en Antwerpen. Deltanatuur-eiland met oorspronkelijk karakter en Hollandse ziel. Kenmerkend zijn de weidse landbouw, brede stranden, indrukwekkende wetlands, vogelrijkdom, grote binnenzeeën met typische havenstadjes.
Gebiedsgerichte strategie
Oude-Tonge, Stad aan 't Haringvliet, Ooltgensplaat, Dirksland: allemaal (haven)stadjes die aantrekkelijk zijn voor uur-recreatie door passanten (fiets, wandelen, auto en boot). Dus focus op de kaaien, de havens en verbreed de havenkanalen waar nodig (Dirksland). Verbind deze plaatsen aan natuurgebieden. De overheid moet daar de kwaliteit en identiteit van de kaaien en havens prioriteit geven. Vertel het verhaal (storytelling). Stimuleer burgers en ondernemers om met B&B, ambachten, Drink & Dine, bootverhuur en terrassen geld te verdienen. Leegstand van gebouwen aanpakken door investeringsfonds dat met lage huren nieuw ondernemerschap aantrekt op en rondom de Kaaien. Zodoende komt een nieuwe beweging op gang (bijdrage tot micro-economie, cultuurbeleving en participatie).
De gebiedsgerichte strategie voor het Gebied Ventjager, Hellegatsplaten en fort is het water terugbrengen langs de N59 zodat de Hellegatsplaten weer echt platen zijn; kleine eilanden die met boten toegankelijk zijn, vergelijkbaar met Biesbosch. Permanent wonen op de Ventjager en fort oplossen. Ruimtelijke kwaliteit en veiligheidsgevoel daarmee herstellen (bijdrage tot topnatuur en ruimtelijke kwaliteit en balans met bewoners).
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt de zichtbaarheid van het fort mede mogelijk. Permanent wonen wordt niet toegestaan.
Herstructurering van het plangebied, waarbij zowel de verblijfsrecreatie als de cultuurhistorische waarden van het fort worden versterkt, is in lijn met het relevante beleid. Permanente bewoning is niet toegestaan.
In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse is geen sprake van (rechtstreeks toelaatbare) functiewijzigingen. Hierdoor wordt bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. In het kader van de omgevingsvergunning bouwen kan dit in een later stadium plaatsvinden. Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Goeree-Overflakkee 2015 is de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied beoordeeld. Het plangebied ligt op basis van de bodemkwaliteitskaart in de zone vooroorlogse bebouwing en recente bebouwing en buitengebied. De toepassingseis ter plaatse van het plangebied is maximaal wonen en achtergrondwaarde (schoon). Ter plaatse van de vooroorlogse bebouwing mag niet worden gewoond en wordt niet in de grond geroerd. Hierdoor voldoet de bodemkwaliteit ter plaatse. Wel kan bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een bodemonderzoek worden gevraagd.
De bodem ter plaatse van het plangebied is geschikt voor de beoogde ontwikkelingen. Nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Volgens de professionele risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied diverse risicovolle inrichtingen gelegen. Op circa 155 m ten noorden van het plangebied is een recreatiepark gelegen. Het park is gelegen aan de Steigerdijk 11 en beschikt over een ondergrondse propaantank met een inhoud van 20.000 liter. De inrichting heeft geen invloedsgebied. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6)
bedraagt 45 m. Het plangebied is niet gelegen binnen deze risicocontour.
Op circa 450 m ten westen van het plangebied is een timmerbedrijf gelegen. Het timmerbedrijf beschikt over een vuurwerkopslag voor maximaal 10.000 kg. De aan te houden veiligheidsafstand bedraagt 8 m. Het plangebied is gelegen buiten de veiligheidsafstand.
Daarnaast is net buiten plangebied, aan de Hooidijk, een propaantank met een inhoud van 8 m3 gelegen. De propaantank heeft geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt in principe wel een veiligheidsafstand van 25 meter tot recreatieve nachtverblijven, aangezien de propaantank meer dan 5 keer per jaar wordt bijgevuld. Deze afstand wordt gemeten vanaf tank en opstelplaats tankauto (de tank wordt rechtstreeks vanuit de tankauto gevuld, er is dus geen afzonderlijk vulpunt). Binnen deze afstand is een chalet aanwezig. Via maatwerkvoorschriften (in het milieuspoor) wordt voorgeschreven dat een brandmuur (conform PGS 19) bij de propaantank wordt gerealiseerd. Op deze wijze wordt de veiligheid gewaarborgd. In de bestemmingsplanregels is hiertoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie artikel 8 lid 8.3).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op circa 1.450 m van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Het betreft de binnenvaartroute Westerschelde-Rijn. De vaarroute heeft geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Het maatgevende invloedsgebied bedraagt 730 m. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de vaarroute. Wel geldt er een plasbrandaandachtsgebied van 25 m. Het plangebied is buiten het plasbrandaandachtsgebied gelegen.
Ten noorden van het plangebied ligt op circa 2.100 m de provinciale weg N59. De weg heeft geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Het maatgevende invloedsgebied bedraagt 880 m. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de provinciale weg N59.
Buisleidingen
In de omgeving zijn geen buisleidingen gelegen die van invloed kunnen zijn op de externe veiligheid binnen het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan
naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet
nog niet van kracht is.
Het betreft:
Beleidsnota archeologische monumentenzorg
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijk en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Onderzoek
In figuur 4.1 is een uitsnede van de beleidskaart opgenomen die de archeologische (verwachtings)waarden voor het plangebied weergeeft.
![]() |
![]() |
Figuur 4.1 Uitsnede beleidskaart archeologie Goeree-Overflakkee
Archeologiebeleid 2010
Het fort is aangeduid als 'waarde 2', het betreft een overig AMK (Archeologische Monumentenkaart) terrein. Dit terrein is van bijzonder belang en bijzondere betekenis en verdient derhalve een bijzonder beschermingsregime. Zoals in de nota verwoordt: “Voor die gebieden stellen wij een vrijstellingsgrens vast van 50 m2 en een maximaal toegestane verstoringdiepte van 30 centimeter. Het betreft hier een scherpe ondergrens maar deze is goed te verantwoorden gezien de zeer hoge archeologische waarden en de relatief geringe oppervlakte van deze gebieden op het totale grondoppervlak van de vier gemeenten. Kleine(re) bodemverstoringen – bijvoorbeeld de aanleg van een schuur of serre – kunnen daarmee dan ook onder de onderzoeksplicht vallen.” Dit is verankerd via de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
De als 'waarde 4' aangeduide gronden betreffen een oud verdedigingswerk (aarden wal). Het gaat om een middelhoge waarde die is verankerd via de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoering van plan niet in de weg. De archeologische verwachtingswaarden zijn verankerd door het opnemen van passende dubbelbestemmingen.
Beleid en normstelling
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige historische waarden rekening is gehouden.
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan
naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat
over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het
overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet
nog niet van kracht is.
Het betreft:
Beleidsplan Erfgoed en cultuur 2016-2020
In het beleidsplan zijn enkele doelen gesteld. Hoofddoel is dat de inwoners en bezoekers (toeristen) van de gemeente zich bewust zijn van en hebben deelgenomen aan de beleefbare omgeving van cultuur en erfgoed in de directe omgeving.
Daaraan ondergeschikt zijn de volgende doelen geformuleerd:
Onderzoek
Het fortgedeelte, inclusief vestinggracht, betreft een rijksmonument (besluit 1973). De randzone maakt geen onderdeel uit van het rijksmonument. De rijksmonumentenomschrijving is als volgt: "Een vierkante, gemetselde toren met platvorm voor kanonnen en schietgaten, gebouwd kort na 1811. Verscheidene met aarde bedekte kazematten en opslagplaatsen rond de tour-modele." Een meer uitgebreide cultuurhistorische beschrijving is opgenomen in de cultuurhistorische rapportage (bijlage 1).
Dit bestemmingsplan biedt een juridische basis voor herstel van het monument. In paragraaf 4.5 zijn de ruimtelijke afwegingen beschreven die onder andere zijn gemaakt op cultuurhistorisch vlak. Daarnaast worden de aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie (zie paragraaf 5.2.2).
Conclusie
De ontwikkeling houdt rekening met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het planvoornemen heeft een positieve invloed op de cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Wet natuurbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Krammer-Volkerak en ligt op een afstand van circa 30 m. De afstand tot stikstofgevoelige habitats binnen dit Natura 2000-gebied is groter en bedraagt circa 180 m. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 38 m afstand. Een en ander is weergegeven in figuur 4.2.
Figuur 4.2 Natuurgebieden rondom plangebied (bron: http://pzh.b3p.nl/viewer/app/NNN)
Gezien de ligging op korte afstand van een Natura 2000-gebied is een stikstofberekening uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 4.
De AERIUS-berekening laat in de gebruiksfase een toename tot 0,13 mol/ha/jr zien van de stikstofdepositie op (bijna) overbelaste locaties in het nabijgelegen Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak. In bijlage 5 is aan de hand van een voortoets beoordeeld of deze depositietoename kan leiden tot significant negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied. Uit de toets blijkt dat de extra depositie verwaarloosbaar is ten opzichte van de stikstofbehoefte van planten en vegetaties en ten opzichte van de jaarlijkse afvoer van stikstof bij regulier natuurbeheer. Dergelijke extreem kleine depositietoenames kunnen de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden niet meetbaar aantasten. De extra stikstofdepositie van maximaal 0,13 mol/ha/jr heeft geen gevolgen voor het behalen van de instandhoudingsdoelen in het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak.
Ook andersoortige effecten als verstoring, verdroging, versnippering en dergelijke kunnen geheel worden uitgesloten. Een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is daarom niet nodig.
Soortenbescherming
In 2021 en 2022 zijn ecologische quickscans naar mogelijk aanwezige beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd (zie bijlage 6 en 7). Uit deze onderzoeken blijkt dat het gebied mogelijk van betekenis is voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten (ransuil en huismus), vleermuizen en de noordse woelmuis. Nader onderzoek naar deze soortgroepen is noodzakelijk, indien concrete projecten worden voorbereid. Indien in het nader uit te voeren onderzoek beschermde diersoorten worden aangetroffen, dan worden mitigerende en compenserende maatregelen getroffen om negatieve effecten te voorkomen. In voorkomende gevallen mag het verlenen van een eventueel benodigde ontheffing in het kader van de Wnb in alle redelijkheid worden verwacht. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve niet in het geding. Verder dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen; overtreding van de Wnb kan worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer geen broedgeval aanwezig is. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande staat de Wet natuurbescherming de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De entree van het fort voor gemotoriseerd verkeer is gesitueerd aan de noordelijke zijde. Het fort wordt hier in westelijke richting ontsloten via de Havendijk, wat tevens de enige ontsluiting is voor het gemotoriseerd verkeer is. In oostelijke richting (buiten de gracht om) gaat de Havendijk over in een fietspad, vanwaar het fort ten oosten kan worden bereikt door langzaam verkeer. In westelijke richting op de Havendijk wordt via de Kaai het centrum van Ooltgensplaat bereikt. In zuidwestelijke richting wordt via de Molendijk het Weespad en de Langeweg bereikt. Deze erftoegangswegen zijn onderdeel van de 30 km-zone van Ooltgensplaat. De Langeweg gaat buiten de bebouwde kom verder als gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 80 km/u, van hieruit wordt het hogere netwerk bereikt met onder meer de N59.
Langzaam verkeer
De ontsluiting van het fort voor langzaam verkeer betreft tevens de hoofdentree voor het fort. Deze hoofdentree is gesitueerd aan de oostelijke zijde, waar reeds een langzaam verkeer verbinding is gelegen. Deze (toeristische) route wordt tevens versterkt door de aanleg van een nieuwe brug. In noordelijke richting wordt op de Havendijk ontsloten, waar een trottoir is gelegen voor voetgangers. Fietsers maken in de 30-zone van Ooltgensplaat gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. De noordelijke ontsluiting van het fort op de Havendijk is met name voor gemotoriseerd bestemmingsverkeer ingericht, de inrit tot binnen de gracht is niet voorzien van een trottoir.
De Punt en het schootsveld worden bereikt vanaf erftoegangswegen (type II) buiten de bebouwde kom. Fietsers en voetgangers maken hier gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer.
Parkeren
De ruimte op het fort is dermate beperkt dat het wenselijk is om de parkeerbehoefte buiten de gracht te voorzien. Tevens zorgt dit voor een beeldkwaliteit die de leefbaarheid binnen de gracht ten goede komt. Parkeergelegenheid is reeds aanwezig aan de Havendijk (buiten de gracht) in de westelijke randzone. Naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkelingen zullen hier eventueel extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de daadwerkelijke functies die worden ontwikkeld.
De parkeerbehoefte van de recreatiewoningen dient op eigen terrein te worden opgevangen.
Parkeerbehoefte
Een evenement is voor de parkeerbehoefte de maatgevende dag. Evenementen vinden incidenteel plaats en in de parkeerbehoefte wordt deels voorzien vanuit de parkeerplaatsen voor bezoekers van de toekomstige horeca- of cultuuractiviteiten. Het kencijfer (en daarmee de parkeerbehoefte) is daarnaast sterk afhankelijk van het soort evenement. In dit geval betreft het evenementen op het gebied van kunst en cultuur, vergaderen en congres, feesten, bruiloften en fortenfestivals. Voor een worst-case inschatting worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De parkeerbehoefte bedraagt op basis van deze uitgangspunten 90 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte van een vergunningplichtig evenement zal worden beoordeeld in het kader van de vergunningaanvraag.
Parkeeraanbod
Een deel van de westelijke randzone is bestemd als parkeerterrein. De hoeveelheid parkeerplaatsen is onder meer afhankelijk van de ruimte dat één parkeerplaats in beslag neemt. De oppervlakte van een parkeerplaats bedraagt standaard 25 m2, inclusief groenaanleg wordt 30 m2 als maatgevend gezien. De aangewezen parkeerplaats heeft een oppervlak van circa 2.806 m2. Circa 94 parkeerplaatsen zijn op deze wijze mogelijk te voorzien op het terrein. Hiermee kan de parkeerbehoefte van evenementen over het algemeen worden opgelost. Zo nodig kan ook de Havendijk worden gebruikt voor langsparkeren aan één zijde van de weg. Op een afstand van 143 meter kunnen dan 26 auto's worden geparkeerd (uitgegaan van 5,5 meter per auto). Op deze wijze zijn totaal circa 120 parkeerplaatsen voorzien.
Verkeersafwikkeling
Naar aanleiding van de ontwikkelingen bij het fort zal het plangebied extra verkeer aantrekken. In tabel 4.1 is een overzicht van de (worstcase) verkeersgeneratie op basis van kencijfers van het CROW en expert judgement weergegeven.
Tabel 4.1 Verkeersgeneratie plangebied
Deelgebied | Programma | Kengetal | Verkeersgeneratie |
Zuidelijke randzone | 32 recreatiewoningen |
2,2 mvt/etmaal |
70,4 mvt/etmaal |
Vestingvoet | 25 recreatiewoningen | 2,2 mvt/etmaal | 55 mvt/etmaal |
Westelijke randzone (voormalige zwembadterrein) | groen | ||
Vestingwal | evenementen met versterkt geluid 3x per jaar |
300 bezoekers maximaal aanwezig per dag; een autogebruik van 70% van de bezoekers met een bezettingsgraad van 2,5 bezoekers per auto. |
168 mvt/etmaal * 3 = 504 mvt/jaar = 1,4 mvt/etmaal |
'' | evenementen zonder versterkt geluid 12 x per jaar |
300 bezoekers maximaal aanwezig per dag; een autogebruik van 70% van de bezoekers met een bezettingsgraad van 2,5 bezoekers per auto. |
168 mvt/etmaal * 12 mvt/jaar = 2.016 mvt/jaar = 5,5 mvt/etmaal |
'' | ondersteunende activiteiten* | elke maand 250 bezoekers (met dezelfde uitgangspunten als voor evenementen) |
140 mvt/etmaal * 12 = 1.680 mvt/jaar = 4,6 mvt/etmaal |
'' | dagjesmensen (incl. bezoekers museum) | 8 auto's op een dag | 16 mvt/etmaal |
'' | 1 bestaande recreatiewoning | 2,2 mvt/etmaal | 2,2 mvt/etmaal |
Totaal | 155,1 mvt/etmaal |
* Voor de ondersteunende activiteiten vergaderingen, congressen, workshops, festivals (binnen) en overige zalenverhuur.
Op een gemiddelde dag is er een verkeersgeneratie van 155 mvt/etmaal. Hiervan is een groot deel al in de huidige situatie toegestaan. De locatie wordt ontsloten via doodlopende wegen voor enkel bestemmingsverkeer. Knelpunten in de verkeersafwikkeling worden dan ook niet verwacht.
Conclusie
De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer tot het fort is goed. Binnen de gracht wordt gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk vermeden. Naast de noordelijke entree moet dan ook worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De ontsluiting voor langzaam verkeer is goed, daarnaast wordt de oostelijke ontsluiting voor langzaam verkeer aantrekkelijker gemaakt. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkelingen leidt naar verwachting niet tot problemen in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat onder de bovengenoemde voorwaarden de ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd(Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 155,1 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). In de NIBM-tool (versie 23-04-2022) is worst-case 2022 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,09 µg/m³ en van fijnstof van 0,02 µg/m³ (figuur 4.3). Beide toenames zijn onder 1,2 µg/m³. Het plan draagt hierdoor niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Een toetsing aan de grenswaarden is niet noodzakelijk.
Figuur 4.3 Weergave uitkomsten NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Molendijk. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 13,5 µg/m³ voor NO2, 14,7 µg/m³ voor PM10 en 7,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Omdat direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Onderzoek
Het voorgenomen plan maakt diverse bestemmingen en functies mogelijk. De functies bestaan uit horeca, dagrecreatie, verblijfsrecreatie, (kleinschalige) evenementen en gerelateerde detailhandel (maximaal 70 m2). Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied en in het plangebied zelf kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied', zodat met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie.
Van de omliggende functies of bedrijven hebben het nabijgelegen Bungalowpark Volkerak en de jachthaven de hoogste milieucategorie. Beide functies zijn ingedeeld in milieucategorie 3.1 met een maximale richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Er wordt voldaan aan deze richtafstand, gemeten vanaf de perceelsgrens van de omliggende functies tot aan de beoogde verblijfsrecreatieve bestemming. Van belang is dat in de omgeving uitsluitend recreatieve functies zijn toegestaan en beoogd. De voorgenomen recreatieve bestemmingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt zijn volledig passend in dit recreatiegebied. Er worden geen knelpunten of milieuhinder verwacht als gevolg van het voorgenomen plan.
Binnen de bestemming Cultuur en ontspanning mogen buitenevenementen als braderieën, streekmarkten en (cultuur)festivals zonder versterkt (muziek- en/of stem)geluid plaatsvinden (maximaal 12 keer per jaar). Gezien de kleinschalige aard van de evenementen gaat hiervan geen onaanvaardbare hinder uit. Hierbij is van belang dat in de omgeving geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder zijn gelegen.
Buitenevenementen met versterkt geluid worden uitsluitend onder voorwaarden toegestaan. Het maximale aantal bedraagt 3 per jaar. Verder gelden voorwaarden voor het maximale aantal aansluitende evenementdagen en op- en afbouwdagen en de maximale geluidbelasting op recreatiewoningen. In bijlage 8 zijn de geluidaspecten van evenementen met versterkt geluid (muziek) beoordeeld. Op basis hiervan zijn regels voor het geluid van evenementen met versterkt geluid opgenomen. Door deze voorwaarden zullen ook dit soort evenementen geen onevenredig nadelige gevolgen voor omliggende recreatiewoningen hebben. Daarnaast wordt zware horeca (categorie 3) uitsluitend inpandig toegestaan ter plaatse van de centraal gelegen historische gebouwen. Hiertoe is een functieaanduiding opgenomen. Gezien de dikte van de muren en de afstand tot recreatiewoningen wordt geen relevante geluidshinder verwacht.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die kunnen worden belemmerd in hun ontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Gezien de afstand tot omliggende bedrijven en functies worden deze niet belemmerd in hun ontwikkeling. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.
Gemeentelijk beleid
Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is grotendeels onverhard. De verharding ter plaatse bestaat uit wegen, het Fort Prins Frederik (waarvan een groot deel onder een aarden wal) en diverse chalets en stacaravans.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met homogeen profiel. Er is sprake van grondwatertrap (Vb). Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 25 en 40 cm beneden de maaiveldhoogte bevindt en de laagste >120 cm beneden het maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt ca. NAP + 0,167 m.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn uitsluitend secundaire watergangen gelegen met aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter. Ten noorden van het plangebied is een primaire watergang gelegen. Het betreft een inlaat- en uitwateringsgeul met een beschermingszonde van 5 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszone van de secundaire watergangen. Hierbinnen wordt geen permanente bebouwing toegestaan.
Waterkwaliteit
In de omgeving zijn geen KRW-waterlichamen gelegen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is deels gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering. Voor de kernzone is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Voor de beschermingszone wordt de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is deels aangesloten op een rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Tot voor kort was de gehele vestingswal bebouwd met recreatiewoningen. Veel woningen zijn uitgekocht, omdat deze onwenselijk waren op de locatie. Op de (noordelijke en westelijke) vestingvoet komen maximaal 25 recreatiewoningen. In de andere gebieden worden de mogelijkheden voor bebouwing niet uitgebreid of aangepast.
Hiernaast wordt een parkeerterrein toegevoegd (toevoeging van circa 2.500 m2).
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient te worden gecompenseerd. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd .
Ten opzichte van de huidige situatie vindt er een toename aan verhard oppervlak voor het parkeerterrein plaats. Het parkeerterrein met een oppervlak van circa 2.806 m2 wordt halfverhard uitgevoerd. In de huidige situatie is een oppervlak van circa 750 m2 verhard. De toename aan verhard oppervlak bedraagt derhalve circa 653 m2. De toename blijft onder de drempelwaarde in het landelijk gebied. Watercompensatie is niet aan de orde.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid en normstelling
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder van de weg moet worden getoetst. De recreatieve objecten zijn niet gelegen in de geluidzone van gezoneerde wegen. De geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen in de verkeersinvloeden van 30 km/u wegen, welke niet zijn gezoneerd. Toetsing aan de normen van de Wgh is daarom niet noodzakelijk.
Onderzoek en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het akoestische leefklimaat aannemelijk te maken. Het plangebied is gelegen aan het einde van verschillende doodlopende wegen. De verkeersintensiteiten van deze wegen bestaan voornamelijk uit bestemmingsverkeer. Het aantal motorvoertuigen per etmaal op deze wegen is daarmee dusdanig laag dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkelingen.
Beleid en normstelling
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Voor het toestaan van evenementen met versterkt geluid wordt een aparte regeling opgenomen voor het toegestane geluidniveau.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen en van permanente kampeer- en caravanterreinen mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in gevoelig gebied (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D10). Het totale terrein is circa 8 hectare en bevat geen ligplaatsen. Gezien de kleinschaligheid van het terrein en de beoogde ontwikkelingen blijft het aantal bezoekers zeer ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Er is een aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 9). Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Op 24 augustus 2021 is bij besluit van het college vastgesteld dat geen MER nodig is (zie bijlage 10).
Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Artikel 3 Cultuur en ontspanning
Dit betreft de centraal op het fort gelegen gronden en enkele wat grotere gebouwen in de vestingwal. Deze gronden hebben een brede bestemming gekregen om de exploitatiekansen van het fort te vergroten. Het betreft passende horecabedrijven, ambachtelijke bedrijven, dagrecreatie, evenementen, museum, ateliers, galeries, kunst en cultuur, vergaderen en congres en gerelateerde detailhandel. Via een afwijking zijn onder voorwaarden overige horecabedrijven toegestaan. Alleen de bestaande vergunde gebouwen met huidige maatvoering zijn toegestaan.
Met het oog op evenementen is een aantal specifieke voorwaarden opgenomen ter beperking van hinder op omliggende functies. Voor de zware horeca (zalenverhuur/partycentrum uit categorie 3) is via de aanduiding 'horeca uit categorie 3' vastgelegd dat dit uitsluitend in de centraal gelegen historische gebouwen mag plaatsvinden.
Dit betreft het noordelijke deel van de westelijke randzone. Ter behoud van de openheid (voormalig schootsveld en inundatiegebied) is de bestemming Groen opgenomen voor deze gronden en geen recreatieve bestemming. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerplaats', gelegen langs de Havendijk, is een parkeerterrein mogelijk. Binnen de bestemming Groen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie
Dit betreft gronden direct rondom het centrale gedeelte van het fort. Hier is dagrecreatie toegestaan. Onder dagrecreatie wordt verstaan vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf, zoals wandelen, fietsen, teambuilding, training, rondleiding, scouting, meditatie en natuurobservatie. Alleen de bestaande vergunde gebouwen met huidige maatvoering zijn toegestaan.
Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 en Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Binnen het plangebied zijn 2 verschillende verblijfsrecreatieve bestemmingen opgenomen. Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (binnen de gracht) zijn in totaal maximaal 26 recreatieve nachtverblijven toegestaan met een maximale oppervlakte van 70 m2 per verblijf (inclusief bijhorende bouwwerken). De maximale goot- en bouwhoogte van recreatieve nachtverblijven bedragen 3 respectievelijk 5 meter. Voor bestaande afwijkende maten zijn specifieke bouwaanduidingen opgenomen. Bij nieuwbouw geldt echter, met het oog op de gewenste kwaliteitsverbetering, de maximale oppervlaktemaat van 70 m2. Verder is bepaald dat een bouwperceel een minimale omvang heeft van 142 m2. Deze regeling is opgenomen om te voorkomen dat er een te hoge dichtheid van recreatieve nachtverblijven ontstaat.
Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 (opgenomen voor het schootsveld/De Punt) zijn 16 bouwvlakken opgenomen. Per bouwvlak 1 recreatief nachtverblijf toegestaan. Via afwijking kan op 1 perceel een extra recreatief nachtverblijf worden toegestaan. De overige bouwregels zijn grotendeels identiek aan die bij de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 1. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van het aantal recreatieve nachtverblijven tot maximaal 31 (waarbij een op grond van de hiervoor genoemde afwijkingsbevoegdheid vergund extra recreatief nachtverblijf niet meetelt). Hiervoor is nodig dat een samenhangend plan wordt opgesteld, dat zorgt voor een kwaliteitsverbetering van dit gebied.
Deze bestemming is opgenomen voor een stukje van de Hooidijk, dat binnen het plangebied is getrokken vanwege de aldaar aanwezige propaantank met opstelplaats voor de tankauto. Er zijn specifieke functieaanduidingen opgenomen. Voor het gebruik van de propaantank geldt een voorwaardelijke verplichting die inhoudt dat een brandmuur volgens PGS 19 (versie 2013) wordt gerealiseerd. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het geval op andere wijze in voldoende veiligheid kan worden voorzien, bijvoorbeeld bij toepassing van een nieuwe PGS-versie na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
De gracht heeft de bestemming Water gekregen.
Artikel 10 en 11 Waarde - Archeologie 2 en 4
Conform het gemeentelijke archeologiebeleid hebben de gronden met een archeologische verwachtingswaarde een dubbelbestemming gekregen ter bescherming van de potentiële archeologische waarde (zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.42.
Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie
Het gehele fort inclusief de gracht daaromheen heeft de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie gekregen. De dubbelbestemming waarde cultuurhistorie geeft aan dat die gronden mede bestemd zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarden van het tot de Zuider Waterlinie behorende Fort Prins Frederik. Deze bestemming maakt het mogelijk om ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren, zoals informatieborden.
Het fort is een rijksmonument. Dit betekent dat voor nagenoeg iedere verandering/wijziging aan het monument een omgevingsvergunning vereist is op grond van de Erfgoedwet. Om niet voor elke kleinigheid een vergunning aan te moeten vragen zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen binnen de dubbelbestemming die het onderhoud en dergelijke mogelijk maken. In het kader van aanvragen voor grotere werkzaamheden zullen de cultuurhistorische belangen worden meegewogen in de vergunningverlening. Deze weging gebeurt aan de hand van de Cultuurhistorische Rapportage Fort Prins Frederik (d.d. 1 augustus 2017), bijlage 1 bij het bestemmingsplan. Over cultuurhistorische waarden wordt door de gemeentelijke monumentencommissie geadviseerd.
Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zijn de welstandsregels uit het beeldkwaliteitsplan Fort Prins Frederik (d.d. 28 februari 2022) van toepassing, zie bijlage 3 bij het bestemmingsplan. Over de kwaliteit van bouwplannen wordt door de gemeentelijke commissie ruimtelijke kwaliteit geadviseerd en/of de gemeentelijke monumentencommissie geadviseerd.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Voor de waterkeringen is de waterkerende functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (zie ook paragraaf 4.10). De betreffende gronden hebben, behalve de 'primaire' bestemming, nog een andere ('secundaire') bestemming gekregen, omdat zij tevens een andere functie hebben. Het bebouwen binnen deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemmingen is uitsluitend toegestaan als hiervoor omgevingsvergunning is verleend door burgemeester en wethouders. De omgevingsvergunning wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Burgemeester en wethouders winnen hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat ze beslissen op het verzoek om vrijstelling.
Dit hoofdstuk bevat de antidubbeltelregeling, enkele algemene bouw-, aanduidings-, gebruiks-, afwijkings- , wijzigings- en overige regels (waaronder een parkeerregeling). Dit zijn standaard regelingen die voor meer gebieden binnen de gemeente Goeree-Overflakkee gelden.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
De financiële uitvoerbaarheid is gewaarborgd doordat de gemeenteraad budget beschikbaar heeft gesteld voor het bestemmingsplan, de restauratie van het fort en het aanstellen van een kwartiermaker voor de doorontwikkeling. Het plan is daarmee voor de gemeente financieel uitvoerbaar.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de diverse instanties. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota van inspraakreacties (zie bijlage 11).
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure ter inzage gelegd. In deze periode is ook een inloopavond georganiseerd. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota van inspraakreacties (zie bijlage 11).
Op het ontwerpbestemmingsplan konden zienswijzen worden ingediend. Er zijn acht zienswijzen ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (zie bijlage 12). In deze nota is ook een overzicht opgenomen van de wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn aangebracht in het vastgestelde bestemmingsplan (zowel naar aanleiding van zienswijzen als op basis van ambtelijke overwegingen).