direct naar inhoud van Regels
Plan: Vlietvoorde Weide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.Vlietvoordeweide-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vlietvoorde Weide met identificatienummer NL.IMRO.1916.Vlietvoordeweide-VG01 van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner van die desbetreffende woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aangrenzende woning

een woning, die zich bevindt op een aangrenzend bouwperceel;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 achtergevel

de van de weg en/of water afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg of water afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of zijgevel;

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologie, Programma van Eisen (PvE)

het Programma van Eisen is een inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de uitvoeringswijze van een archeologisch veldonderzoek en specialistisch onderzoek verwoord staan, alsook de randvoorwaarden van het onderzoek, bijvoorbeeld met betrekking tot de omgang met het vondstmateriaal. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;

1.12 archeologisch advies

een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht;

1.13 archeologisch adviseur van het bevoegd gezag

een door de gemeente aangewezen adviseur die het bevoegd gezag adviseert op archeologisch gebied;

1.14 archeologische begeleiding

begeleiding van de graafwerkzaamheden door een archeoloog;

1.15 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.16 archeologisch rapport

een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde archeoloog of een archeologisch onderzoeksbureau. De resultaten van het uitgevoerde onderzoek worden vastgelegd in een rapport. In het rapport wordt aangegeven wat de archeologische (verwachtings)waarde is van het gebied dat mogelijk verstoord gaat worden en welke gevolgen de geplande ingreep zullen hebben op de eventueel in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden. Aan de hand van dit document neemt het bevoegd gezag een beslissing over het vervolg;

1.17 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het in dat gebied voorkomen van archeologische relicten;

1.18 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.21 bedrijf

een onderneming, waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel van goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.22 begane grond

de onderste (bovengrondse) bouwlaag van een gebouw;

1.23 behoud ex situ

de ontsluiting of opgraving van een vindplaats met als doel de daar aanwezige archeologische informatie te verzamelen en te documenteren volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in een hiervoor opgesteld Programma van Eisen;

1.24 behoud in situ

behoud in situ is het duurzaam in stand houden van archeologische waarden in de bodem, als bron van kennis en beleving door middel van technische maatregelen en/of inpassing en vrijwaring van de archeologische waarden in de inrichting van het plangebied;

1.25 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.26 beschermd monument

beschermd monument als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Monumentenwet 1988, met uitzondering van een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, onder c, van die wet;

1.27 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.28 bestaand stedelijk gebied

bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

1.29 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent die zaak besluiten te nemen of beschikkingen af te geven;

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.33 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat gesitueerd is bij, in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde (bouw)perceel gesitueerd hoofdgebouw;

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.35 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.36 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.37 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder;

1.38 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.40 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.41 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.42 carport

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsplaats voor één of meer auto's, bestaande uit een overkapping met maximaal één wand die deel uitmaakt van de constructie van de carport zelf;

1.43 cultuurhistorie
  • historische (steden)bouwkundige / bovengrondse monumentenzorg;
  • archeologie, en
  • cultuurlandschap / historische geografie.
1.44 cultuurhistorische waarde

de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde in verband met ouderdom of gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.45 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of -indien en voor zover daarbij sprake is van een bovenbeëindiging van enige relevante omvang- een bouwwerk;

1.46 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.47 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.48 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van deze constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.49 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlakken van het dak zijn geplaatst;

1.50 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.51 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • tuincentra;
  • bouwmarkten en grootschalige meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en -stoffering;
1.52 dienstverlenend bedrijf of instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waarbij sprake is van een aanmerkelijke publieksfunctie, met uitzondering van een garagebedrijf, horeca inrichting en een seksinrichting;

1.53 dienstverlening

het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.54 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling;

1.55 eengezinswoning

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd gebouw dat één woning omvat;

1.56 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.57 erfafscheiding

een afscheiding op en rond een erf, waarmee de gronden worden begrensd die in ruimtelijk opzicht direct bij, in functioneel opzicht ten dienste staan van en/of in feitelijk opzicht direct aansluiten op het (hoofd)gebouw op dat erf; de eigendomsgrenzen zijn hierbij niet van doorslaggevende betekenis;

1.58 exploitatieplan

plan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.59 footprint

de bebouwde oppervlakte van de hoofdmassa van een gebouw ter plaatse van de begane grondvloer;

1.60 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 geluidsbelasting
  • a. vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
  • b. vanwege een spoorweg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
  • c. vanwege het wegverkeer: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.62 geluidsgevoelige functie

bewoning of andere geluidsgevoelige functies binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.63 geluidsgevoelig gebouw

gebouw welke dient ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.64 groenvoorziening

het geheel van de aanplant in een gebied dan wel het aanbrengen of voorzien van groen;

1.65 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.66 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.67 hoofdmassa van een gebouw

de massa van een gebouw, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken;

1.68 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en/of dranken, overwegend voor gebruik ter plaatse, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening en al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie);

1.69 houtopstand

één of meer bomen, hakhout of een houtwal;

1.70 huishouding

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;

1.71 huisvesting in verband met mantelzorg

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.72 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het verrichten van administratieve werkzaamheden, zakelijke en niet-zakelijke dienstverlening en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.73 kap

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.74 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.75 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.76 milieuplanologische effecten

planologisch relevante effecten op het milieu ten aanzien van de luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, flora en fauna, geluid en water;

1.77 nieuwe ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling, herontwikkeling en/of functieverandering van een perceel en/of pand niet passend binnen de vigerende bestemming, geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan ‘Vlietvoorde Weide';

1.78 nota parkeernormen

Nota parkeernormen Leidschendam-Voorburg geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan 'Vlietvoorde Weide';

1.79 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.80 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.81 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

1.82 ontsluitende weg

weg en/of langzaam verkeersroute waaraan de hoofdtoegang tot het bouwperceel is gesitueerd: bij bouwpercelen welke (de mogelijkheid tot) twee hoofdtoegangen hebben wordt, voor het bepalen van wat de ontsluitende weg is, aansluiting gezocht bij de aangrenzende bouwpercelen;

1.83 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is;

1.84 opslag

Het bedrijfsmatig of in aard en omvang alsof zij bedrijfsmatig is opslaan van partijen goederen;

1.85 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.86 pand

Een bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, betreedbaar en afsluitbaar is;

1.87 peil

Voor het peil gelden de volgende regels tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:

  • a. indien het bouwwerk in of op de grond wordt gebouwd wordt het peil gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk, zulks gezien in relatie met de hoogte van de omliggende terreinen;
  • b. indien het bouwwerk in of op het water wordt gebouwd wordt het peil gemeten vanaf het waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
1.88 plantsoen

groen met planten en struiken;

1.89 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.90 (semi-)openbaar collectief groen

groenvoorzieningen, al dan niet in privaat eigendom, met een publieke sfeer die op bepaalde tijden openbaar toegankelijk zijn;

1.91 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.92 speeltoestel

een inrichting, bedoeld voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.93 stedelijke ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

1.94 tuin

tuin, behorende bij en ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

1.95 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Vlietvoorde Weide bestaande uit 1 kaart;

1.96 verkoop via internet

Het bedrijfsmatig en uitsluitend via het internet aanbieden en verkopen van goederen aan derden, zonder uitstalling ten verkoop, opslag, bezichtiging en/of afhaal van de goederen ter plaatse;

1.97 vloerafscheiding

een bouwtechnische voorziening, zoals een balkon- of terrashekwerk of borstwering, die wordt aangebracht om (val)ongelukken te voorkomen;

1.98 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.99 voorgevel

de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

1.100 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel die in de richting van de openbare weg en/of water niet door bebouwing mag worden overschreden;

1.101 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen (zoals deze luiden ten tijde van de vaststelling van dit plan);

1.102 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelgrens, gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak, respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. (Gedeeltelijk) ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.

2.3 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf of dienstverlenende instelling, met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en administratieruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarme gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.6 Brutovloeroppervlak

Binnen de gevels van het bouwwerk inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlaktes van de diverse verdiepingen bij elkaar opgeteld moeten worden.

2.7 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. houtopstanden;
  • c. bos;
  • d. plantsoenen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. water;
  • g. een gezamenlijke berging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - berging';

mede bestemd voor:

  • h. overhangende balkons, luifels en daarmee vergelijkbare bouwwerken respectievelijk voorzieningen ten behoeve van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • i. recreatieve doeleinden;

met de daarbij behorende:

  • j. duikers en bruggen;
  • k. fiets- en voetpaden;
  • l. in- en uitritten;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. objecten van beeldende kunst;
  • o. (ondergrondse) inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • p. (on)verharde speelvelden;
  • q. speeltoestellen;
  • r. waterlopen en waterpartijen.

3.1.2 Dubbelbestemming

De bij deze bestemming behorende bouw-, gebruiks- en overige regels zijn slechts van toepassing indien en voor zover deze niet in strijd zijn met de regels, behorende bij de dubbelbestemming(en) waarvoor deze gronden eveneens zijn aangewezen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - berging' een gebouw is toegestaan ten behoeve van een berging voor de woningen in het plangebied, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte zoals genoemd in artikel 10.1.1 niet mag worden overschreden.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een berging gelden de volgende regels:

  • a. de berging mag uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - berging' worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 4 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter.

3.2.3 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in artikel 10.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofdontsluitings)wegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. bermen;
  • g. duikers en bruggen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. (ondergrondse) inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • k. speeltoestellen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • m. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • n. waterlopen en waterpartijen.

4.1.2 Dubbelbestemming

De bij deze bestemming behorende bouw-, gebruiks- en overige regels zijn slechts van toepassing indien en voor zover deze niet in strijd zijn met de regels, behorende bij de dubbelbestemming(en) waarvoor deze gronden eveneens zijn aangewezen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • b. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Bouwhoogtes en oppervlaktes

Voor het bouwen als bedoeld in artikel 4.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming mag niet meer bedragen dan aangegeven in artikel 10.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm 'twee-aan-een';

met daaraan ondergeschikt:

  • a. beroepen aan huis;
  • b. voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag;

met de daarbij behorende

  • a. water- en groenvoorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. in- en uitritten;
  • d. tuinen en erven.

5.1.2 Dubbelbestemming

De bij deze bestemming behorende bouw-, gebruiks- en overige regels zijn slechts van toepassing indien en voor zover deze niet in strijd zijn met de regels, behorende bij de dubbelbestemming(en) waarvoor deze gronden zijn aangewezen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze bestemming mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. met dien verstande dat de totaal bebouwde oppervlakte van gebouwen zoals genoemd in artikel 10.1.1 niet mag worden overschreden.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen een bouwvlak zijn maximaal 2 woningen toegestaan;
  • c. de woningen dienen gebouwd te worden in de vorm twee-aan-een;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12,5 meter;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter;
  • f. de voorgevel dient gesitueerd te zijn ter plaatse van de aanduiding 'voorgevellijn'.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aan- of uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  • b. al dan niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bestemmingsvlakken, met dien verstande dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd.
  • c. de hoogte van aan de achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw aangebouwde aan- en/of uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • d. de hoogte van aan de zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw aangebouwde aan- en/of uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 meter en de dakhelling mag niet meer bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. de achterzijde van een aan- en/of uitbouw mag niet meer dan 3,0 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw liggen;
  • f. op tenminste 3,0 meter achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aan- en/of uitbouwen worden gebouwd:
    • 1. waarvan de breedte maximaal de helft mag bedragen van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aan- en/of uitbouw in elk geval ten minste 3 meter mag bedragen;
    • 2. waarvan de achterzijde maximaal 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw mag liggen;
  • g. de gronden met deze bestemming, voor zover niet gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, mogen per bijbehorend hoofdgebouw voor ten hoogste 50 m2 worden gebouwd met al dan niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 meter;
    • 2. de hoogte respectievelijk goot- en boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4,5 respectievelijk 3 meter.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 10.1.2.

5.2.5 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Het bouwen van gebouwen volgens het bepaalde in artikel 5.2.1 tot en met 5.2.4 is uitsluitend toegestaan als uit een bodemonderzoek is gebleken dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik, of middels bodemsanering de grond geschikt is gemaakt voor het beoogde gebruik.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in 5.1.1 genoemde functies is alleen toegestaan indien:

  • a. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals in Bijlage 1 van de regels zijn weergegeven, en;
  • b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm aaneengebouwd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. beroepen aan huis;
  • c. voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag;

met de daarbij behorende:

  • d. water- en groenvoorzieningen;
  • e. ondergrondse afvalinzameling;
  • f. bruggen en duikers;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. verblijfsgebied;
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. in- en uitritten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. buurtontsluitingswegen;
  • m. paden en verhardingen;
  • n. tuinen en erven.

6.1.2 Dubbelbestemming

De bij deze bestemming behorende bouw-, gebruiks- en overige regels zijn slechts van toepassing indien en voor zover deze niet in strijd zijn met de regels, behorende bij de dubbelbestemming(en) waarvoor deze gronden zijn aangewezen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze bestemming mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte zoals genoemd in artikel 10.1.1 niet mag worden overschreden.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 meter;
  • c. bij een aan de woning aangebouw bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 10.1.2.

6.2.5 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Het bouwen van gebouwen volgens het bepaalde in artikel 6.2.1 tot en met 6.2.4 is uitsluitend toegestaan als uit een bodemonderzoek is gebleken dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik, of middels bodemsanering de grond geschikt is gemaakt voor het beoogde gebruik.

6.3 Ondergronds bouwen
6.3.1 Woningen

Vor ondergronds bouwen (onderbouw) bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. een ondergronds bouwwerk mag alleen binnen de contouren van het hoofdgebouw, danwel onder bijbehorende bouwwerken worden opgericht, met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de perceelsgrens gebouwd moet worden;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 meter beneden peil bedragen;
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het totale oppervlak aan bouwwerken boven peil.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3, onder voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. er geen afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in 6.1.1 genoemde functies is alleen toegestaan indien:

  • a. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals in Bijlage 1 van de regels zijn weergegeven, en;
  • b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlak kleiner dan 100 m2, waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.2.2 Selectiebesluit

De uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 7.2.1 onder b, zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 7.3 onder b zijn van overeenkomstige toepassing.

7.2.3 Advies

Indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, dient de aanvrager vooraf schriftelijk archeologisch advies in te winnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een bouwwerk indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de archeologische waarden, zoals onder lid 8.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    • 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het ondergronds slopen waarbij er funderingspalen verwijderd, getrokken of afgebroken worden;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen of verwijderen van de ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.

7.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 8.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 8.3 sub a en b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2 en niet dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door de houder van een opgravingsvergunning zoals bedoeld in artikel 45 van de Monumentenwet 1988;
  • f. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • g. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

7.4.3 Selectiebesluit

De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 7.4.2 onder b zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 7.4.5 onder c zijn van overeenkomstige toepassing.

7.4.4 Advies

Indien er sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, dient de aanvrager vooraf schriftelijk een archeologisch advies in te winnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.

7.4.5 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op artikel 7.4.5 onder b bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    • 4. doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
    • 5. begeleiding van de activiteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

7.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3 en 7.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.

Artikel 8 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en/of de versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en/of cultuurhistorische waarden.

8.2 Bouwregels

Het oprichten van bouwwerken binnen deze dubbelbestemming mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. waardevolle landschaps- en bebouwingsstructuren en landschapselementen;
  • b. waardevolle verkavelings- en waterstructuren;
  • c. waardevolle landschapselementen.

8.3 Nadere eisen

Indien er sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, dient de aanvrager vooraf schriftelijk een advies in te winnen bij een landschapsdeskundige, respectievelijk een deskundige op het gebied van cultuurhistorie, van het bevoegd gezag. Er kunnen nadere eisen worden gesteld ter bescherming van de aanwezige ruimtelijk-historische - en/of cultuurhistorische waarden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige ruimtelijk-historische - en/of cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Werkzaamheden

Het is verboden om op of in gronden als bedoeld in artikel 8.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van (oude) funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen;
  • c. het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. activiteiten die wijziging van de waterhuishouding of het waterpeil tot gevolg hebben of kunnen hebben, zoals uitdiepen, draineren of het onttrekken van grondwater;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard en het verrichten van handelingen die leiden of kunnen leiden tot ernstige beschadiging daarvan.

8.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 8.5.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:

  • a. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • b. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door de houder van een opgravingsvergunning zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
  • d. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten, of
  • e. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bouwwerken
10.1.1 Maximale bebouwingsoppervlakte

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1' mag gezamenlijk maximaal 1.350 m2 bebouwd worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 2' mag gezamenlijk maximaal 900 m2 bebouwd worden.

10.1.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in de regels anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
erf- en perceelafscheidingen op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige erf- en perceelafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten   6 meter  
lantaarnpalen   6 meter  
lichtmasten   9 meter  
vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15 meter  
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie   5 meter  
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes   5 meter  
schotelantennes   3 meter  
straatmeubilair   2 meter  
speeltoestellen   5 meter  
objecten van beeldende kunst   6 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van nutsvoorzieningen   3 meter  
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding   3 meter  

10.2 Parkeernormen

In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg te worden gehanteerd, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling ook een gemeenschappelijke parkeervoorziening als eigen terrein wordt aangemerkt.

10.3 Bestaande maten
10.3.1 Afwijkende hogere maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldende plan, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

10.3.2 Afwijkende lagere maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldende plan, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

10.3.3 Herbouw

In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 10.3.1 en 10.3.2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Tot gebruik, strijdig met dit plan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor buitenopslag;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor geluidgevoelige functies indien de voorkeursgrenswaarde conform de Wet geluidhinder overschreden wordt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, indien voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit plan beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, afwijken van:

  • a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de bestemming noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van hoofdstuk 2 van dit plan;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft met ten hoogste 10%;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiten van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst, zend-, ontvang- en sirenemasten tot ten hoogste 40,00 meter.

12.1.1 Aanvullende voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 wordt slechts verleend:

  • a. indien en voor zover hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. indien en voor zover sprake is van een algemeen belang dan wel van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.
12.2 Mantelzorg
12.2.1 Afwijken van de gebruiksregels voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels van dit plan en toestaan dat een bestaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, indien en voor zover:

  • a. een dergelijke vorm van wonen noodzakelijk is vanuit oogpunt van het verlenen van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en andere belanghebbenden.
12.2.2 Intrekken afwijking

Het bevoegd gezag trekt de afwijking als bedoeld in artikel 12.2.1 in zodra de bestaande noodzaak vanuit oogpunt van het verlenen van mantelzorg niet langer aanwezig is.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de situering en/of begrenzing van op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken wordt gewijzigd indien:

  • a. de oppervlakte van elk bouwvlak en/of bestemmingsvlak met niet meer dan 5% wordt vergroot dan wel verkleind;
  • b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai op de gevel van geluidgevoelige objecten respectievelijk op de grens van geluidgevoelige terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. ter plaatse voorkomende dan wel aan de betreffende gronden eigen cultuurhistorische, landschappelijke, botanische of ecologische waarden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de woonsituatie;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de sociale veiligheid;
    • 7. de aansluiting aan structurele groen- en/of waterelementen;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

14.1.2 Afwijken algemene regel

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzonderingen

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Verandering gebruik

Het is verboden met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.1.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Voorwaarde

Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2.5 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het in 14.2 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor één of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan grond en/of opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die natuurlijke persoon of personen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel d14.2.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Vlietvoorde Weide'.