Plan: | Landelijk Gebied - Ruimte voor Ruimte 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1916.lgrvr2010-0010 |
Natuurwetgeving
Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet van kracht geworden. Deze wet vervangt een aantal oudere wetten, zoals de Vogelwet en de Jachtwet. In de Flora- en Faunawet zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor Nederland uitgewerkt.
De Flora- en faunawet beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen de Huismuis, de Bruine en de Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen met name in de wet genoemde soorten beschermd. De Flora- en Faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe. Dat betekent dat alleen onder bepaalde voorwaarden van de bescherming van soorten en hun leefomgeving mag worden afgeweken. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook het individu.
Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied is het noodzakelijk na te gaan of een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig is. Voor een aantal algemeen voorkomende beschermde soorten geldt een vrijstelling voor het aanvragen van een ontheffing.
Een aantal andere soorten is ook op Europees niveau beschermd. Voor deze soorten geldt het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In de Flora- en Faunawet zijn de wettelijk beschermde soorten ingedeeld in de volgende vier categorieën.
Naast de wettelijk beschermde soorten zijn in een aantal gevallen soorten van de rode lijsten van belang. Op deze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgestelde lijsten staan soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd. Vermelding op een rode lijst leidt niet tot een wettelijk beschermde status. De vermelding geeft vooral een indicatie over de zeldzaamheid van de soorten en de mate van achteruitgang.
Op de locaties waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, zijn geen gebieden aangewezen als Vogelrichtlijngebied, als Habitatrichtlijngebied en als wetland.
Natuurwaarden
Door het open karakter en de vochtige graslanden is het plangebied van belang voor weidevogels. De watergangen in het gebied spelen een belangrijke rol als ecologische verbindingen.
Met name het centrale gedeelte, de Oostflank en de Zoetermeerse Meerpolder, bezitten natuurwaarden die samenhangen met watergebonden vegetaties in sloten en sloot-kantbegroeiing. De polders hebben een functie als broedgebied en overwinteringsgebied voor weidevogels, eenden, ganzen en zwanen.
In het plangebied is geen sprake van specifieke natuurlijke waarden. Evenmin liggen de locaties zo dichtbij Vogel- of Habitatrichtlijngebieden dat er een externe werking is van die gebieden. Dit zijn ook de redenen waarom de open gronden de bestemming “Agrarische met landschappelijke waarden” hebben gekregen in plaats van “Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarden” of “Natuur (met agrarisch medegebruik)”.
Verder is van belang dat er enerzijds grote oppervlakken bebouwing in de vorm van kassen worden geamoveerd en er anderzijds kleine oppervlakken bebouwing in de vorm van woningen worden toegevoegd. Netto is er daarom sprake van een flinke afname van het areaal aan bebouwing. Aangezien de nieuwe bebouwing ook niet wordt gesitueerd in of nabij kwetsbare gebieden - kan worden gesteld dat er ook sprake is van een netto winst voor de natuur.