Plangeschiedenis
Voor het buitengebied van de voormalige gemeente Wieringermeer is op 27 oktober 2011 het bestemmingsplan Buitengebied 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Wieringermeer. Met het bestemmingsplan werd voorzien in een actuele planologische regeling voor nagenoeg het hele buitengebied van Wieringermeer.
In het bestemmingsplan waren onder meer de bestaande lijnopstellingen van windmolens opgenomen. In het voorgaande bestemmingsplan was de bouwhoogte voor windturbines in lijnopstelling ongelimiteerd; in het in 2011 vastgestelde plan zijn de maximale maten afgestemd op de Structuurvisie Windplan Wieringermeer. Hoewel hiermee sprake was van een beperking van de maximale afmeting van windturbines ten opzichte van het voorgaande planologische regime, waren de in 2011 geboden mogelijkheden aanzienlijk ruimer dan feitelijk aanwezig.
Geschil
Tijdens de totstandkoming van het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan is er een verschil van mening ontstaan met het Ministerie van Defensie over radarverstoring. Het ministerie was van mening dat er sprake was van een nieuwe planologische situatie, waarbij hogere bouwhoogten werden toegelaten dan feitelijk aanwezig en er een radarverstoringstoets voor de nieuwe windturbines noodzakelijk was. De gemeente was het met de verplichte radarverstorinsgtoets oneens. Discussiepunt was de uitleg van een brief van het Ministerie van Defensie van 27 oktober 2006, waarin het radarverstoringsbeleid uiteen is gezet. In deze brief is aangegeven dat bouwplannen waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning is verkregen en bestemmingsplannen waarin mogelijkheden zijn vastgelegd voor bouwwerken met een hoogte die hoger is dan de maximaal toelaatbare hoogte (45,9 meter ten opzichte van vliegveld De Kooy) zullen worden gerespecteerd. Daarnaast werden gemeenten in deze brief verzocht de mogelijkheden te verkennen om de bouwhoogtes in overeenstemming te brengen met de maximaal toelaatbare hoogtes voor wat betreft radarverstoring. De gemeente stelde zich op het standpunt dat gelet op de ongelimiteerde bouwhoogte er sprake was van een behoorlijke teruggang in bouwmogelijkheden en dus voldoende aan de inspanningsverplichting was voldaan. Het Ministerie stelde dat dit onvoldoende was.
Oordeel Raad van State
De Raad van State heeft op 16 januari 2013 (zaaknummer: 201201158/1/R1) het beroep van het Ministerie gegrond verklaard. Omdat de bestemmingsplanregeling voorziet in ruime uitbreidingsmogelijkheden ten opzichte van de tijdens de planvaststelling bestaande windmolens in lijnopstelling, is de Raad van State van oordeel dat in het kader van de te verrichten belangenafweging de gemeenteraad niet had mogen voorbijgaan aan de mogelijke gevolgen van de planregeling voor de werking van de radar. Omdat de bouwmogelijkheden van het voorheen geldende planologische regime niet maximaal zijn verwezenlijkt, moeten de gevolgen van deze bouwmogelijkheden voor de werking van de radar in het kader van de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan zelfstandig worden beoordeeld. Dit is niet gedaan. Als gevolg hiervan heeft de Raad van State de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens" en "specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelling" op 16 januari 2013 van de plankaart verwijderd.
Uitspraak Raad van State
Met de uitspraak van de Raad van State zijn een tweetal functieaanduidingen voor respectievelijk "windmolens in lijnopstelling" en "testlocaties voor windmolens" van de verbeelding verwijderd. Een functieaanduiding is geen specifieke bestemming maar een laag bovenop een bestemming, waardoor de onderliggende bestemming, in dit geval "Agrarisch" in stand is gebleven. Omdat niet de bestemming is vernietigd wordt niet teruggevallen op de planologische mogelijkheden die het voorgaande bestemmingsplan bood, maar blijft de bestemming "Agrarisch" van het bestemmingplan Buitengebied 2009 van kracht. Door het verwijderen van de aanduidingen op de plankaart hebben de verwijzingen naar deze aanduidingen in de planregels geen betekenis meer (zij verwijzen naar een niet bestaande aanduiding). Het gevolg hiervan is dat het op grond van dit bestemmingsplan niet meer mogelijk is om windturbines in een lijnopstelling op te richten. Met voorliggend bestemmingsplan worden, met in acht name van de uitspraak van de Raad van State en binnen de juridische mogelijkheden, de aanduidingen hersteld.
Overige reparaties
Naast de noodzakelijke reparatie als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, wordt het bestemmingsplan op nog een aantal andere punten aangepast. Het gaat daarbij om individuele percelen die om uiteenlopende redenen moeten worden voorzien van een andere bestemming dan in het in 2011 vastgestelde plan. In hoofdstuk 3.1 wordt beschreven om welke percelen het gaat.
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is het beleid van hogere overheden en de gemeente Hollands Kroon op een aantal punten gewijzigd/vernieuwd. De onderstaande regelgeving en beleid zijn in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt:
In paragraaf 3.1 wordt hier, waar nodig, nader op ingegaan.
Net als ieder ander bestemmingsplan, bestaat dit bestemmingsplan uit een toelichting, regels en een verbeelding. Het doel van dit bestemmingsplan is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad van State en het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 op onderdelen te repareren. Het bestemmingsplan is overeenkomstig dit doel opgezet. Het betreft geen actualisatie van het geldende bestemmingsplan, maar een reparatie. Concreet betekent dit dat in de toelichting alleen aandacht wordt besteed aan de te repareren onderdelen. De beleidsbeschrijving is hierdoor beperkter van aard en de toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten heeft alleen betrekking op de gewijzigde onderdelen. Analoog hieraan zijn op de verbeelding alleen de gewijzigde percelen/ aanduidingen opgenomen. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen de regels uit het Bestemmingsplan Buitengebied 2009 integraal over te nemen. Echter, uitsluitend de
cursieve
en onderstreepte tekstdelen
maken deel uit van dit bestemmingsplan. De
dubbeldoorgehaalde tekstdelen
zijn komen te vervallen.
Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Nationale belangen op het gebied zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat beschreven wordt in paragraaf 2.1.2.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening regelen de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:
Vanuit het Barro/Rarro gelden diverse beperkingen voor het grondgebied van de gemeente Hollands Kroon. Relevant in het kader van de voorliggende reparatie is het 'radarverstoringsgebied'. Uit het kaartmateriaal behorende bij het Rarro blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van het militaire vliegveld Leeuwarden (zie figuur 2.1). Uit het Rarro blijkt dat een radarverstoringstoets moet worden uitgevoerd voor bebouwing met een hoogte vanaf 89 m. Het plangebied is tevens gelegen binnen het radarverstoringsgebied van vliegveld De Kooy. Op dit vliegveld is een radarinstallatie voor civiele doeleinden alsmede Distance Measuring Equipment (DME) aanwezig. Ter bescherming van de belangen van zowel de militaire als de civiele radarinstallaties is in dit bestemmingsplan een radarverstoringstoets opgenomoen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Barro/Rarro.
Figuur 2.1: Radarverstoringsgebied vliegbasis Leeuwarden (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie "Noord-Holland 2040" vastgesteld. Uitgangspunt voor 2040 is "kwaliteit door veelzijdigheid". Op 23 mei 2011 is hier de eerste partiële herziening van vastgesteld. De doelstelling van de structuurvisie is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een drietal provinciale belangen aangewezen: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid.
In een bestemmingsplantoelichting dienen de hoofddoelstelling en de provinciale belangen die zijn verwoord in de structuurvisie genoemd te worden. Verder wordt in de structuurvisie op specifieke onderwerpen in algemene bewoordingen aangegeven wat het provinciaal beleid is. Wanneer relevant kan dit in een bestemmingsplantoelichting worden opgenomen.
Figuur 2.2: Hoofddoelstellingen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
Uitgangspunt voor 2040 is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.
De structuurvisie is bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.
Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen.
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad van Hollands Kroon de "Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen" vastgesteld. Deze regeling heeft tot doel de verschillende regelingen die er in de voormalige gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gelden ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, bed & breakfast, mantelzorg en aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, te uniformeren.
De regeling maakt een onderscheid tussen woningen binnen en buiten de bebouwde kom. De gemeente heeft ervoor gekozen een ruime regeling vast te stellen, die de nodige ruimte biedt voor bouw- en gebruiksregels. Inwoners krijgen binnen hetgeen dat als maximaal ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht, de ruimte om hun bouwwensen en gebruikswensen te realiseren. Per aspect wordt hierbij uitgegaan van de meest soepele regeling van de oude gemeenten, mits deze op zichzelf én cumulatief geen afbreuk doet aan de totale regeling dan wel leidt tot onevenredige beperkingen c.q. belemmeringen voor omliggende percelen. De regeling is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de onderdelen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen 'reparaties' en onderdelen die worden toegevoegd of gewijzigd in verband met veranderde wet- en regelgeving en beleidsmatige inzichten.
Als gevolg van de hiervoor besproken uitspraak van de Raad van State zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' en 'specifieke vorm van agrarisch - lijnopstellingen voor windmolens' komen te vervallen. In dit bestemmingsplan worden deze aanduidingen opnieuw opgenomen. De begrenzing van de aanduidingenvlakken is daarbij net iets ruimer dan in het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009. Ter voldoening aan het Barro/Rarro is tevens een radarverstoringstoets in het bestemmingsplan opgenomen. In het gehele plangebied geldt een bouwverbod voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 89 m. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsbevoegdheid om het bouwverbod te doorbreken. Een afwijking kan slechts vergund worden nadat Defensie een positief advies heeft uitgebracht.
Naast de noodzakelijke reparatie als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, wordt het bestemmingsplan op nog een aantal andere punten aangepast. Het gaat daarbij om individuele percelen die om uiteenlopende redenen moeten worden voorzien van een andere bestemming dan in het in 2011 vastgestelde plan. In hoofdstuk 3.1 is beschreven om welke percelen het gaat. Het gaat om de volgende percelen:
Veranderen in "Wonen":
Veranderen in "Agrarisch":
Veranderen in "Bedrijf":
Naast het wijzigen van de bestemmingen van deze percelen op de verbeelding (percelen), dient voor een aantal andere percelen een specifiekere bestemming geboden te worden dan opgenomen in het vigerende plan. Het gaat om de volgende percelen:
In de bouwregels van de betreffende bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de plaats, omvang en maatvoering van bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bij (bedrijfs)woningen. De hoofdregel is dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken nooit meer mag bedragen dan de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, vermeerderd met:
Hierbij geldt altijd dat het bebouwingspercentage op een bouwperceel nooit meer dan 50% mag bedragen. Daarnaast zijn er regels voor de goot- en bouwhoogte opgenomen en is er voorzien in een specifieke regeling voor erkers voor de voorgevel van het hoofdgebouw. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
In diverse bestemmingen zijn regels opgenomen voor een gebruik van (bedrijfs) woningen samen met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, bed & breakfast en mantelzorg. Maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de woningen en de bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven worden gebruikt, met een maximum van 75 m². Het gaat om ‘lichte’ activiteiten die geen onevenredige hinder aan het woon- en leefmilieu mogen toebrengen. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan. De aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven die zijn toegestaan, zijn vermeld in bijlage 1 bij de regels. Het betreft hier een niet-limitatieve lijst. Beroepen of bedrijven die naar de aard daarmee vergelijkbaar zijn, zijn eveneens toegestaan. Daarnaast mogen bestaande (bedrijfs)woningen en bestaande bijbehorende bouwwerken voor een hobbymatige bed & breakfast voor maximaal 4 personen worden gebruikt. Een eigen kookgelegenheid is daarbij niet toegestaan. Mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte dan wel in een mantelzorgwoning is mogelijk na afwijking. Deze afwijking wordt alleen verleend indien de noodzaak is aangetoond aan de hand van een indicering door een onafhankelijke indicatieorganisatie. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte dan wel mantelzorgwoning mag niet meer dan 70 m² bedragen. Binnen 6 maanden na de beëindiging van de mantelzorg moet het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte ongedaan zijn gemaakt, dan wel moet de mantelzorgwoning zijn verwijderd.
Agariers moeten de mogelijkheid hebben een tweede agrarische bedrijfswoning op te richten. Conform het provinciaal beleid kan een verzoek hiertoe slechts gehonoreerd worden, indien aangetoond kan worden dat deze woning noodzakelijk is uit het oogpunt van toezicht. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden'.
Op 1 januari 2013 is de wettelijke basis voor plattelandswoningen gelegd, onder andere door toevoeging van artikel 1.1a aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met deze wetswijziging wordt het planologisch mogelijk gemaakt om de agrarische bedrijfswoning (tevens) door een derde te laten bewonen zonder dat dit het betreffende bedrijf beperkt in de bedrijfsvoering. Door een status als plattelandswoning kan een woning niet aangemerkt worden als een gevoelig object in het kader van de wet- en regelgeving op het gebied van milieu. Degene die daar woont, kan niet klagen over geluid of stankoverlast van het bedrijf waartoe de woning behoort of behoorde. Een omzetting naar een woonbestemming verdient in principe altijd de voorkeur boven het aanwijzen van een woning als plattelandswoning. Tenslotte blijft een woning met de status “plattelandswoning” beschouwd worden als onderdeel van de landbouwinrichting. Het is daarom niet mogelijk een andere bedrijfswoning te realiseren, als een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik is. De afweging om bewoning van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door derden toe te staan, ligt bij het gemeentebestuur. In het voorliggende bestemmingsplan is hiervoor, in aanvulling op het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, een regeling opgenomen.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar 'repareert' het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 in een aantal opzichten. Het legt bestaande rechten vast. Toetsing aan milieuaspecten is daarom niet aan de orde. Het gaat immers om bestaand, legaal gebruik, dat niet goed was bestemd.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de eisen die gelden voor het opstellen van bestemmingsplan, zoals neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Voor dit bestemmingsplan is gebruikt gemaakt van de SVBP 2012, terwijl het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 is opgesteld volgens de SVBP 2008. De reden hiervoor is dat per 1 juli 2013 de SVBP 2012 verplicht moet worden toegepast.
Volledigheidshalve wordt hier nogmaals opgemerkt dat uitsluitend de cursieve en onderstreepte tekstgedeelten onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan. Om de leesbaarheid te vergroten zijn de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 integraal overgenomen.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. De begrippen zijn afgestemd op de 'standaard begrippenlijst' die de gemeente Hollands Kroon hanteert.
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hieronder worden de verschillende bestemmingen die onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan kort toegelicht.
Agrarisch / Agrarisch met waarden
De bestemming "Agrarisch" / "Agrarisch met waarden" is op een aantal punten gewijzigd. Allereerst is de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen toegevoegd. Dit betekent onder meer dat de regels voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en mantelzorg zijn aangepast. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor:
Ten slotte is een aantal aanduidingen in de regels verwerkt, te weten: :
Voor het overige is de regeling ongewijzigd gebleven.
De bestemming 'Bedrijf' is op een aantal punten aangevuld: Allereerst is de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen toegevoegd. Dit betekent onder meer dat de regels voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en mantelzorg zijn aangepast.
Op de tweede plaats is een aantal aanduiding in de regels verwerkt. Het gaat om de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - architectenbureau'. Deze aanduiding maakt het mogelijk om tevens een architectenbureau uit te oefenen op het perceel Oosterkwelweg 3.
Evenals de hiervoor besproken bestemmingen is de bestemming "Wonen" aangevuld met de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen. Daarnaast is de gebruiksmogelijkheid voor een paardenbak uit de bestemmingsomschrijving verwijderd. Voor het overige is de regeling ongewijzigd gebleven.
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, algemene regels gesteld die van toepassing kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.
De belangrijkste toevoeging aan dit hoofdstuk betreft opname van een radarverstoringstoets in artikel 27.3 van de regels. Voor het gehele plangebied geldt een bouwverbod voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 89 m. Dit verbod geldt niet voor het vervangen/vernieuwen van bestaande bouwwerken. Artikel 27.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid om het bouwverbod te doorbreken. Een afwijking kan slechts vergund worden nadat Defensie en Luchtverkeersleiding Nederland een positief advies hebben uitgebracht.
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naamgeving van het bestemmingsplan vastgelegd. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om - indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten -deze te verhalen op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld of die van invloed zijn op de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Het voorontwerp is verzonden aan:
Van deze partijen heeft het Ministerie van Defensie gereageerd en aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op het plan.
Op basis van de vooroverlegreacties en ambtshalve wijzigingen (ondergeschikte tekstuele wijzigingen) is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder gedurende een termijn van zes weken zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. Deze termijn liep van 17 juli 2014 tot en met 27 augustus 2014.
Op het bestemmingsplan zijn twee zienswijzen binnengekomen. De samenvatting en beantwoorden hiervan is opgenomen in de 'Notitie zienswijzen en ambtelijke wijzigingen', die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze toelichting. Los van de ingekomen zienswijzen zijn tevens enkele 'ambtelijke wijzigingen' doorgevoerd. Deze zijn eveneens in voornoemde notitie opgenomen.