direct naar inhoud van Artikel 4 Besluitvlak Beschermd dorpsgezicht Kolhorn
Plan: Beheersverordening Kolhorn, Barsingerhorn en Haringhuizen (kernen)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1911.BV00001-VA01

Artikel 4 Besluitvlak Beschermd dorpsgezicht Kolhorn

4.1 Doel besluitvlak

Voor de gronden gelegen binnen het besluitvlak 'Beschermd dorpsgezicht Kolhorn', zijn naast de regels zoals genoemd in artikel 3, tevens de regels in dit artikel van toepassing.

4.2 Beschrijving in hoofdlijnen

De navolgende eigenschappen van de openbare ruimte zijn van belang voor de historisch-ruimtelijke structuur.

4.2.1 Ruimtelijke structuur en inrichting
  • a. De patronen van dijken, water, wegen/paden, verkaveling en situering van bebouwing zoals weergegeven op de kaarten in bijlage 1 en 2 bij deze regels dienen gehandhaafd te blijven.
  • b. De inrichting van de wegen, het water, overtuinen, kaden, trappen, bruggen, kademuren en oeverbeschoeiingen zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2 bij deze regels dient door materiaalgebruik en profilering in harmonie te zijn met de cultuurhistorische ruimtelijke structuur.
  • c. Richtlijnen zijn hierbij:
    • 1. De Westfriesedijk met bijbehorende afritten dient met asfalt bestraat te zijn. De slijtlaag dient qua kleur en structuur te refereren aan de oorspronkelijke grindverharding. de bermen dienen behoudens een rabatstrook van gebakken klinkers te bestaan uit gras en uit een verharding met grasstenen op plaatsen waar geparkeerd mag worden. Voor zover op de Westfriesedijk in de omgeving van voormalige turfschuren aanvullende parkeergelegenheid noodzakelijk is, zal deze in overleg met de gemeentelijke monumentencommissie worden vormgegeven.
    • 2. Bij de overige wegen dient de verharding overwegend te bestaan uit gebakken klinkers in de kleuren geel en rood.
    • 3. De oevers van het Kolhornerdiep ten oosten van de brug dienen uit gemetselde kademuren te bestaan. Ten westen van de brug is een meer informele oeverbescherming gewenst. De oevers van de Hoogsloot dienen, waar mogelijk, natuurlijke oevers te zijn, waar een beschoeiing nodig is, dient deze te worden uitgevoerd in hout en te refereren aan het historische beeld. De oever van de Benedenkolk langs de Oude Streek dient een gemetselde kademuur te zijn. Dit geldt ook voor de overzijde voor het stuk tussen het gemaal en de Klokkebrug. De overige oevers dienen, waar nodig, een houten beschoeiing te hebben. Van deze materiaalrichtlijnen kan incidenteel worden afgeweken, mits het beeld blijft passen in het gewenste historische beeld. Voor de hoogte van de beschoeiing is handhaving van de bestaande karakteristieke hoogteverschillen uitgangspunt.
    • 4. Bij de bruggen dient de bestaande vormgeving, kleurstelling en materiaalgebruik gehandhaafd te worden. Voor nieuwe bruggen is een goede afstemming op de cultuurhistorische waarden uitgangspunt. De nieuwe brug over de hoogsloot zal in overleg met een ter zake deskundige nader worden gedetailleerd.
    • 5. De bestaande houten trappen op het dijktalud dienen gehandhaafd te worden, zowel qua aantal als qua vormgeving en kleurstelling.
  • d. Veranderingen dienen te passen binnen c.q. aan te sluiten op de bestaande inrichting.
  • e. De begrenzing van de overtuinen door hekken en hagen en de perceelsafscheidingen, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2 ("aandachtsgebied perceelsbegrenzingen") bij deze regels dienen gehandhaafd te blijven.
  • f. Met betrekking tot het bouwen wordt gestreefd naar een verschijningsvorm zoals weergegeven in de in bijlage 3 bij deze regels aangegeven regels c.q. geveltekeningen. Voor de panden c.q. gedeelten van panden waarvan bouwvorm, gevelindeling en materiaalgebruik zijn aangegeven met 'te handhaven' wordt gestreefd naar de handhaving van de huidige verschijningsvorm.
4.2.2 Functionele structuur
  • a. De woonfunctie wordt als kenmerkend voor het dorp als belangrijkste functie beschouwd.
  • b. De huidige functie van wegen en paden dient voor wat betreft de verkeersfunctie al dan niet gericht op doorgaand verkeer in hoofdzaak gehandhaafd te blijven.
  • c. In de verordening zijn, met inachtneming van het bepaalde in de regels, additionele voorzieningen in de vorm van terreinaankleding, ontsluiting en parkeren voor eigen behoefte e.d. begrepen.
  • d. Voor zover in de regels geen nadere regels zijn opgenomen mogen groenvoorzieningen tevens worden ingericht als kijk- en speelgroen, grasland, water e.d.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de bouwmaterialen en gevelindeling van de gevels voor zover deze niet zijn beschreven in bijlage 3 bij deze regels, in die zin dat de gevels in gebakken materiaal of hout moeten worden uitgevoerd, dan wel gepleisterd dienen te worden en de daken met gebakken pannen dienen te worden afgedekt en de gevelopeningen hoger dienen te zijn hun breedte.
  • b. het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen, gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden, in die zin dat de gevels in gebakken materiaal of hout moeten worden uitgevoerd, danwel gepleisterd dienen te worden en de daken met dakpannen dienen te worden afgedekt.
4.3.2 Voorwaarden nadere eisen

De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op:

  • a. het beschermde dorpsgezicht;
  • b. de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundig beeld;
  • c. het woonmilieu van de aangrenzende percelen.