direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Oostplaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.MDHoostplaat2013-BP40

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan Oostplaat van de gemeente Goeree-Overflakkee.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.MDHoostplaat2013-BP40 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aaneengesloten achtergevels:

gevels die aaneengesloten worden gebouwd, zonder te openen ramen, deuren, ventilatieroosters of andere te openen geveldelen.

ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd door gebouwen en overkappingen, tenzij in de afzonderlijke bestemmingen anders is bepaald.

bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt.

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende

magazijnen en overige dienstruimten.

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning

door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de

bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

(beperkt) kwetsbaar object:

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

objecten als zodanig bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder woningen, gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, hotels, winkels, restaurants en cafés, kantoren, sport- en recreatieterreinen en vergelijkbare functies.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

objecten als zodanig bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder woningen, gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, hotels, winkels, restaurants en cafés, kantoren, sport- en recreatieterreinen en vergelijkbare functies, en lintbebouwing voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het plaatsgebonden risico van een buisleiding.

beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning):

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch,

therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door

zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige

afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat,

belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch

adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant,

stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.

bestaand:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of mag worden gebouwd;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

blok van aaneengesloten achtergevels:

meerdere aaneengesloten achtergevels gezamenlijk.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering

gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat een oppervlakte beslaat

van meer dan 50% van het grondvlak van het hoofdgebouw, met inbegrip van de begane

grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of

meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bijgebouw:

een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

carport/overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden

begrensd door de gevels van belendende gebouwen.

coffeeshop:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van softdrugs.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het

verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor

gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of

bedrijfsactiviteit.

erker:

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen

delen daarvan is toegestaan.

garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en waarbij aan de hoofdfunctie ondergeschikte detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat niet is toegestaan:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. de verkoop van auto's (auto showroom).
gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

horeca:

activiteiten die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel

en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.

kantoor- en/of praktijkruimte:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.

kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

kunstwerk:

voorziening ten behoeve van de infrastructuur.

ondergeschikte functie:

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

onderkomen:

voor verblijf van de mens geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of

vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor

zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

opslag:

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen

zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of

activiteiten van administratieve aard.

peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruinstrook van die weg;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • c. voor stacaravans: de bovenzijde begane grondvloer.
productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die

goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij

de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prositué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een

grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden

bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen

dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op

normale wijze ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden

voortbewogen.

straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in

dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat.

voorgevel:

de gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn.

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,

waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en

voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.