direct naar inhoud van 4.5 Ecologie
Plan: Dorpsgebied Melissant 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.DLDMelissant11-BP40

4.5 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling aan de Julianaweg 49 betreft een functiewijziging binnen bestaande bebouwing die niet relevant is voor het aspect ecologie. Aan de Ruijgenhil 11-13 is een vrachtwagenparkeerterrein voorzien. Daarnaast bestaat binnen vigerende bestemmingen wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De realisatie van een parkeerplaats aan de Ruijgenhil 11-13 voor het bestaande transportbedrijf, leidt tot extra verkeersbewegingen. Negatieve effecten op het 1,7 km ten westen van de locatie gelegen Natura 2000-gebied Grevelingen en meer dan 3 km ten noorden van de locatie gelegen Natura 2000-gebied Haringvliet (beide gebieden zijn ook PEHS) kunnen gezien de afstanden echter worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:

vrijstellingsregeling Flora- en faunawet   tabel 1     brede wespenorchis

mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, wezel en hermelijn

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
ontheffingsregeling Flora- en faunawet   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen
 
  Vogels   cat. 1 t/m 4   steenuil, gierzwaluw en huismus  
    cat. 5   boerenzwaluw, koolmees, pimpelmees, spreeuw, ekster en zwarte kraai  

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er wordt slechts één ontwikkeling voorzien die ecologisch relevant is, deze wordt mogelijk gemaakt aan de Ruijgenhil 11-13. Bij deze ontwikkeling en eventuele kleinschalige ontwikkelingen die binnen een consoliderend plan mogelijk zijn, dient met het volgende rekening te worden gehouden:

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn2. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten3 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • Bij sloop van bebouwing of kap van bomen is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats noodzakelijk.
  • Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het betreffende plan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) (voorheen Ministerie van LNV) bepaald te worden of het betreffende plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
  • Bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen verdient het aanbeveling om nader onderzoek uit te voeren naar beschermde vissen.
  • In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van de watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.