Plan: | Camping Brouwersdam Ouddorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.ODPBrouwersdam-BP30 |
Aan de locatie Oudelandseweg 100 in Ouddorp is een agrarisch bedrijf (akkerbouw) gevestigd. Op dit perceel is bovendien een (mini)camping gerealiseerd. Het voornemen is om de bestaande minicamping met 25 standplaatsen uit te breiden naar maximaal 45 standplaatsen. Met een tijdelijke ontheffing is voor een bepaalde periode hier al toestemming voor verleend. De gewenste ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Goedereede'.
Verder is in 2013 via een wijzigingsplanprocedure het bouwvlak voor de agrarische kavel vergroot naar 2 hectare. Echter is dit in 2014 via het geldende bestemmingsplan 'Landelijke gebied Goedereede' onbewust ongedaan gemaakt. De gemeente heeft toezegging gedaan om dit te herstellen.
Met dit bestemmingsplan wordt de gewenste ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk gemaakt en de grootte van het agrarisch bouwvlak hersteld.
Het plangebied (zie afbeelding 1) bestaat uit de volgende kadastrale percelen:
Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ongeveer 42.190 m², ruim 4 hectare. Het ligt in het buitengebied van de Goeree-Overflakkee ten westen van de kern Ouddorp. Het agrarisch bedrijf en de minicamping zijn ontsloten aan de Oudelandseweg. Het plangebied grenst aan de noord- en oostkant aan agrarische gronden. Aan de zuid- en westkant aan natuur. Aan westkant direct aan het Natura 2000-gebied 'Duinen Goeree & Kwade Hoek' en aan de zuidkant, aan de overkant van de N57, het Natura 2000-gebied 'Grevelingen'.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking door Juust)
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Het plangebied bestaat uit een agrarisch bedrijf en een minicamping. Op dit moment is het toegestaan om permanent 25 standplaatsen te hebben en tijdelijk 20 extra standplaatsen. Het akkerbouwbedrijf slaat voornamelijk aardappelen en uien op in de bedrijfsloods achter de bedrijfswoning. Op het perceel staat een bedrijfswoning, schuren en een grote bedrijfloods van ongeveer 1.650 m². Het agrarisch bedrijf is landschappelijk nog niet ingepast. Buiten het bouwvlak zijn de standplaatsen van de (mini)camping te vinden.
Afbeelding 2 | Aanzicht vanaf de Oudelandseweg (bron: Google Maps)
In de toekomstige situatie krijgt de (mini)camping (met de tijdelijk vergunde 20 extra standplaatsen) een vast plek op het perceel. Hierdoor wordt de landschappelijk inpassing ook gewijzigd. Het kampeerterrein heeft voldoende oppervlakte om 45 caravans of campers neer te zetten. Het terrein hoeft daarvoor niet te worden uitgebreid of gewijzigd. Er is geen extra agrarisch grond nodig voor dit doel. Ook de parkeercapaciteit op het terrein is voldoende. Aan de huidige agrarische bedrijfsvoering veranderd niets. De camping blijft bovendien ondergeschikt aan de agrarische activiteiten.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Goedereede' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 4 september 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' (zie afbeelding 4).
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Ten behoeve van nevenfuncties is in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Goedereede' een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De nevenfunctie 'minicamping' is met maximaal 25 standplaatsen onder voorwaarden toegestaan. Voor de uitbreiding van de (mini)camping is het niet mogelijk om binnenplans af te wijken. Voor de onderbouwing ten behoeve van het realiseren van de uitbreiding wordt verwezen naar de volgende hoofdstukken.
De huidige bestemming en is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Het bouwvlak is overgenomen uit het wijzigingsplan 'Oudelandseweg 100, Ouddorp'. De begrenzing van het plangebied is verder afgestemd op de al (tijdelijk) vergunde minicamping.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Deze bestemmingregel is gelijk aan de bestemmingregel uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven, met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van sierteelt, bosbouw en intensieve kwekerij niet is toegestaan. Voor deze bestemming geldt dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in beginsel binnen de opgenomen bouwvlakken dienen te worden gebouwd. Het bouwvlak mag als geheel worden volgebouwd, maar daarbinnen worden voor diverse typen bebouwing wel maximum inhouds- dan wel oppervlaktematen opgenomen.
Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie: camping'
Binnen deze functieaanduiding is een camping met maximaal 45 standplaatsen mogelijk.
Groen
Deze bestemming is opgenomen voor structurerende groenelementen binnen het plangebied.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Accommodaties voor recreatie kunnen worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Gezien de aard en omvang van het plan is in dit geval geen sprake van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling. Het is geen zelfstandige accommodatie voor recreatie. De camping blijft fungeren als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Voor het Rijk is dat de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De NOVI beschrijft de langetermijnvisie op de fysieke leefomgeving in Nederland. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de ontwerp-Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Omdat de NOVI in werking treedt voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, neemt de NOVI beleidsdocumenten over of vervangt deze (deels). De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) gaat op in de NOVI. De uitwerking ervan in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt van
De NOVI kent 4 prioriteiten:
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de beleidsaspecten van de NOVI op het gebied van 'sterke en gezonde steden' vanwege het vergroten van recreatieve mogelijkheden.
Het rijksbeleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.
Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering
Om de openheid van het landelijk gebied te handhaven, is het oprichten van agrarische bebouwing mogelijk indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven en wordt geconcentreerd op een bouwperceel met een omvang van maximaal 2 hectare. Indien nodig, is extra ruimte voor verbreding van activiteiten (met bijvoorbeeld zorg, recreatie of duurzame energieopwekking) met ten hoogste 0,5 ha mogelijk.
Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening (‘handelingskader ruimtelijke kwaliteit’). De kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt.
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand.
De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap.
Richtpunten:
Dit is een reliëfrijk, overwegend niet gecultiveerd, zandlandschap van strand en jonge duinen met hoge natuur- en recreatiewaarden. Natuurlijke processen als verstuiving, vernatting en bosvorming zijn duidelijk zichtbaar door de voortdurende dynamiek van zand, golven en wind. Duingebieden worden afgewisseld door grote en kleine badplaatsen en havens. Het gebied is van belang voor de waterveiligheid en drinkwatervoorziening. De kust is een aantrekkelijke plek om te recreëren. Gedurende het strandseizoen kenmerkt het strand zich door een afwisseling van (drukke) strandopgangen en boulevards, waar strandtenten en strandhuisjes vaak het beeld bepalen, naar zeer rustige stranden zonder bebouwing. Dit contrast en deze diversiteit zijn kwaliteiten van het strand als belangrijke openbare en recreatieve ruimte van Zuid-Holland. Het is van groot belang om in de directe nabijheid van de stad plekken te weten waar rust en openheid het beeld bepalen.
Richtpunten:
Nieuwe vormen van energie zullen steeds meer het landschap beïnvloeden. Diverse nieuwe energiedragers zijn bouwwerken die, afhankelijk van locatie, vorm en grootte, matige tot grote invloed op het landschap kunnen hebben. Vooral grote windturbines hebben verreikende invloed. Ook biovergistingsinstallaties en zonnevelden zijn bouwwerken die niet vanzelf en niet altijd passen bij de kenmerken van het gebied. Anderzijds kunnen bouwwerken voor energie-opwekking bijdragen aan nieuwe landschappelijke kwaliteit. Bij bouwwerken voor energie-opwekking is altijd een zorgvuldige locatiekeuze en/of inpassing van belang.
Richtpunt:
Deze laag is niet van toepassing op de betreffende locatie.
Gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee
De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau en zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen.
Strandpolder
Aan de westzijde van het eiland liggen de grotere strandpolders. Deze zijn zeer open en vlak en hebben een rationele verkaveling. Ze liggen tussen de jonge en de oude duinen in en het open landschap van de polders staat in sterk contrast met deze naastgelegen duinlandschappen. De hoogteverschillen worden hierdoor sterker beleefbaar. Door de polder lopen twee kreken. Beplanting en bebouwing ontbreekt nagenoeg.
De polders zijn grotendeels in agrarisch gebruik. In 2006 is een natuurontwikkelingsproject gerealiseerd: Volgerland. Zeer markant is het zicht op de vuurtoren op de kop van het eiland. Geïsoleerd van de andere strandpolders ligt aan de oostzijde van het eiland de kleine Bokkepolder. Deze is relatief hooggelegen en heeft in de loop der tijd een meer besloten karakter gekregen door de aanplant van houtwallen en boskavels.
Ambities
Naast de meer doorgaande wegen is er een groot aantal lokale wegen. Deze wegen vormen een fijnmazig netwerk op het eiland. De wegen worden niet alleen gebruikt door autoverkeer, maar ook door landbouw- en (recreatief) langzaam verkeer. De lokale wegen zijn een vanzelfsprekend onderdeel van het landschap, volgen de richting van het landschap en kennen een minimale inrichting. Dit betekent dat de wegen op de kop aansluiten bij het kleinschalige, groene karakter van de linten en schurvelingen. Op de hals en de romp zijn dit eenvoudige en sobere wegen in de weidse polder.
Ambities
Linten blijven linten: Boerenerf met boerderij
Verspreid in de verschillende (ring)polders liggen boerenerven. Deze erven liggen zowel langs de dijken als middenin de polder en hebben een directe en functionele relatie met het landschap. Het zijn groene, helder begrensde eilandjes in het weidse polderlandschap. De agrarische sector is aan verandering onderhevig. Trends als schaalvergroting, nieuwe teelten, verzilting, innovatie, vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, biomassa-installaties en kamperen bij de boer zullen gevolgen hebben voor de uitstraling en de betekenis van zowel de erven als het landelijk gebied.
Ambities
Afbeelding 5 | Uitsnede Kwaliteitskaart - Gebiedsprofiel (bron: Provincie Zuid-Holland)
Lange afstands fiets- en wandelroute
Goeree-Overflakkee is ideaal om op de fiets of wandelend te verkennen. Verspreid over het eiland zijn meerdere fiets- en wandelroutes uitgezet. Deze routes leiden door historische dorpscentra, weidse polders met dijken en kreken en het besloten schurvelingenlandschap. De routes zijn opgenomen in het fietsknooppuntennetwerk en geven een uitstekende indruk van alles wat het eiland te bieden heeft. Daarnaast lopen over Goeree-Overflakkee twee lange afstandsroutes: de landelijke fietsroute Noordzeeroute (LF1) en het lange afstandswandelpad Deltapad (LAW 5-1).
In recreatieve knooppunten (zoals recreatietransferia en toeristische overstappunten) komen meerdere recreatieve routes en attracties samen en hier kan overgestapt worden van het ene vervoersmiddel op het andere. Daarnaast zijn er recreatieve knooppunten waarbij het niet zozeer gaat om het overstappen, maar om het concentreren van recreatieve activiteiten. Denk hierbij aan de historische dorpskernen en havens.
Ambities
De bovengenoemde gebiedskwaliteiten komen met de gewenste ontwikkeling niet in gevaar. De aard en omvang van de ontwikkeling is passend binnen dit gebied. Het heeft weinig ruimtelijk impact op de gebiedskwaliteiten. De ontwikkeling is gebiedseigen, passend bij de schaal en aard van het landschap. De ontwikkeling voorziet niet in wijzigingen op structuurniveau en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaltieitskaart. De ontwikkeling is daarmee aan te merken als een ontwikkeling in de categorie 'inpassen'. Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn niet benodigd. Daarnaast is het perceel landschappelijk ingepast (zie paragraaf 4.2 onder cultuurhistorie).
Strategische Agenda Kust Zuid-Holland
Op 15 januari 2019 is de Strategische Agenda Kust Zuid-Holland opgesteld. Zuid-Holland zet met de agenda voor de kust een samenhangende, integrale koers uit en benoemt de onderwerpen waarover de provincie met andere partijen in gesprek is of gaat. De strategische agenda bevat ambities en opgaven voor de kust voor de korte en lange termijn. Ruimte geven aan economische dragers en zorg dragen voor de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit van de kust gaan daarbij hand in hand.
Nieuwe ontwikkelingen in de kustzone (woningbouw, recreatie, infrastructuur) dienen bij te dragen aan de kwaliteit van de kust als geheel. Dit vraagt om een integrale benadering waarbij economische ontwikkeling en stedelijke groei wordt gecombineerd met investeringen in natuur en landschap.
Aantrekkelijke kust; landschap als vestigingsvoorwaarde; verblijfsrecreatie
Vanuit economisch oogpunt vormen recreatie en toerisme een aantrekkelijke branche voor de kustgemeenten en de regio. De provincie onderzoekt of, en zo ja op welke manier, het mogelijk is om in de groeiende behoefte aan verblijfsrecreatie te voorzien zonder dat het afbreuk doet aan de kwaliteiten van de kust.
De ontwikkeling past binnen het provinciaal beleid.
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema 'Toerimse en recreatie'. Kansen zijn er voor kwaliteitsverbetering en uitbreiding van verblijfsrecreatie. De visie geeft aan het kusttoerisme op de Kop van Goeree te willen versterken en verbeteren en behoud van kleinschalig halfopen cultuurhistorisch waardevol buitengebied. Bovendien wordt de uitbreiding van boerencampings bij knooppunten benoemd.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland: de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
De ontwikkeling past bij de identiteit van Goeree-Overflakkee. Het hebben van een (mini)camping als nevenactiviteit bij agrarisch bedrijf is passend. Het versterkt evengoed de recreatieve mogelijkheden op het eiland. Daarnaast tast het door de landschappelijke inpassing de identiteit niet aan.
Het plan draagt niet direct bij aan de sociale structuur op het eiland, maar het initiatief doet ook geen afbreuk aan de sociale structuur.
De uitbreiding van de camping faciliteert het agrarisch bedrijf als nevenactiviteit. Daarnaast biedt het bezoekers meer overnachtingsmogelijkheden bij een bestaande boerencamping.
De ontwikkeling heeft geen specifieke duurzaamheidsaspecten. Het levert in die zin geen extra bijdrage aan de ambitie om het meest duurzame eiland te worden.
De ontwikkeling is niet innovatief en leidt niet direct tot extra banen.
Het plan kan mensen op het eiland met elkaar verbinden al is de kans klein.
De ontwikkeling van 20 extra standplaatsen voor de camping is een kleinschalige ontwikkeling die geen afbreuk doet aan de kernthema's uit de Eilandvisie. Het is een kleinschalige ontwikkeling die goed ingepast kan worden en kan aansluiten op het omliggende landschap. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Binnen het plangebied geldt geen archeologische waarde. Daardoor kan archeologisch onderzoek achterwege blijven. Dit aspect staat de ontwikkeling niet in de weg.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Er zijn wel waardevolle landschappelijke elementen aanwezig. Het plangebied ligt binnen 'historische landschappelijke vlakken' en deels binnen een 'contrastzone' (zie afbeelding 6).
Voor wat betreft de landschappelijke vlakken met als kenmerk 'Duinlandschap inc. zeewering' heeft het een hoge waarde. De meeste landschapstypen in Zuid-Holland (bv. veen ontginning, droogmakerij, zeekleipolder) zijn - op provinciaal niveau - niet bijzonder zeldzaam. Ze scoren daardoor, bij voldoende gaafheid en samenhang, doorgaans niet hoger dan 'hoge waarde'.
De contrastzone heeft een zeer hoge waarde. Daar, waar verschillende landschapstypen, in een zone van zekere lengte, bijzonder markant bij elkaar komen is sprake van een 'landschappelijke contrastzone': in één oogopslag zijn hier meerdere aspecten van de wording van het landschap te overzien. Vooral langs de kust is, op de overgang van de duinen naar strand en zee, over aanzienlijke lengte van een contrastzone sprake. Datzelfde geldt voor de overgang van de binnenduinrand naar het binnenland.
Afbeelding 6 | Uitsnede interactie atlas Cultuurhistorie (bron: Provincie Zuid-Holland)
Het uitbreiden van de minicamping in noordelijke richting heeft geen invloed op de landschappelijke waarden. De ingrepen zijn beperkt en het plangebied is al ingericht als camping. Eventuele verstoring heeft daarmee al plaatsgevonden.
Landschappelijke inpassing
Door Dorp, Stad en Land is voor drie campings in Ouddorp een landschappelijke inpassingsplan opgesteld vanwege de landschappelijke kenmerken van de gebieden. De Kop van Goeree is in het algemeen een duinlandschap met een gelaagde opbouw: van oost naar west de ‘oudere jonge duinen’, strandpolders en ‘jongere jonge duinen’.
Camping Brouwersdam ligt aan de zuidwestzijde van Ouddorp aan de westzijde grenzend aan de jonge duinen en met de oostzijde- en noordzijde aan de open strandpolders. De camping is vanuit diverse plekken in het landschap redelijk goed zichtbaar. Dit vanwege de prominente ligging aan het open landschap van de strandpolders en de aanwezige infrastructuur zoals de N57 en lokale wegen. De camperplaatsen grenzen aan het landschap. De camping wordt gestructureerd door een kamvorming ontsluiting van asfalt en wordt omzoomd door beplanting. De camping wordt visueel van het omringende polderlandschap afgescheiden door een zone met beplanting van 8 meter breed. Deze is enige jaren geleden aangeplant met inheemse soorten. De bestaande inpassing is afgestemd op het maximum aantal plaatsen. Deze inpassing van 8 meter rondom wordt aangehouden als de te handhaven inpassing (zie Bijlage 1).
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
De minicamping is een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf. Rondom het plangebied zijn agrarische gronden en natuur aanwezig. Ten aanzien van eventuele overlast op gevoelige functies in de omgeving geldt, op basis van de VNG 'Bedrijven- en milieuzonering', voor een kampeerterrein een richtafstand van 50 meter in verband met geluid. Binnen 50 meter zijn geen gevoelige functies gelegen. Er wordt voldaan aan de richtafstand.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De hoofdbestemming 'Agrarisch' wijzigt niet. Daarnaast gaat het om een zogenaamde boerencamping waar mensen niet langdurig verblijven.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In het plangebied is een propaantank aanwezig. De bovengrondse tank heeft een risicoafstand van 20 meter (zie afbeelding 6). De (beoogde) camping ligt niet binnen het invloedsgebied. Daarnaast behoort de camping zelf tot de risicovolle inrichting.
Afbeelding 6 | Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Op een afstand van ongeveer 150 meter ligt de N57 (Wegvak Ze11 afrit N215 Stellendam – N59). Deze weg behoort tot het landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 contour (5 meter). Er geldt geen GR-plafond. De camping ligt op ongeveer 350 meter afstand van de N57. Het risicoplafond dat op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) voor de N57 is vastgesteld, dient uitsluitend ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico. Het groepsrisico bij ruimtelijke plannen moet worden verantwoord op grond van het Besluit externe veiligheid transport (Bevt).
Het groepsrisico dient berekend te worden voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter van een route die is aangewezen in het Bevt. Daarbij geldt dat het groepsrisico berekend en (uitgebreid) verantwoord moet worden indien:
Door een minimale uitbreiding van een bestaande camping op meer dan 200 meter afstand waarbij vooral seizoensgebonden toeristen gebruik van maken, is geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Het groepsrisico ten gevolge van dit bestemmingsplan zal niet significant toenemen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
In het plan wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie of extra geluidbronnen mogelijk gemaakt. Er hoeft niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Als de Wgh niet geldt is het beoordelingskader een 'goede ruimtelijke ordening' van toepassing. Vanwege onder andere de ligging in het buitengebied aan een 60 km-weg, die een lage intensiteit heeft, kan aangenomen worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Dit aspect is geen belemmering om het gewenste plan te realiseren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het realiseren/uitbreiden van een kampeerterrein kan door de verkeersaantrekkende werking luchtverontreiniging veroorzaken. Gezien de aard en omvang van het project draag het 'niet in betekende mate' bij aan luchtverontreiniging (zie onderstaand tabel).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van NSL-monitoringstool. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 weergegeven.
Afbeelding 7 | Uitsnede NSL 2020-monitor (bron Rijksoverheid)
Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 13,8 µg/m3 (rekenpunt 711346), 17 µg/m3 en 9,2 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3 ) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De luchtkwaliteitssituatie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ongeveer 20 meter afstand van het Natura 2000-gebied 'Duinen Goeree & Kwade Hoek'. Dit gebied is stikstofgevoelig. Daarnaast ligt op ongeveer 250 meter afstand het Natura 2000-gebied 'Grevelingen' en op ongeveer 2 kilometer 'Voordelta'. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator (2020) is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 2).
De uitkomst is dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase de rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j. In de aanlegfase is er een acceptabele tijdelijk depositie waardoor het geen permanente effecten heeft op de kwaliteit van de (bijna) overbelaste habitattypen. Door intern salderen, aangetoond met de verschilberekening, is in de gebruiksfase geen sprake van meer structurele stikstofdepositie ten opzichte van de voormalige situatie (voor de tijdelijke ontheffingen). Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied worden geen gebouwen gesloopt, bomen gekapt of sloten gedempt. De ontwikkeling heeft daardoor geen negatief effect op de instandhouding van soorten.
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het plan.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeerplaatsen
Op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is het parkeerkencijfer bepaald. Er is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' en de gebiedstype 'buitengebied'. Voor een camping (kampeerterrein) is de minimale parkeerkencijfer 1,1 en de maximale parkeerkencijfer 1,3. Voor de 20 extra standplaatsen is een extra parkeerbehoefte van maximaal 26 parkeerplaatsen. Dit kan opgevangen worden op eigen terrein.
Verkeersgeneratie
Voor een camping (kampeerterrein) is de minimale en maximale verkeersgeneratie per standplaats 0,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor de 20 extra standplaatsen is een extra verkeersgeneratie van 8 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Deze extra verkeersbewegingen buiten de bebouwde kom is verwaarloosbaar. Aangezien de camping aan de toegangsweg naar de Brouwersdam (Noordzeezijde) is gelegen, die aansluit op de N57, is de verkeerskundige ontsluiting prima berekend op de extra campers en caravans.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau (Waterplan 2). Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. Voor het adviseren over en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen van derden maakt het waterschap gebruik van het watertoetsproces. Hieronder zijn de relevante aspecten beschreven.
Voldoende water - wateroverlast
Het streefbeeld is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Het watersysteem dient te voldoen aan het principe van waterneutraal bouwen, dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken en infiltratie van water mogelijk te maken. Uitgangspunt vasthouden-bergen-afvoeren Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen.
Bij een plan wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat 10% van de toename aan m² verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 500 m². Bij een kleiner oppervlak verhard is geen compenserende waterberging nodig.
Er worden geen gebouwen opgericht en de bebouwingsoppervlakte wordt niet uitgebreid. Daarnaast wordt geen extra verhard oppervlak ten opzichte van de huidige (vergunde) situatie toegevoegd. Watercompensatie is niet aan de orde.
Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uitgegaan wordt van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.
Hemel- en afvalwater wordt afgekoppeld volgens de huidige situatie. De aansluitingen wijzigen niet. Het plan heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. Er worden geen producten of materialen gebruikt die een nadelige invloed kunnen hebben op het grondwater. Bovendien vinden geen activiteiten plaats die bodemdaling veroorzaken.
Wegen
Het waterschap streeft naar een afdoende bereikbaarheid van alle bestemmingen binnen het beheersgebied. Een optimale verkeersveiligheid en een goede doorstroming op de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn daar bij essentieel. Het functioneren van het huidige wegsysteem mag door de planuitvoering niet verslechteren. De wegbermen dienen zo veel mogelijk vrij te blijven van obstakels niet zijnde objecten die een functionele bijdrage hebben. Zonder vergunning van het waterschap is het niet toegestaan in een strook van 4,5 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen werkzaamheden te verrichten, werken aan te brengen, obstakels te plaatsen e.d.
Tussen de camping en de weg zit een groenstrook van ongeveer 8 meter. Het functioneren van het huidige wegsysteem verslechterd door de planuitvoering niet. Het aspect water vormt geen belemmering om het plan te realiseren.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
Onder D.10 is de activiteit 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen' opgenomen. De uitbreiding van de camping met 20 standplaatsen ligt ver onder de drempelwaarde. Ondanks het vooral seizoensgebonden kampeerders zijn, is het een permanent kampeerterrein. Aangezien er al een minicamping is gerealiseerd dat past binnen het huidige bestemmingsplan, de geringe uitbreiding is het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk. De voorgaande hoofdstukken zijn ingegaan op de verschillende omgevings- en milieuaspecten. Hieruit blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden.
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.