direct naar inhoud van Artikel 13 Aanlegvergunningen
Plan: Landelijk Gebied - Ruimte voor Ruimte 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lgrvr2010-0010

Artikel 13 Aanlegvergunningen

13.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 13.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

gronden: andere werken en werkzaamheden:

a b c d e f g h i j

gronden met de bestemming:

Agrarisch met waarden - landschapswaarden + + + + + + +

Waterstaat-waterkering + + + + + + + + + +

a aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere
oppervlakteverharding;

b aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

c aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

d bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

e diepploegen (dieper dan 40 cm onder het maaiveld);

f onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

g scheuren grasland / omzetten grasland in bouwland;

h vellen en rooien van houtopstanden;

i verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;

j werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.

13.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 13.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • d. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingwet;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.1 onder c, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.1, onder d, voor zover de Kapverordening daarop van toepassing is;
  • g. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

13.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid13.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • advies is ingewonnen van een agrarisch deskundige;
  • advies is ingewonnen van een natuur- en landschapsdeskundige.