Plan: | Dorpsgebied Melissant 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DLDMelissant11-BP40 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen wordt momenteel opgesteld.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt een wettelijke grondslag gegeven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5 . Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde geldt:
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Beleid gemeenten Goeree-Overflakkee
De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven naar een evenwichtige afweging van veiligheidsbelangen en overige belangen. Hiertoe hebben de 4 gemeenten op Goeree-Overflakkee gezamenlijk de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid - Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee' opgesteld. Deze bevat een aantal beleidsuitgangspunten en ook worden een aantal wettelijke punten onderstreept.
Tevens wordt een methode neergezet voor het toetsen van risico's bij ontwikkelingen. Deze methode maakt het mogelijk om bij ruimtelijke plannen op voorhand te bepalen welke soorten objecten wel/niet zijn toegestaan binnen bepaalde afstanden van risicobronnen. De ambities, uitgangspunten en werkwijzen in deze visie vormen de basis voor de onderbouwing van de verantwoording van risico's.
Onderzoek
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over de N215 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze weg grenst in het oosten aan het plangebied. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de weg. Het plangebied ligt daarom buiten deze risicocontour. Wel ligt een klein deel van het plangebied binnen de PR 10-8-risicocontour. Deze risicocontour – indicatief voor het invloedsgebied voor het GR – ligt 111 m buiten de wegas. Aangezien zowel de ontwikkeling aan de Ruijgenhil 11-13 als de ontwikkeling aan de Julianaweg buiten deze risicocontour liggen, heeft de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR. Uit de bovengenoemde veiligheidsvisie en het basisnet weg zoals dat momenteel in ontwikkeling is, blijkt dat in de huidige situatie de oriëntatiewaarde voor het GR niet wordt overschreden. Een uitgebreide verantwoording van het GR is daarom niet nodig.
Verder worden in de omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het water, het spoor of door leidingen.
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied één risicovolle inrichting ligt. Het betreft hier een bovengrondse propaantank aan de Ruijgenhil 2. Voor deze inrichting geldt een PR 10-6-risicocontour van 40 m en geen invloedsgebied voor het GR. Binnen de PR 10-6-risicocontour liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Uit de bovengenoemde veiligheidsvisie blijkt dat de maximale personendichtheid in de omgeving van deze inrichting niet wordt gehaald. Gezien de zeer beperkte omvang van de ontwikkelingen zal deze maximale personendichtheid ook na de realisatie van dit bestemmingsplan niet worden gehaald. Deze inrichting staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Ten zuiden van het plangebied ligt aan de Noorddijk een bovengrondse propaantank. Ook voor deze propaantank geldt een PR 10-6-risicocontour van 40 m. Aangezien de afstand tussen het plangebied en deze propaantank meer dan 225 m bedraagt, vormt deze inrichting geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.