direct naar inhoud van Regels
Plan: Fort Prins Frederik, Ooltgensplaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.OGLfortprfrederik-BP30

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Fort Prins Frederik, Ooltgensplaat met identificatienummer NL.IMRO.1924.OGLfortprfrederik-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf passend bij de aard van het fort en de cultuurhistorische waarde daarvan waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een zelfstandige en kleinschalige bierbrouwer, lijstenmakerij, naaiatelier en klompenmakerij.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.9 bed & breakfast:

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw en bijhorende bouwwerken.

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.11 beeldende kunst:

door kunst voortgebrachte objecten, zoals schilderijen en beelden.

1.12 bestaand:
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning.
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of is toegestaan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.23 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf, zoals wandelen, fietsen, teambuilding, training, rondleiding, scouting, meditatie en natuurobservatie.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, horecadoeleinden en een maaltijdafhaalcentrum worden hier niet onder begrepen.

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.26 evenement:

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, passend bij de aard van het fort en de cultuurhistorische waarde daarvan, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, cultuur, thematische markten en andere vertoningen.

1.27 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horecabedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse als elders te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.31 kunstwerk:

voorziening ten behoeve van de infrastructuur.

1.32 maatschappelijke voorzieningen:

sociale, culturele, onderwijs-, levensbeschouwelijke en (para)medische voorzieningen, voorzieningen voor sport- en recreatiebeoefening in verenigingsverband en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.33 ondergeschikte functie:

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.34 opslag:

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.35 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruinstrook van die weg;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
1.36 permanente bewoning:

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatief nachtverblijf te gebruiken als hoofdverblijf.

1.37 recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, of hiermee gelijk te stellen onderkomen.

1.38 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 stamomtrek:

de omtrek van de stam van een boom gemeten op 1 m hoogte ten opzichte van maaiveld.

2.8 geluidniveau

het meten en berekenen van geluidniveaus dient te worden uitgevoerd volgens de bepalingen zoals opgenomen in de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” (Samsom, 1999). Voor muziekgeluid geldt de eis voor één-minuut LAeq/LCeq en wordt de toeslag voor muziekgeluid K3 = 10 dB niet toegepast.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Cultuur en ontspanning

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. uitsluitend ter plaate van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': zalenverhuur en partycentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • c. ambachtelijke bedrijven;
  • d. ateliers, galeries, kunst en cultuur;
  • e. dagrecreatie;
  • f. evenementen in de open lucht;
  • g. museum;
  • h. vergaderingen en congressen;
  • i. detailhandel gerelateerd aan de onder a tot en met h opgenomen functies tot een maximaal vloeroppervlak van 70 m2 per vestiging.

3.1.2 Ondergeschikte functies
  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. erven, tuinen en open terreinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken

Uitsluitend de bestaande gebouwen en bijhorende bouwwerken, op de bestaande locatie en met de bestaande maatvoeringen zijn toegestaan.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwde terrein- en/of erfafscheidingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Evenementen zonder versterkt geluid

Evenementen in de open lucht zonder versterkt geluid zijn maximaal 12 keer per jaar toegestaan.

3.3.2 Evenementen met versterkt geluid

Evenementen in de open lucht met spreekinstallaties en/of versterkte (live) muziek, orkest, taptoe zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

Maximum aantal evenement-
dagen per jaar  
Maximum aantal aansluitende evenement-
dagen  
Maximum aantal aansluitende evenement-
dagen inclusief op- en afbouwdagen  
Equivalent geluidniveau Leq,1 minuut 1,2 in de periode 07.00 - 01.00 uur als gevolg van versterkte muziek   Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT 1 vanaf de evenementlocatie in de periode van 01.00-07.00 uur  
3   2   8   70 dB(A) / 80 dB(C)   40 dB(A)  

1 Gemeten of berekend als invallend geluidniveau op de gevels van verblijfsrecreatieve bestemmingen binnen het plangebied (meet-/rekenhoogte ho = +1,5 m).

3.4 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van:

3.4.1 Horeca
  • a. het toestaan van horecabedrijven uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, mits hierdoor geen nadelige gevolgen ontstaan voor de omliggende functies en deze een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben;
  • b. het toestaan van horecabedrijven uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, mits hierdoor geen nadelige gevolgen ontstaan voor de omliggende functies en deze een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben;
  • c. het toestaan van overige horecabedrijven uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, mits hierdoor geen nadelige gevolgen ontstaan voor de omliggende functies en deze een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. bestaande ontsluitingswegen.

4.1.2 Opstelplaats brandweer

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een opstelplaats voor de brandweer.

4.1.3 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor parkeren.

4.1.4 Ondergeschikte functies
  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. in- en uitritten;
  • c. kunstwerken;
  • d. beeldende kunst;
  • e. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken

Gebouwen en bijhorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwde terrein- en of erfafscheidingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie.

5.1.2 Ondergeschikte functies
  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken

Uitsluitend de bestaande gebouwen en bijhorende bouwwerken, op de bestaande locatie en met de bestaande maatvoeringen zijn toegestaan.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwde terrein- en/of erfafscheidingen zijn niet toegestaan.
  • b. overige andere bouwwerken zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
  • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
  • 2. maximaal 3 m voor overige andere bouwwerken.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve nachtverblijven;

6.1.2 Ondergeschikte functies
  • a. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bijhorende voorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Een bouwperceel heeft een omvang van minimaal 142 m2.

6.2.2 Gebouwen en bijhorende bouwwerken
  • a. Het aantal recreatieve nachtverblijven per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste met de aanduiding 'maximum aantal recreatieve nachtverblijven' aangegeven plaatsen;
  • b. Voor het bouwen van recreatieve nachtverblijven en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. recreatieve nachtverblijven en bijhorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met bijhorende bouwwerken mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 70 m2;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de oppervlakte van een bestaand hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 4. bij nieuwbouw van een recreatief nachtverblijf zoals bedoeld onder 3 geldt ten aanzien van de maximale oppervlakte het bepaalde onder 2;
    • 5. de goothoogte van recreatieve nachtverblijven mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 6. de bouwhoogte van recreatieve nachtverblijven mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 7. de bouwhoogte van een bijhorend bouwwerk bij een recreatief nachtverblijf mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 8. de afstand tussen bestaande recreatieve nachtverblijven mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 9. de afstand tussen nieuwe recreatieve nachtverblijven en andere recreatieve nachtverblijven mag niet minder bedragen dan 5 m;
    • 10. de afstand tot zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1,5 m;
  • c. Overige gebouwen zijn niet toegestaan.

6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwde terrein- en of afscheidingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan maximaal 7 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub b onder 8 en 9 ten behoeve van een kleinere onderlinge afstand, mits voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van branddoorslag en/of overslag.

6.4 Specifieke gebruiksregels

In aansluiting op het bepaalde in lid 6.1.2 is parkeren ten behoeve van recreatief nachtverblijf uitsluitend toegestaan op het eigen bouwperceel.

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve nachtverblijven;

7.1.2 Opstelplaats brandweer

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een opstelplaats voor de brandweer.

7.1.3 Ondergeschikte functies
  • a. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bijhorende voorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken
  • a. Per bouwvlak is ten hoogste 1 recreatief nachtverblijf toegestaan;
  • b. Voor het bouwen van recreatieve nachtverblijven en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. recreatieve nachtverblijven en bijhorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met bijhorende bouwwerken mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 70 m2;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de oppervlakte van een bestaand hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', 'specifieke bouwaanduiding - 3' en 'specifieke bouwaanduiding - 4 niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 4. bij nieuwbouw van een recreatief nachtverblijf zoals bedoeld onder 3 geldt ten aanzien van de maximale oppervlakte het bepaalde onder 2;
    • 5. de goothoogte van recreatieve nachtverblijven mag niet meer bedragen dan 3 m; in afwijking hiervan mag de goothoogte van bestaande recreatieve nachtverblijven op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 6. de bouwhoogte van recreatieve nachtverblijven mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 7. de bouwhoogte van een bijhorend bouwwerk bij een recreatief nachtverblijf mag niet meer bedragen dan 3 m; in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van een bestaand bijbehorend bouwwerk op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 8. de afstand tussen bestaande recreatieve nachtverblijven mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 9. de afstand tussen nieuwe recreatieve nachtverblijven en andere recreatieve nachtverblijven mag niet minder bedragen dan 5 m;
    • 10. de afstand tot zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1,5 m; in afwijking hiervan mag de afstand van bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' niet minder bedragen dan zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • c. Overige gebouwen zijn niet toegestaan.

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwde terrein- en/of erfafscheidingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan maximaal 7 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Extra recreatief nachtverblijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 7.2.1 onder a en onder b.1 voor het toestaan van een extra recreatief nachtverblijf op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4', mits:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden ten hoogste 140 m2 bedraagt;
  • b. de situering van de hoofdgebouwen zodanig is dat de de exploitatie van de aan de Hooidijk gelegen propaantank niet wordt gehinderd.

7.3.2 Verkleinen onderlinge afstand

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 7.2.1 sub b onder 8 en 9 ten behoeve van een kleinere onderlinge afstand, mits voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van branddoorslag en/of overslag.

7.4 Wijziging
7.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' het plan wijzigen ten behoeve van vergroting van het aantal toegestane recreatieve nachtverblijven in het wijzigingsgebied tot maximaal 31 (waarbij een op grond van lid 7.3.1 vergund extra recreatief nachtverblijf niet meetelt) en ten behoeve van bijbehorende parkeervoorzieningen, onder voorwaarde dat:

  • a. een ontwikkelvisie inclusief inrichtingsschets voor het totale wijzigingsgebied aan de gemeente wordt overlegd en akkoord bevonden;
  • b. er wordt voorzien in een adequate ontsluiting;
  • c. de brandveiligheid en bereikbaarheid van alle kavels is geborgd en hierover advies is ingewonnen bij de brandweer;
  • d. nieuwe recreatieve nachtverblijven uitsluitend zijn toegestaan op een afstand van ten minste 25 m vanaf de gronden met de bestemming Verkeer die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opstelplaats tankauto';
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. de oever openbaar toegankelijk blijft.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. bruggen en sluizen;
  • d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

8.1.2 Propaantank

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - propaantank' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een propaantank en bijbehorende veiligheidsvoorzieningen.

8.1.3 Opstelplaats tankauto

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opstelplaats tankauto' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een opstelplaats van een tankauto en bijbehorende veiligheidsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik voor de in lid 8.1.2 bedoelde propaantank is uitsluitend toegestaan, indien:

  • a. de inhoud van de propaantank ten hoogste 8 m3 bedraagt;
  • b. een brandmuur is gerealiseerd die voldoet aan de eisen uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 19 (Propaan en butaan), versie 2013.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.3 onder b indien op een andere wijze in voldoende veiligheid kan worden voorzien.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden.

9.1.2 Brug

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de in lid 9.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een brug.

9.1.3 Ondergeschikte functies
  • a. kunstwerken;
  • b. beeldende kunst;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals een duiker, een waterinlaat, een syphon en een sluis;
  • d. overige voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • e. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijhorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. gebouwen en bijhorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; of
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 30 cm.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt.

10.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 10.2 in acht is genomen;
  • b. gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd; of
  • e. normale onderhoudswerkzaamheden zijn, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied.

10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; en
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; of
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 50 cm.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt.

11.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 11.2 in acht is genomen;
  • b. gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. normale onderhoudswerkzaamheden zijn, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied.

11.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; en
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, kapvorm en dakhelling van bestaande objecten mogen niet worden gewijzigd;
  • b. ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • c. ten behoeve van samenvallende enkelbestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 indien:

  • a. de bij de betrokken enkelbestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het fort;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Monumentencommissie.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het slopen van gebouwen of delen daarvan;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting hoger dan 3 m;
  • c. het rooien van bomen met een stamomtrek van meer dan 20 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen, voor zover dit een oppervlak groter dan 50 cm² beslaat;
  • e. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het vergraven en egaliseren van gronden dieper dan 30 cm en/of groter dan 50 m²;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

12.4.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. in geval van sloop: betrekking hebben op het slopen van gebouwen of delen daarvan ter uitvoering van een verleende omgevingsvergunning activiteit bouwen, dan wel indien het slopen geschiedt op last of vanwege een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

12.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

13.2 Bouwregels
13.2.1

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

13.2.2

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen geldt de volgende bouwregel:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 13.2.2 , indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Vlaggenmasten en antennemasten

Vlaggenmasten, antennemasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

15.2 Schoorstenen en dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Schoorstenen en dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen de voor het gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 3,5 m overschrijden en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

15.3 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Vrijwaringszone-dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor coffeeshops;
  • g. het gebruik van gronden voor permanente bewoning.
17.2 Ondergeschikte functies

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij anders bepaald in de bestemmingen.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  • c. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

18.1.1 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 18.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de cultuurhistorische waarde van het fort;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
  • f. de brandveiligheid.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 10 lid 10.1 en artikel 11 lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming te wijzigen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarde. Alvorens toepassing te geven aan deze regels winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

20.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. 
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits:
    • 1. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Fort Prins Frederik, Ooltgensplaat.