direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerlijk Haringvliet
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De noordrand van Goeree-Overflakkee aan het Haringvliet wordt ontwikkeld tot een interessante land- waterovergang met ruimte voor natuur, recreatie, wonen, landbouw en het opwekken van windenergie. Het Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee werken samen aan de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet, een onderdeel van de gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree-Overflakkee. Het gebied Heerlijk Haringvliet van ruim 27 hectare biedt plaats aan natuur, recreatie en een duurzaam woonconcept. Ongeveer 22 hectare van het gebied wordt ingevuld met nieuwe natuur, welke wordt opengesteld voor recreatief medegebruik (wandelen en fietsen). Een klein gedeelte van het gebied (5 hectare) zal gebruikt worden voor de bouw van een bijzondere duurzame woonvorm. De woningen worden gebouwd op een kunstmatig aangelegde heuvel (woonterp) middenin de nieuwe natuur. De woningeigenaren worden gezamenlijk eigenaar van de natuur en gaan die ook met elkaar beheren. Er zullen maximaal 50 wooneenheden op maximaal 40 kavels worden gebouwd, die permanent bewoond gaan worden.

Op onderstaande afbeelding is de gehele ontwikkeling Noordrand weergegeven. Het gebied van de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet ligt aan de zuidoostzijde en is op de afbeelding rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0001.png"

Afbeelding 1 | Ontwikkeling Noordrand met de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet in rood omkaderd. (bron: Goeree-Overflakkee)

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van Middelharnis en grenst aan het Haringvliet. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Bekadeweg aan de zuidzijde, de Gorsweg aan de westzijde, de buitendijk grenzend aan het Haringvliet aan de noordzijde en de Westhavendijk aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0002.jpg"

Afbeelding 1 | Begrenzing plangebied(bron: Estate Invest)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied maakt deel uit van de gebiedsontwikkeling Noordrand. Deze gebiedsontwikkeling bestaat uit kavelruil, de aanleg van een windpark, aanleg van natuur, de realisatie van een recreatief routenetwerk en de realisatie van een bijzonder woongebied.

De afgelopen jaren is er een grondplan gemaakt met overdracht en kavelruil van ongeveer 500 hectare landbouwgrond. Hierdoor hebben de agrariërs in het gebied hun landbouwgronden dichter bij huis en meer aaneen gesloten. De agrarische gronden die nu nog in het plangebied aanwezig zijn, zijn kleinschalige gebieden die omgezet gaan worden naar natuur.

Het plangebied wordt doorsneden door een deel van het zoetwaterkanaal. Met het besluit om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten en op die wijze (meer) zout water in het Haringvliet te laten stromen, moesten de inlaten voor zoet water op Goeree-Overflakkee meer naar het oosten worden verplaatst. Hiertoe is het zoetwaterkanaal en een waterleiding aangelegd om het eiland zo goed mogelijk van zoet water te kunnen voorzien. Het zoetwaterkanaal loopt vanaf de oostelijke inlaat tussen Middelharnis en Stad aan 't Haringvliet tot aan het westen van het havenkanaal van Dirksland.

Een deel van de grond die is vrijgekomen met het uitgraven van het zoetwaterkanaal, is op één plaats aan de noordzijde van het zoetwaterkanaal gestort. Hierdoor is er een terp in het landschap ontstaan. Op deze terp zal de woningbouwontwikkeling zal gaan plaatsvinden.

De dijk aan de noordzijde van het plangebied betreft de buitendijk en vormt een primaire waterkering. Ten noorden van deze dijk is de Menheerse Plaat gelegen. Dit betreft een natuurgebied direct grenzend aan het Haringvliet. Hier zijn natuurvriendelijke oevers en vogeleilandjes aangelegd. Het gebied wordt door veel vogels gebruikt als broed- en foerageergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0003.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied

2.1.2 Toekomstige situatie

Heerlijk Haringvliet
Het Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee werken samen aan de ontwikkeling van het plan Heerlijk Haringvliet. In het gebied van ruim 27 hectare groot wordt nieuwe natuur aangelegd welke opengesteld wordt voor recreatief medegebruik en er wordt een duurzaam woonconcept ontwikkeld.

Natuur
Van de 27 hectare zal circa 22 hectare ingericht worden als nieuwe natuur. Voor de inrichting van het natuurgebied zal enerzijds aansluiting worden gezocht met het aangrenzende, buitendijkse natuurgebied Menheerse Plaat. Anderzijds zal spontane vegetatieontwikkeling onder invloed van natuurbegrazing vanzelf leiden tot een variatie van bloemrijk grasland, ruigte, waterplanten en rietmoeras en hier en daar loofbos. Door de aanleg van fiets- en wandelpaden zal het natuurgebied ook vrij toegankelijk worden voor extensief recreatief medegebruik.

Aan de Bekadeweg ter hoogte van de Heerenweg wordt een fietspad aangelegd ter plaatse van de reeds gerealiseerde dam in het zoetwaterkanaal. Hierdoor wordt een verbinding naar de Zeedijk mogelijk gemaakt. Na de ingebruikname van het natuurgebied kunnen spontane wandelroutes ontstaan welke later mogelijk meer geformaliseerd kunnen worden, in de vorm van graspaden en waar eventueel nodig halfverharding. Ook kan het gebied voorzien in een route voor mountainbikes (ATB-route). Waar mogelijk wordt aangesloten op het reeds aanwezige routenetwerk op Goeree-Overflakkee.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0004.png"

Afbeelding 3 | Inrichtingstekening plangebied (bron: Zeelenberg architectuur)

Woonterp
Om de natuurontwikkeling te kunnen financieren, worden in het gebied maximaal 50 woningen ontwikkeld. Door de projectontwikkelaar Estate Invest in samenwerking met Zeelenberg Architectuur is hiertoe een plan gemaakt. De woningen worden op een woonterp middenin het gebied gerealiseerd. Deze woonterp is ontstaan door de grond die bij de aanleg van het zoetwaterkanaal is uitgegraven en zal nog worden aangevuld met grond uit het aan te leggen natuurgebied. De woonterp zorgt ervoor dat de woningen op een veilige toekomstbestendige hoogte komen te staan en vrij uitzicht krijgen op het Haringvliet en op het binnendijkse gebied. Tevens draagt de terp bij aan dijkversteviging. De terp zal een natuurlijke afbakening tussen wonen en natuur gaan vormen. Het streven is om de randen van de woonterp zo natuurlijk mogelijk te laten overgaan in het natuurgebied en zullen ecologisch worden ingericht en beheerd. De kopers van de woningen worden gezamenlijk eigenaar van de grond. De verkoop van de woonkavels bekostigt de aankoop, de inrichting en het beheer van het gehele (natuur)gebied.

De woningen betreffen 50 woningen op 40 kavels. Het type woning varieert van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen, rijwoningen tot appartementen. Het karakter van het woongebied moet passen binnen de ambitie 'wonen in de natuur' van de Gebiedsontwikkeling Noordrand. Een beeldkwaliteitsplan zal het toetsingskader vormen ten aanzien van die passendheid. De maximale bouwhoogte blijft beperkt (maximaal twee lagen met kap). De woningen zullen zodanig ontworpen worden dat deze passend zijn in het gebied. Ten behoeve van de beeldkwaliteit van het gebied en de woningen wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat bij het ontwerpbestemmingsplan zal worden toegevoegd. De verdere uitwerking van het woongebied dient te voldoen aan de uitgangspunten en ambities uit dit beeldkwaliteitsplan. Tevens zullen in overeenkomsten met de huiseigenaren nadere regels worden vastgelegd om de voorgestane kwaliteit te borgen.

De woningen worden energieneutraal uitgevoerd en worden goed ingepast in de omgeving en het landschap. Met tevens uitzicht op het binnendijkse natuurgebied en het Haringvliet ontstaat hier een bijzonder en duurzaam woonmilieu.

Bij de Heerenweg is een dam aangelegd ten behoeve van de ontsluiting van het gebied. Vanaf hier zal een weg langs het zoetwaterkanaal worden aangelegd richting het woongebied.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 11 februari 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van het zoetwaterkanaal en bijbehorende voorzieningen. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water', 'Water - Natuur' en 'Agrarisch met waarden - 1'.

Ter plaatse geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' dat op 28 juli 2022 als ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit paraplubestemming geldt voor de gehele gemeente en betreft een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen op de onderwerpen wonen en parkeren. Het plan voorziet in een regeling voor het gebruik van reguliere woningen om ongewenste kamerverhuur of gebruik als recreatiewoning tegen te kunnen gaan. Tevens voorziet het plan in een standaard parkeerregeling om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij ontwikkelingen. De regelingen uit het paraplubestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0005.png"

Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Voor de planuitwerking is gekozen voor een globale bestemmingsplanmethodiek. Bij de uitwerking van het plan zal getoetst worden aan het inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan. Daarmee kan ten aanzien van de bestemmingsplanmethodiek enige flexibiliteit worden geboden, zonder dat de voorgestane ambities teniet worden gedaan. Het gebied dat als natuurgebied wordt ingericht, is bestemd als 'Natuur'. De woonterp is bestemd als 'Woongebied'. De opzet van het woongebied is vastgelegd door middel van een ruim bouwvlak waarbinnen de woningen dienen te worden gebouwd. Voor de verkeersstructuur is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Ter plaatse van het zoetwaterkanaal is een waterbestemming opgenomen. Voor de inhoud van deze bestemming is aangesloten op het bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening'.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Natuur
De gebieden binnen het plangebied die als natuur ingericht en beheerd gaan worden zijn bestemd als 'Natuur'.

Water
Het zoetwaterkanaal is bestemd voor 'Water'. De inhoud van de regeling is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening'.

Woongebied
Het woongebied ter plaatse van de terp is bestemd als 'Woongebied'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan met de bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, natuur en water. De verkeersstructuur is aangegeven met de aanduiding 'ontsluiting'. Omdat bij de uitwerking de weg nog iets kan verschuiven, mag deze ook aansluitend aan de aanduiding worden aangelegd. In de regels is vastgelegd dat er maximaal 50 woningen in maximaal 40 bouwmassa's gebouwd mogen worden. Daarmee mogen binnen het woongebied niet meer dan 40 kavels/bouwmassa's worden gerealiseerd. Binnen één bouwmassa zijn meerdere woningen mogelijk.

Leiding - Gas
Ter plaatse van de aanwezige gasleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Leiding - Riool
Ter plaatse van de aanwezige rioolleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Leiding - Water
Ter plaatse van de aanwezige waterleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Waterstaat - Waterkering
De noordelijke buitendijk betreft een primaire waterkering. Hiertoe is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is opgenomen voor gronden met een waterstaatkundige functie anders dan de waterkering.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene gebruiksregels 
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, zoals voor de beschermingszones langs primaire waterkeringen ('vrijwaringszone - dijk'). Voor deze beschermingszone stelt dit bestemmingsplan geen beperkingen aan bouwen en gebruik. Wel is de Keur van het waterschap hier van toepassing.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie' in verband met een klimaatbestendige delta. Zoetwater dient duurzaam en efficiënt te worden beheerd en gebruikt. Uitgangspunt is meer ruimte voor natuur, door natuur- en landschapswaarden sterker te integreren met andere ontwikkelingen.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 50 woningen en daarmee is de ontwikkeling dus aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

In het woningbouwprogramma 2022 van de Gemeente Goeree-Overflakkee is de ontwikkeling opgenomen onder de naam 'Nieuwe Marke'. Destijds was dat de werknaam van het project. In het woningbouwprogramma is voor deze ontwikkeling rekening gehouden met 39 woningen in 2021-2025 en 13 woningen in de periode 2026-2030 in een bijzonder woonmilieu. Hiermee is de regionale behoefte aan 52 woningen reeds aangetoond. In de woonvisie van de gemeente Goeree-Overflakkee is aangegeven dat op Goeree-Overflakkee behoefte is aan de realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet in de gemeente aanwezig zijn, zoals ook innovatieve duurzaamheidsaspecten. Onderhavig plan voorziet in een uniek project en woonmilieu. Door de realisatie van de woningen kan het areaal aan natuur op Goeree-Overflakkee worden uitgebreid en tevens worden voorzien van een bijzonder woonmilieu. In de behoefte aan een dergelijk bijzonder woonmilieu 'wonen in een natuurgebied' kan op een binnenstedelijke locatie niet worden voorzien. Juist de locatie maakt dit woonmilieu bijzonder en onderscheidend van andere woonlocaties op Goeree-Overflakkee.

Deltaprogramma 2022

Om de doelen voor waterveiligheid en zoetwater te halen en ervoor te zorgen dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht, agendeerde het Deltaprogramma vorig jaar de noodzaak om de grenzen en randvoorwaarden van het water- en bodemsysteem als uitgangspunt te hanteren bij keuzes in de ruimtelijke inrichting van Nederland.

Het Deltaprogramma zoekt manieren om de opgaven voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie effectief te verbinden met andere transities en werkt aan een verbeterde systematiek om de voortgang te bewaken.

Het waterveiligheidsbeleid is erop gericht om het risico van overstromingen op het aanvaarde niveau te krijgen in 2050: een basisbeschermingsniveau voor iedereen en een economische risico waarbij de kosten en baten tegen elkaar opwegen.

Het is een grote uitdaging om Nederland ook in de toekomst te blijven voorzien van voldoende zoetwater van goede kwaliteit. Het aanbod van zoetwater is niet altijd toereikend voor de vraag. Het Deltaplan 2022-2027 omvat meer dan 150 maatregen die zijn uitgewerkt in de zoetwaterregio's en voor het hoofdwatersysteem, passend bij de nationale en regionale opgaven. Voor de Zuidwestelijke Delta, waar het plangebied deel van uitmaakt zijn dit de volgende maatregelen: innovatie landbouw en optimalisatie waterbeheer (aanvoerroutes, buffers, alternatieve bronnen). Met de aanleg van het zoetwaterkanaal is voorzien in een nieuwe aanvoerroute en buffer van zoetwater.

Aanpassing aan klimaatverandering is dringend noodzakelijk en wordt urgenter naarmate de mondiale opwarming doorzet. Het belangrijkste spoor voor de uitvoering van de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie loopt via het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. De uitvoering hiervan vindt vooral plaats in het ruimtelijke domein. Door daar de juiste keuzes voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland te maken, zijn grote stappen vooruit te zetten. In de Zuidwestelijke Delta varieert de uitwerking van waterbeschikbaarheid per provincie. Voor Zuid-Holland gaat het om het eiland Goeree-Overflakkee, waar in een vroeg stadium al een pilot is uitgevoerd en waar waterbeschikbaarheid inmiddels is geïntegreerd in het gebiedsproces voor het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie.

De ontwikkeling Heerlijk Haringvliet speelt in op klimaatverandering. Het gebied wordt grotendeels ingericht als natuurgebied waar ruimte is voor water. Ook in het woongebied worden waterpartijen aangelegd. Het hemelwater wordt hierop afgevoerd. De woningen wordt op een terp gebouwd waardoor er een toekomstbestendig woongebied ontstaat. Verharding wordt in het woongebied geminimaliseerd.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland

In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.

Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op het juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van de woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.

In onderhavig plan wordt de realisatie van 50 woningen mogelijk gemaakt. Met de realisatie van de woningen, wordt de ontwikkeling van 22 hectare nieuwe natuur gefinancierd. De woningen worden gebouwd in samenhang met de investering in een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving en draagt bij aan de klimaattransitie van de provincie. De natuurontwikkeling draagt bij aan de biodiversiteit van het eiland en biedt extra ruimte voor broedende en foeragerende vogels. Het natuurgebied wordt vrij toegankelijk waardoor het ook bijdraagt aan de recreatieve functie van het eiland en de beleving van natuur voor de bewoners in onder andere Middelharnis en Sommelsdijk.

Differentieer de woningvoorraad
Een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat biedt mensen keuzevrijheid in woonomgevingen en heeft een woningvoorraad die aansluit op de behoefte.

In het gebied Heerlijk Haringvliet worden woningen ontwikkeld die aansluiten bij de bijzondere plek van het gebied en kunnen voorzien in de financiering van de ontwikkeling van de natuur, maar vervolgens ook in het beheer en onderhoud van het gehele natuurgebied. Uitgangspunt is een differientiatie aan woningen en naast vrijstaande woningen ook twee-onder-één-kapwoningen, rijwoningen of appartementen te realiseren. De ontwikkelaar zal een woningdifferentiatie aan de gemeente voorleggen. Bij het ontwerpbestemmingsplan zal hierover meer duidelijkheid zijn en de toelichting op dit punt worden aangevuld. De uitstraling van deze woningen dienen te voldoend aan het beeldkwaliteitsplan. PM woningdifferentiatie

Ruimtelijke kwaliteit
Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit waarborg ruimtelijke kwaliteit). De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende drie type ontwikkelingen: inpassen, aanpassen en transformeren.

Onderhavige ontwikkeling betreft transformeren. De ruimtelijke ontwikkeling past niet bij de bestaande gebiedsidentiteit, omdat de gronden nu hoofdzakelijk nog een agrarische functie hebben. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin dient behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht besteed te worden aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fadering in ruimte en tijd en dient ook rekening gehouden te worden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'beschermingscategorie 3 buitengebied'. In deze gebieden zijn ontwikkelingen mogelijk die aangemerkt worden als 'transformeren. Tussen het plangebied en het Haringvliet is het gebied aangewezen als 'belangrijk weidevogelgebied' en 'NatuurNetwerk Nederland'. Met de natuurontwikkeling wordt aangesloten op deze gebieden en wordt het gebied waar weidevogels kunnen broeden en foerageren vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0006.png"

Afbeelding 5 | Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit (bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)

Voor de ontwikkeling is een integraal ontwerp gemaakt door middel van een (landschappelijk) inrichtingsplan waarbij aandacht is besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en het landschap centraal staat. Bij het ontwerp van het bestemmingsplan zal een beeldkwaliteitsplan worden toegevoegd waarin de uitgangspunten en ambities van de uitstraling van het gebied en bijzonder woonmilieu zijn vastgelegd. De grond die is vrijgekomen bij het uitgraven van het zoetwaterkanaal wordt hergebruikt om in een hooggelegen en daarmee in een toekomstbestendige woonomgeving te kunnen voorzien. De verkaveling is zodanig ontworpen dat de woningen zich zullen voegen naar de structuren in het landschap, zoals het zoetwaterkanaal en moerasachtige natuur. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de natuurlijke overgang van de randen van de woonterp naar het landschap in het natuurgebied. Er zal een bijzonder en duurzaam woonmilieu worden gerealiseerd passend bij de uitgangspunten en kwaliteiten van het gebied.

Kwaliteitskaart

In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten.

Laag 1 - De ondergrond

Rivierdelta complex

Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

Jonge zeeklei

De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.

Richtpunt:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Bijzonder reliëf en aardkundige waarden

Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand. Op de Kwaliteitskaart zijn de genoemde aardkundige structuren met archeologische waarde globaal aangegeven.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
  • Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsing laag 1
De ontwikkeling heeft geen invloed op de structuur van het landschap. De ontwikkeling voegt zich in de polder tussen de Bekadeweg en de buitendijk. De buitendijk blijft als zodanig behouden. Het aangelegde zoetwaterkanaal heeft het gebied reeds doorsneden. Door de aanleg van natuur wordt aansluiting gezocht op het aangrenzende natuurgebied Menheerse Plaat. Archeologische waarden zijn in het gebied niet aanwezig.

Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen

Zeekleipolderlandschap

Zeekleipolders

Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.

De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.

Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.

Richtpunten:

Zeekleipolders algemeen:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
  • Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
  • Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
  • Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.

Rivierdeltalandschappen

Eilanden en (voormalige) zeearmen

Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland. IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht zijn daarentegen meer onderdeel van het stedelijk netwerk.

De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren.

Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de ‘dynamische’ noordrand en het ‘luwe’ zuiden.

Rivierdijken

De dijken zijn lijnvormige, herkenbare structuurdragers in het landschap met als primaire functie het keren van water. De dijken worden periodiek aangepast aan de dan geldende veiligheidsnormen. Met name in het veengebied is er sprake van dichte lintbebouwing op of aan de dijk. Het doorgaand profiel van de dijk is een belangrijk uitgangspunt. Dit draagt bij aan het herkenbaar houden en begrijpbaar houden van de dijk. Het ritme langs de dijk met afritten, bebouwing, afwisselend open-dicht etc. kan houvast geven voor het plaatsen en vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, evenals het dwarsprofiel van de dijk en bijbehorende bebouwing. Indien mogelijk worden recreatieve routes gekoppeld aan het water en/of de dijk.

Richtpunten:

  • Behoud van maat en weidsheid van de poldereenheden. Eventuele nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen het bestaande dijklint en niet in de veenweidepolders.
  • Behouden van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende landschap.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of herstel van de openbaarheid van oevers.

Toetsing laag 2
De aanwezige polder tussen de Bekadeweg en de buitendijk is door de aanleg van het zoetwaterkanaal reeds doorsneden. Vanaf de buitendijk blijven er doorzichten naar het achterliggende landschap bestaan. Slechts een klein deel van het gebied wordt opgehoogd. Overigens is deze ophoging al aanwezig, door het storten van de grond tijdens het uitgraven van het zoetwaterkanaal. Doordat deze grond op één plaats is gestort, is er een terp in het landschap ontstaan die gebruikt gaat worden voor een duurzaam en toekomstbestendig woonconcept. De overige gronden zijn niet opgehoogd. Met de aanleg van het natuurgebied met waterpartijen wordt tevens voorzien in natuurvriendelijke oevers. Het gehele natuurgebied wordt vrij toegankelijk.

Laag 3 - Laag van de stedelijke occupatie

Bouwwerken voor energie-opwekking

Nieuwe vormen van energie zullen steeds meer het landschap beïnvloeden. Diverse nieuwe energiedragers zijn bouwwerken die, afhankelijk van locatie, vorm en grootte, matige tot grote invloed op het landschap kunnen hebben. Vooral grote windturbines hebben verreikende invloed. Ook biovergistingsinstallaties en zonnevelden zijn bouwwerken die niet vanzelf en niet altijd passen bij de kenmerken van het gebied. Anderzijds kunnen bouwwerken voor energie-opwekking bijdragen aan nieuwe landschappelijke kwaliteit. Bij bouwwerken voor energie-opwekking is altijd een zorgvuldige locatiekeuze en/of inpassing van belang.

Richtpunt:

  • Bij de plaatsing van nieuwe bouwwerken voor energie-opwekking zal een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van deze bouwwerken op de (wijde) omgeving.

Toetsing laag 3
Onderdeel van de ontwikkeling Noordrand is de aanleg van een windmolenpark. Dit is echter buiten de reikwijdte van de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet waar dit bestemmingsplan op ziet.

Laag 4 - Laag van de beleving

In de laag van de beleving zijn voor het plangebied geen richtpunten van toepassing. Het gebied aangrenzend aan het plangebied ten noorden van de buitendijk is aangewezen als Natuur- en Stiltegebied.

Toetsing laag 4
Het grootste deel van het plangebied zal ingericht worden als natuurgebied in aansluiting op het aangrenzende natuurgebied ten noorden van de buitendijk (Menheerse Plaat). Overigens zal een groot deel van de natuur ontstaan uit spontane vegetatieontwikkeling.

Gebiedsprofiel

Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. Voorbeelden van kenmerkende ruimtelijke elementen zijn: de verkavelings- en waterstructuur, linten, laanbeplantingen, herkenbare dijken en openheid. De gebiedsprofielen geven een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden. Maar ze beschrijven ook ambities die richting geven aan de ontwikkeling van de kenmerken. Het gebiedsprofiel is een regionale uitwerking van de provinciale kwaliteitskaart.

Het gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee is op 27 november 2012 door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. In het gebiedsprofiel is het plangebied op de kaart 'Vrijetijdslandschap' aangewezen als natuurgebied. Eén van de ambities die hierbij is aangegeven, is het toegankelijk en beleefbaar maken van de unieke natuurlandschappen van Zuid-Holland in evenwicht met de ecologische draagkracht ter plaatse. De ontwikkeling Heerlijk Haringvliet sluit hierbij aan door een natuurgebied aan te leggen waar spontane vegetatieontwikkeling centraal staat, maar dat tevens toegankelijk wordt door de aanleg van enkele voet- en fietspaden. De woningbouw maakt de aanleg van het natuurgebied mogelijk en blijft hieraan ondergeschikt.

De Zeedijk is op de kaart 'Identiteitsdragers' aangewezen als identiteitsdrager op de 'romp' van het eiland. De identiteitsdragers zijn bijzondere landschappen en plekken die zeer kenmerkend zijn voor Goeree-Overflakkee en een verhaal vertellen over de ontstaansgeschiedenis van het eiland. In het plan Heerlijk Haringvliet is rekening gehouden met de Zeedijk als herkenbare identiteitsdrager. Enerzijds zal de terp voor dijkversteviging zorgen, anderzijds worden de woningen en waterpartijen in het woongebied zodanig gesitueerd dat de dijk een herkenbaar element blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0007.png"

Afbeelding 6 | Uitsnede kaart 'Vrijetijdslandschap' gebiedsprofiel (bron: Gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee)

3.3 Gemeentelijk beleid

Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee

Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor onder andere het thema landschap en wonen.

Voor het gebied noordrand en de omgeving van Middelharnis is de landschapsvisie concreet uitgewerkt: Het zoetwateraanvoerkanaal in combinatie met Deltanatuur vormt de motor van een duurzame landschappelijke ontwikkeling van een ecologisch aantrekkelijke noordrand. Er zijn mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie. Door de combinatie van duurzaam waterbeheer, Deltanatuur, kreekontwikkeling en de provinciale ecologische hoofdstructuur (inmiddels de NNN) kan buitendijks en binnendijks een ecologisch waardevol gebied ontstaan. Buiten de ringpolders kunnen landgoederen worden gerealiseerd in combinatie met de ontwikkeling van verbreding van bestaande kreken.

Ten aanzien van wonen heeft de gemeente als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn.

Onderhavig plan voorziet in de voorgestane landschappelijke ontwikkeling waarbij een ecologisch waardevol gebied zal ontstaan. In de structuurvisie werd nog gesproken over de ontwikkeling van landgoederen. In hoofdlijnen is het concept van de landgoederen vergelijkbaar met onderhavige ontwikkeling, waarbij de woningbouw de aanleg van de natuur financiert en waarbij het beheer hiervan tevens door de eigenaren (vereniging) wordt geregeld, maar er wel sprake is van een openbaar toegankelijk gebied. Er is sprake van een centraal woongebied waarbij de woningen worden ingepast in het natuurgebied. Het gebied wordt reeds doorsneden door het zoetwaterkanaal. Er is in dit gebied geen sprake van een ringpolder. Met de ontwikkeling worden geen cultuurhistorische aspecten aangetast. Hiermee is het plan in lijn met de regionale structuurvisie ten aanzien van landschap en cultuurhistorie. Tevens voorziet het plan in een bijzonder woonmilieu dat binnen de gemeente nog niet aanwezig is. Hiermee voldoet het plan ook aan de visie op wonen.

Eilandvisie Goeree-Overflakkee

Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  • a. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.

Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?

  • b. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.

Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?

  • c. De kwaliteit, van leven en van groei.

Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?

  • d. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.

Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?

  • e. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.

Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?

  • f. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?

Het plan past binnen de unieke identiteit van het eiland en de gemeente Goeree-Overflakkee wat grotendeels uit natuurgebied bestaat. Onderhavig plan maakt het wonen in de natuur mogelijk waardoor er sprake is van een uniek en bijzonder woonmilieu passend bij de kwaliteiten van het eiland. Mogelijk trekt dit ook bewoners van buiten het eiland aan. Het concept laat zien dat natuurontwikkeling in combinatie met wonen heel goed samen gaan. Er is sprake van een hoog kwaliteitsniveau dat onder andere in het beeldkwaliteitsplan tot uiting komt. Duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet. Het plan voorziet in een dubbel hergebruik van de grond die voortgekomen is bij het uitgraven van het zoetwaterkanaal. Het voorziet in een woonterp op een toekomstbestendige hoogte en tevens in dijkversterking. Duurzaam bouwen en circulaire gebiedsontwikkeling wordt nagestreefd. Het plan voldoet hiermee aan de eilandvisie en past binnen de eilanditeit van Goeree-Overflakkee.

Woonvisie 2018-2024

Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:

  • Goeree-Overflakkee is een aantrekkelijk eiland om te wonen. De regionale visie Smart Water geeft Goeree-Overflakkee een duidelijke focus voor de ontwikkeling en het stimuleren van de lokale economie.
  • De groei van de bevolking en de daling na 2030.
  • De vergrijzing en ontgroening en de daarbij horende uitdagingen voor het leefbaar en vitaal houden van de kernen.
  • Het passend wonen voor de meest kwetsbare inwoners van Goeree-Overflakkee.
  • De verduurzaming van de woningvoorraad.

Vraaggestuurd ontwikkelen is essentieel voor de woningmarkt. Dit betekent dat plannen goed aansluiten op de vragen die nu nog niet in de bestaande voorraad bediend worden. Volgens het WoON-onderzoek is er onder andere behoefte aan woningen in het duurdere koopsegment. Dan gaat het om tweekappers en vrijstaande woningen. In de koopsector blijkt er tevens een tekort bij de goedkoopste koopwoningen: liefst eenvoudige rijwoningen tot € 180.000. De vraag naar deze woningen komt vooral van starters.

Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.

Onderhavig plan voorziet in een bijzonder woonmilieu dat nog niet aanwezig is binnen de gemeente Goeree-Overflakkee. Namelijk wonen op een woonterp middenin een natuurgebied. Daarmee wordt er een specifieke kwaliteit aan het eiland toegevoegd. Door de realisatie van dit project, vindt mogelijk ook doorstroming plaats op de woningmarkt waarbij andere (goedkopere) woningtypes beschikbaar komen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een eigen archeologiebeleid. Als uitgangspunt streeft de gemeente er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk ’ín situ’ (in de bodem) te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingkosten uitgespaard. In gebieden met een lage en zeer lage archeologische verwachting gelden op Goeree-Overflakkee geen archeologische voorschriften.

De gemeente heeft een archeologische beleidskaart welke weergeeft voor welke gebieden welke vrijstellingsgrens geldt, uitgedrukt in oppervlakte (vierkante meters) en diepte (centimeters onder maaiveld). Ter plaatse van het plangebied zijn geen archeologische verwachtingswaarden aanwezig (zie afbeelding 7). Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet nodig. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om het plan mogelijk te maken. Het opnemen van een dubbelbestemming om eventuele archeologische waarden te beschermen is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0008.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede Archeologische beleidskaart (bron: archeologie beleid gemeente Goeree-Overflakkee)

Bij graafwerkzaamheden dient men attent te zijn op eventuele vondsten. Volgens de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016, dient hiervan per direct melding te worden gemaakt. Aanvrager verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten, zoals monumenten of karakteristieke panden zijn in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, niet aanwezig.

PM overige cultuurhistorische elementen

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

De wooneenheden vormen een gevoelige functie. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn voor bedrijfsmatige activiteiten richtafstanden opgenomen voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar (Staat van bedrijfsactiviteiten). Deze richtafstanden zijn gekoppeld aan milieucategorieën. Voor het bepalen van de richtafstand bij de milieucategorie wordt onderscheid gemaakt in twee gebieden: rustige woonwijk / rustig buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied wordt meer hinder algemeen aanvaardbaar geacht vanwege de aanwezigheid van een diversiteit van functies of hoofdontsluitingswegen. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één stap/milieucategorie worden verlaagd.

Het nieuwe woongebied bestaat uitsluitend uit woningen en wordt daarom aangemerkt als een rustige woonwijk. In onderstaande tabel zijn de aanwezige bedrijfsfuncties in de omgeving van het plangebied weergegeven met de bijbehorende richtafstand op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure. In de laatste kolom is de werkelijke afstand van de bedrijfsfunctie tot het woongebied weergegeven. Hieruit blijkt dat voor alle functies voldaan wordt aan de richtafstand. Ter plaatse van de waterzuiveringsinstallatie op het perceel Westhavendijk 11 is in het geldende bestemmingsplan een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen. Op dit deel is echter een zonnepark aangelegd. Een zonnepark is niet als activiteit opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Van de zonnepanelen is ook geen hinder te verwachten. Dit geldt mogelijk wel voor de bijbehorende transformatoren en opslagsystemen die enig geluid produceren. Hiervoor kan een vergelijk worden gemaakt met de in de VNG-publicatie vermelde categorie 'elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA'. Dit betreft een milieucategorie 2 inrichting met een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Adres   Functie   Milieucategorie   Richtafstand
(meter)  
Afstand tot woongebied (meter)  
Gorsweg   agrarisch - melkveehouderij   3.2   100   850  
Boerenweg 5 en 7   agrarisch - melkveehouderij   3.2   100   1.200  
Heuvelweg 15   agrarisch - melkveehouderij   3.2   100   520  
Heuvelweg naast 1   agrarisch - melkveehouderij   3.2   100   650  
Westhavendijk 17   bedrijf - watersport en spuiterij   3.2   100   230  
Westhavendijk 11   waterzuiveringsinstallatie   4.1   200   290 / 150  
Westhavendijk 9   bedrijf - watersport - wonen   3.2   100   380  
Westhavendijk 44 -46   bedrijf - watersport jachtwerf   3.2   100   370  
Oosthavendijk 38   likeurstokerij   4.2   300   580  

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Ter plaatse van het woongebied wordt de functie van het gebied gewijzigd in een gevoeligere functie. Door middel van een verkennend bodemonderzoek zal inzichtelijk worden gemaakt of de bodem geschikt is voor de woonfunctie.

Ingevolgde de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan is de locatie onverdacht. De locatie ligt in de zone buitengebied met de functieklasse "Achtergrondwaarde". Dit houdt in dat er geen verontreinigingen te verwachten zijn. Ook zijn er geen puntbronnen.

In het gebied is reeds een berg grond aanwezig waar de woonterp wordt gerealiseerd. Dit is grond dat uitgegraven is bij de aanleg van het zoetwaterkanaal. Voor de aanleg van het natuurgebied wordt tevens grond ontgraven om tot een goede hoogteligging te komen voor de vegetatieontwikkeling en om de woonterp verder aan te vullen, zodat een robuust en toekomstbestendig woongebied ontstaat. Op de inrichtingstekening zijn de hoogtes weergegeven (zie Bijlage 1). In totaal zal er circa 210.000 m3 grond worden ontgraven in het natuurgebied. Deze grond wordt aan de woonterp toegevoegd. De verwachting is dat deze grond nog circa 10% zal inklinken. Er is sprake van een gesloten grondbalans. Er zal geen grond worden afgevoerd naar locaties elders.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

De invloed van een risicobron op zijn omgeving wordt beoordeeld aan de hand van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per risicobron vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt een verantwoordingsplicht.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) het toetsingskader.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Risicobronnen - inrichtingen

Nabij het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • Propaantank (3000 l) op het perceel Bekadeweg 32, risicocontour 20 m
  • Propaantank (9 m3) op het perceel Westhavendijk 44, risicocontour 25 m
  • Propaantank (5 m3) op het perceel Westhavendijk 44, risicocontour 20 m
  • Propaantank (4,84 m3) op het perceel van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, risicocontour 20 m
  • Propaantank ( 3000 l) op het perceel Westhavendijk 9, risicocontour 20 m

De contouren van bovengenoemde inrichtingen reiken niet tot in het plangebied. De risicobronnen hebben geen invloed op de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0009.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede Risicokaart (bron: Atlas Leefomgeving)

Risicobronnen - buisleidingen

In het plangebied zijn de volgende buisleidingen aanwezig die een risicobron vormen:

  • Aardgasleiding W-538-15, diameter 324 mm / 12,76 inch, werkdruk 40 bar
  • Aardgasleiding W-538-06, diameter 168 mm / 16 inch, werkdruk 40 bar
  • Aardgasleiding W-538-26, , diameter 168 mm / 16 inch, werkdruk 40 bar

Gezien de ligging van het woongebied nabij deze leidingen, zal er een groepsrisicoberekening worden uitgevoerd. Deze berekening zal bij het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.

PM groepsrisicoberekening

Risicobronnen - transportroute

Het Haringvliet is in het Basisnet Water aangewezen als een transportroute gevaarlijke stoffen. Het Basisnet Water geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Die gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in rode, zwarte en groene vaarwegen:

  • rode en zwarte vaarwegen: de PR 10-6 contour komt maximaal tot de oeverlijn;
  • groene vaarwegen: er is geen PR 10-6 contour (ook niet op het water zelf).

Het Haringvliet betreft een groene vaarweg. Het transport van gevaarlijke stoffen en daarmee ook de risico's zijn hier beperkt. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR 10-6 contour is. Tevens hoeven er geen veiligheidszones in acht te worden genomen. Er is bovendien ook geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig. Een verantwoording van het groepsrisico is voor groene transportroutes, zoals het Haringvliet, niet nodig.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

In onderhavig bestemmingsplan wordt de realisatie van 50 woningen mogelijk gemaakt. Woningen vormen een geluidgevoelig object. De Bekadeweg heeft een snelheidsregime van 60 km/uur. De nieuwe woningen liggen in de onderzoekszone van deze weg. Op basis van de Wet geluidhinder dient de geluidsbelasting op de woningen in beeld te worden gebracht.

De Bekadeweg betreft een polderweg met een beperkte verkeersintensiteit. Tevens komen de woningen op een minimale afstand van circa 75 meter afstand van deze weg te liggen. Aangenomen kan worden dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde niet zal overschrijden. Voor de volledigheid wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de geluidscontouren van de weg inzichtelijk worden gemaakt. Het akoestisch onderzoek zal bij het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.

PM akoestisch onderzoek

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels, zoals een hoogspanningsverbinding. Onderdeel van het zoetwaterkanaal is een waterleiding. Deze is binnen het plangebied gelegen. Aan de oostkant van het plangebied is een rioolleiding gelegen. Beide leidingen zijn overeenkomstig de onderliggende bestemmingsplannen met een dubbelbestemming in dit plan overgenomen. De leidingen vormen geen belemmering voor de woningbouwontwikkeling. Bij de aanleg van het natuurgebied zal rekening worden gehouden met de ligging van de leidingen, zodat een ongestoorde ligging van de leidingen geborgd is.

In de zuidoostelijke hoek van het plangebied ligt een stroomkabel ten behoeve van windpark Kroningswind. Bij de aanleg van het natuurgebied zal hier rekening mee worden gehouden.

Ten aanzien van de aanwezige gasleidingen in het plangebied wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4.5 van deze toelichting.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In dit geval is er sprake van een woningbouwlocatie met maximaal 50 woningen. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Desondanks is de te verwachten verkeersgeneratie in de NIBM-tool ingevoerd. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0010.png"

Afbeelding 9 | Resultaat NIBM-tool (bron: Infomil)

Uitgaande van een extra verkeersgeneratie van 402 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.10), draagt het plan niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (zie bovenstaande afbeelding). De concentratiebijdrage ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 µg/m3.

Aan de hand van NSL-monitoringstool kunnen de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 inzichtelijk worden gemaakt. Echter in de omgeving van het plangebied zijn geen rekenpunten aanwezig. De rekenpunten liggen hoofdzakelijk op wegen in het stedelijk gebied. Het dichtstbijzijnde rekenpunt is ter plaatsen van de Westdijk in Middelharnis. Omdat dit op een zodanige grote afstand van het plangebied is gelegen en in een heel ander type gebied dan het plangebied geeft dit geen representatief beeld. Om die reden zijn de jaargemiddelde concentraties niet inzichtelijk gemaakt.

Gezien de ligging van het plangebied in het buitengebied en niet nabij drukken wegen, zal de luchtkwaliteitssituatie geen belemmering vormen voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het plangebied grenst wel direct aan het Natura2000-gebied Haringvliet. De Menheerse Plaat, welke deel uitmaakt van het Natura2000-gebied, is tevens aangewezen als Natuur Netwerk Nederland.

Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied Haringvliet is gelegen op circa 50 meter afstand van het te realiseren woongebied. Door middel van een voortoets zullen de effecten op dit Natura2000-gebied als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trillingen en licht) inzichtelijk worden gemaakt. PM Voortoets

Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het Natura2000-gebied Haringvliet weergegeven (arcering) en het Natuur Netwerk Nederland (groene kleur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp10_0011.png"

Afbeelding 10 | Natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)

Stikstof

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Echter is per 1 juli 2021 de Wet en het Besluit (Stikstofwet) van kracht. Belangrijk onderdeel van het Besluit is de bouwvrijstelling. Kort gezegd houdt deze vrijstelling in dat de aanlegfase van ontwikkelingen vrijgesteld is van de vergunningplicht Wet natuurbescherming en dat voor deze fase geen stikstofberekening meer nodig is. De bouwvrijstelling betreft een partiële vrijstelling, omdat deze alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies tijdens sloop, aanleg en bouwactiviteiten. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase.

Voor dit plan is voor de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 2). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Het gebied wordt onderzocht op het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Zodra de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn, worden deze in de toelichting verwerkt. PM quickscan flora en fauna

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Ontsluiting

Het woongebied krijgt een centrale ontsluiting naar de Bekadeweg. Hiertoe is reeds een dam in het zoetwaterkanaal aangelegd. De ontsluiting zal robuust genoeg moeten zijn voor het verwerken van het verkeer van de bewoners, eventueel leveranciers en hulpdiensten. Vanaf de Bekadeweg zal het verkeer zich verder verdelen, bijvoorbeeld richting Middelharnis via de Westahavendijk om daar gebruik te maken van de aanwezige voorzieningen en richting de N215 om overige plaatsen op het eiland en de N57 en N59 te bereiken.

Verkeer

Er worden 50 woningen gerealiseerd in het plangebied. Voor het overige zijn in het plangebied geen functies aanwezig die een verkeerstaantrekkende werking hebben. Ten aanzien van het recreatiegebied wordt aangenomen dat bezoekers per fiets of lopend komen en niet met de auto. Vooralsnog wordt er geen parkeerterrein aangelegd. Met de verdere uitwerking van het plan zal bezien worden of op een andere passende wijze in beperkte parkeermogelijkheid kan worden voorzien, zodat incidenteel bezoekers van het natuurgebied die met de auto komen, kunnen parkeren. Daarom is als worstcasescenario voor de verkeersgeneratie rekening gehouden met een gemiddelde van 10 motorvoertuigen per etmaal.

In deze fase is er nog geen verkavelingsschets aanwezig. Daarmee is het nog niet bekend welke type woningen in welke hoeveelheden in het gebied gerealiseerd gaan worden. Het bestemmingsplan legt uitsluitend de planologische kaders vast. De uitwerking binnen deze kaders zal op een later moment plaatsvinden.

Dit bestemmingsplan maakt maximaal 50 woningen mogelijk. Uitgangspunt is dat deze 5o woningen op maximaal 40 kavels worden gerealiseerd. Als worstcasescenario wordt voor de verkeersgeneratie uitgegaan van 30 vrijstaande woningen en 20 twee-onder-één-kapwoningen.

Op basis van het CROW bedraagt de verkeersgeneratie van één vrijstaande koopwoning in een niet stedelijk gebied met gebiedstype 'buitengebied' gemiddeld 8,2 motorvoertuigen per etmaal. Een twee-onder-één-kapwoning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,8 motorvoertuigen per etmaal. Het plan heeft daarmee een maximale verkeersgeneratie van 402 motorvoertuigen per etmaal als gevolg van de woningen. Inclusief de (eventuele) verkeersgeneratie als gevolg van het natuurgebied bedraagt de totale verkeersgeneratie 412 motorvoertuigen per etmaal (zie onderstaande tabel).

Type functie   Aantal woningen   Minimum verkeersgeneratie   Maximum verkeersgeneratie   Gemiddelde verkeersgeneratie   Totale verkeersgeneratie  
vrijstaand   30   7,8   8,6   8,2   246  
twee-ondere-éénkap   20   7,4   8,2   7,8   156  
natuurgebied           10  
Totaal   50         412  

Parkeren 
Het parkeren zal grotendeels op eigen terrein bij de woningen plaatsvinden. Ter plaatse van het woongebied is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van het type te realiseren woningen.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau. Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027.

De gehele ontwikkeling Noordrand en specifiek de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet is tot stand gekomen in overleg met het Waterschap Hollandse Delta.

Voldoende water - wateroverlast 

In het aan te leggen natuurgebied is voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in voldoende waterberging in het kader van watercompensatie. In de regels (artikel 17.3) van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is vastgelegd dat een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend wordt verleend indien uit een inrichtingsplan blijkt dat voorzien wordt in voldoende watercompensatie. Met het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 wordt hieraan voldaan. In het woongebied worden drie waterpartijen aangelegd. Het hemelwater vanaf de woningen en wegen wordt hierop afgevoerd. Daarmee is ook in dit bestemmingsplan geborgd dat er voorzien wordt in voldoende waterberging.

Waterveiligheid - waterkering

Het plan zal niet leiden tot een achteruitgang in stabiliteit en veiligheid van de waterkering (Zeedijk). Bij de uitwerking van het plan zal dit middels berekeningen worden aangetoond. Indien nodig worden er maatregelen genomen ter compensatie.

Watersysteem

Het huidige watersysteem wordt zoveel mogelijk behouden. Eventuele aanpassingen mogen niet leiden tot verslechteringen. Voor het dempen, graven en verleggen van watergangen dient een vergunning te worden aangevraagd. Indien een sloot wordt gedempt, zal deze gelijkwaardig worden gecompenseerd in kwaliteit en kwantiteit. Er zullen geen doodlopende watergangen worden aangelegd.

Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uit te gaan van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water.

4.12 Duurzaamheid

Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.

In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.

Met de aanleg van het natuurgebied wordt voorzien in een gebied dat voldoet aan de uitgangspunten van klimaatadaptatie. Daarnaast voorziet de terp tevens in dijkversterking. Ecologisch beheer van het natuurgebied is het uitgangspunt.

Toekomstbestendig bouwen
De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):

  • energieneutraal te zijn, door optimaal in te zetten op besparing van elektriciteits- en warmte/koeltevraag, het benutten van rest- en aardwarmte en zoveel mogelijk in eigen (lokale) hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te voorzien.
  • klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ook op slappe ondergrond. Daarmee wordt bedoeld dat het nieuw ingerichte gebied en de omgeving goed blijft functioneren in extreme weersomstandigheden. Klimaatadaptief bouwen is daarom de norm in Zuid-Holland.
  • uit te gaan van natuurinclusief bouwen om daarmee de biodiversiteiten variatie aan biotopen voor de stedelijke soorten in het bebouwde gebied duurzaam te behouden en te versterken.
  • circulaire oplossingen te bieden bij realisatie en beheer door een verantwoord materiaalgebruik en het hanteren van de ontwerpprincipes modulariteit en losmaakbaarheid, zodat er kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte in de toekomst.
  • gezonde en veilige leefomgeving te bevorderen; die een gezonde leefstijl ondersteunt, met een beweegvriendelijke leefomgeving voor sport en beweging stimuleert en waarin een goede milieukwaliteit wordt beschermd en bevorderd.

Energieneutraliteit staat centraal bij de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet. Duurzaam bouwen en circulaire gebiedsontwikkeling wordt nagestreefd. De milieuprestatie gebouwen is < 0,8 en GWW-werken is < 1.0. Er is sprake van een gasloze ontwikkeling. Voor de benodigde energieopwekking geldt dat deze op een landschappelijk verantwoorde wijze in de woningen wordt toegepast.

Duurzaam benutten en beheren ondergrond
De ondergrond maakt onlosmakelijk deel uit van ruimtelijke opgaven. De ondergrond is de basis voor ruimtelijke ontwikkeling. De karakteristieken van de ondergrond zijn bepalend voor het landschap en de wijze waarop door de eeuwen heen deze landschappelijk zijn ingericht en steden en dorpen zijn gebouwd.

De ondergrond wordt steeds intensiever gebruik. Het wordt daarom steeds belangrijker om ruimtelijke functies in de ondergrondse ruimte te ordenen en te positioneren.

De ondergrond bestaat uit een nieuw aangelegde terp. In de bodem zijn daardoor nog geen kabels, leidingen of andere voorzieningen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In de bijlage bij het Besluit m.e.r. staan in onderdeel C en D activiteiten waarvoor een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden. De volgende activiteiten zijn van toepassing:

  • 1. D9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw.
  • 2. D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat.

Het gebied heeft een oppervlakte van circa 35 hectare. Daarmee blijft de ontwikkeling voor beide activiteiten (natuurontwikkeling en woningbouwontwikkeling) ruim onder de drempelwaarden. Op basis van het Besluit m.e.r. is er geen sprake van een formele m.e.r.-(beoordelings)plicht, maar kan volstaan worden met een vormvrije project-m.e.r.-beoordeling. Hiervoor is wel een expliciet project-mer-beoordelingsbesluit nodig.

Hiervoor wordt een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in de bouw van 50 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Inspraak

Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. De gemeente is vrij om toch inspraak te verlenen. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt vier weken ter inzage gelegd. Tijdens deze terinzagelegging wordt een inloopavond georganiseerd, waarbij belangstellenden vragen kunnen stellen over het plan. Tijdens de terinzagelegging wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Het resultaat van de inspraak wordt verwoord in een 'Nota inspraak en overleg'. Deze nota zal als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan worden gevoegd.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.