direct naar inhoud van 5.4 Archeologie
Plan: Landelijk Gebied - Ruimte voor Ruimte 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lgrvr2010-0010

5.4 Archeologie

5.4.1 Verdrag van Malta

In 1988 heeft het Nederlands parlement het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed goedgekeurd, dat begin 1992 in Valletta (Malta) is ondertekend. Het zogenaamde verdrag van Malta voorziet in de bescherming van het cultureel erfgoed door onder andere de risico's op aantasting daarvan te beperken. Dit kan door het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren en door de integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg werd - zeker bij grote projecten - al jaren ‘in de geest van Malta’ gewerkt. Zo maakten Rijk, provincie en veel gemeenten reeds geruime tijd gebruik van bijvoorbeeld de mogelijkheden uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het doel hierbij is een integrale aanpak van archeologie binnen de ruimtelijke ordening.

5.4.2 Wet op de archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De nieuwe wet houdt een omvangrijke aanpassing in van de Monumentenwet 1988 in verband met de archeologische monumentenzorg. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.

De eigen rol van de overheden wordt nu ‘officieel’. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Provincies krijgen de taak om ‘archeologische attentiegebieden’ aan te wijzen. Voor die gebieden zullen gemeenten ook hun bestaande bestemmingsplannen moeten aanpassen.

Het belangrijkste doel van de nieuwe wet is de bescherming van het bodemarchief door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Dit wordt gerealiseerd door archeologie een niet vrijblijvende plaats bij ruimtelijke processen te geven. Algemeen uitgangspunt is de aanwezige of te verwachten archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem te behouden of te ontzien. Waar bodemverstoring niet is te vermijden is het leidende principe: de verstoorder betaalt. In verband met dit principe regelt de wet ook de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek en het eigendom en beheer van archeologische vondsten. Onder het nieuwe wettelijke regime zijn de provinciale taken aanvullend op die van rijk en gemeenten. Deze taken sluiten aan op de beleidspraktijk zoals deze de afgelopen jaren is ingevuld. Gelet op de bedoelingen van Malta en de consequenties van de nieuwe wet voor provincies, verschuift de beleidsinzet nog nadrukkelijker van toetsing op archeologische aspecten bij ruimtelijke plannen achteraf naar inbedding van deze aspecten vooraf, van alleen regels handhaven naar meedenken en van behoud van archeologische waarden sec naar behoud en benutting van deze waarden.

5.4.3 Archeologische verwachtingskaarten

De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft, in samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Voorschoten het archeologisch beleid van de drie gemeenten met een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.lgrvr2010-0010_0013.png"

Afbeelding 13. Archeologische verwachtingskaart

De provincie heeft drie cultuurhistorische disciplines, te weten historische bouwkunde (nederzettingen), historische geografie (landschappen) en archeologie, samengevoegd. Deze vormen samen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Voor de archeologie geeft de CHS bekende archeologische terreinen aan alsmede de trefkans op archeologie bij andere terreinen. De gemeentelijke verwachtingskaart is een afgeleide van de CHS en van de geologische kaart. Van de aangegeven terreinen staat vast dat ze in meer of mindere mate bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Binnen ruimtelijke plannen dient men rekening te houden met deze terreinen.

5.4.4 Archeologische waarden

Blijkens de kaarten behorende bij het provinciaal en gemeentelijk archeologiebeleid is de trefkans op archeologische sporen beperkt. Dit maakt dat archeologisch onderzoek in beginsel achterwege kan blijven. Het is echter wel zo dat bij de definitieve bouw, indien er sporen worden aangetroffen, alsnog nader onderzoek dient te worden uitgevoerd.