direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Camping Waddenzee
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de voormalige gemeente Wieringen is de ambitie uitgesproken om de uitstraling van het eiland Wieringen voor recreatie in combinatie met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken. Deze ambitie is overgenomen door de gemeente Hollands Kroon, waarin de voormalige gemeente Wieringen is opgenomen. De gemeente heeft de recreatieondernemers opgedragen een verbeterplan op te stellen waarin de (brand) veiligheid centraal staat.

Voor Camping Waddenzee betekent deze kwaliteitsverbetering onder andere verwijdering van oude caravans, herinrichting standplaatsen en verbetering van sanitaire voorzieningen. De huidige bedrijfsomvang is echter niet toereikend om het verbetering proces uit te kunnen voeren zonder verlies aan standplaatsen.

In het kader van de gewenste kwaliteitsverbetering is reeds in 2011 een verbeterplan opgesteld. Delen van dit plan zijn reeds gerealiseerd. Een van de gevolgen van het verbeterplan is het verlies aan standplaatsen. In overleg met de gemeente heeft de initiatiefnemer een plan op gesteld om het aantal standplaatsen terug te brengen naar het oorspronkelijke aantal. Hiervoor zijn overeenkomsten gesloten met verschillende partners om gronden aan de westzijde van de camping aan te kopen.

De uitbreiding van de camping is op basis van de geldende beheersverordening niet toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische inpassing van de voorgenomen ontwikkeling. Aangetoond zal worden dat het voornemen in overeenstemming is met een ‘goede ruimtelijke ordening’.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt aan de rand van het dorp Westerland in de gemeente Hollands Kroon. De camping wordt globaal begrensd door de Westerlanderweg, Zuiderdamsterweg en de Westerdamsterweg. Aan de oostzijde van de camping liggen agrarische percelen. Figuur 1.1 laat de ligging van het plangebied zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied Camping Waddenzee

1.3 Planologische regeling

Ter plaatse van het plangebied vigeert de beheersverordening 'Buitengebied Wieringen', vastgesteld op 5 november 2013. In de beheersverordening zijn de voorschriften, de daarbij behorende plankaarten van de voorgaande geldende bestemmingsplannen van overeenkomstige toepassing, alsmede de op basis van deze plannen afgegeven projectbesluiten/vrijstellingen/ontheffingen en/of afwijkingen.

Voor het plangebied betekent dit dat de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan Lutjestrand (2003) van toepassing is. Voor het plangebied zijn de bestemmingen 'Kampeerterrein' voor de huidige camping gronden en de bestemming 'Agrarisch gebied' voor de voorziene uitbreidingsgronden opgenomen. Figuur 1.2 laat een uitsnede zien van de vigerende plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0002.png"

Figuur 1.2. Uitsnede plankaart

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het gewenste project. Daarbij wordt ook kort ingegaan op de huidige situatie. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten, zoals archeologie en ecologie. Gevolgd door een toelichting op het juridische systeem in hoofdstuk 5, waarbij uitleg gegeven wordt hoe de gewenste ontwikkeling is vertaald in de juridische regeling. In hoofdstuk 6 komen tot slot de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Camping Waddenzee bestaat sinds eind jaren ‘50. De camping ligt aan de zuidwestkant van het dorp Westerland, op korte afstand van het Lutjestrand en het Amstelmeer (zie figuur 1.1).

De camping sluit aan op de lintbebouwing aan de Westerlanderweg, waar de entree is gesitueerd en loopt in zuidelijke richting door tot aan de Westerdamsterweg. Het kampeerterrein ligt gedeeltelijk achter particuliere woningen aan de Westerlanderweg (zie figuur 2.1). Het kampeerterrein strekt zich uit vanaf de Westerlanderweg (hoog) tot in de lage koog en wordt omzoomd door beplanting: ten noorden van de walsloot aan de oost en westkant door twee (forse) inheemse windsingels. Ten zuiden van de walsloot is de groensingel "dunner" en bestaat uit een hekwerk in combinatie met een wintergroene coniferenhaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0003.png"

Figuur 2.1. Luchtfoto van de camping

De camping is in hoofdzaak gericht op vaste standplaatsen en stacaravans, maar biedt tevens ruimte voor toeristisch kamperen (passanten, fietsers, windsurfers). De camping wordt gekenmerkt door eenvoud (‘no nonsense camping’) en maakt op het eerste gezicht een wat gedateerde indruk. De eigenaar heeft een verbeterplan opgesteld en is bezig de camping op te knappen.

Camping Waddenzee heeft een oppervlakte van circa 4,5 ha. Voorafgaand aan de eerste verbeteringen (sinds 2011) waren er 175 kampeerplaatsen, onderverdeeld in 155 vaste standplaatsen en 20 toeristische plaatsen. Als gevolg van de kwalitatieve verbeteringen, bestaande uit onder andere het vergroten van de standplaatsen, biedt de camping momenteel nog plaats aan 137 kampeerplaatsen.

De stacaravans blijven het hele jaar op de camping staan, doch het gebruik is beperkt tot de periode april-oktober (seizoenexploitatie). Na afloop van het seizoen worden de nutsvoorzieningen afgesloten.

Bebouwing

Langs de Westerlanderweg staan drie gebouwen die de entree van de camping vormen. In het pand op nummer 43 is de receptie gevestigd. De entree van het kampeerterrein bevindt zich aan de westzijde van dit gebouw. Het middelste gebouw betreft een nieuw multifunctioneel gebouw. Het gebouw biedt ruimte aan horeca, dienstverlening, kantoor en wonen op de verdieping en is een van de uitgevoerde verbeteringen.

Voorzieningen

Midden op het terrein, aan de watergang, staat een sanitair gebouw. Dit gebouw is voornamelijk bedoeld voor gebruikers van de kampeerplaatsen. Het gebouw faciliteert douches, toiletten en wasbakken. Direct ten zuiden van het multifunctionele gebouw, nabij de entree van de camping is een kleine speeltuin en sportvoorziening aanwezig. Nabij de entree is tevens ruimte gereserveerd voor bezoekersparkeren, beheerdersfaciliteiten en opslag.

Terrein

Opgemerkt wordt dat het terrein naar het zuiden toe naar beneden afloopt, zie ook figuur 2.2. Van het noordelijk deel van het terrein tot het zuidelijk deel van het terrein is het hoogteverschil meer dan 4 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0004.png"

Figuur 2.2. Uitsnede Algemene Hoogtekaart Nederland (Bron: https://ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer/)

2.2 Gewenste ontwikkeling

Camping Waddenzee wil om bedrijfseconomische motieven de camping verbeteren, zodat er een camping wordt gerealiseerd die voldoet aan de eisen van deze tijd. Daarmee wordt tevens voldaan aan de ambitie van de gemeente om de recreatie op het eiland Wieringen met behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken. De eerste verbeteringsstappen zijn inmiddels gezet met de realisatie van een nieuw multifunctioneel gebouw, het herschikken van beheersfaciliteiten en de revitalisering van het entreegebied. Om inkomsten te generen zal het multifunctionele gebouw, inclusief terras, gebruikt worden voor horeca in de categorie 1 - 2.

Een volgende stap van het verbeterplan betreft een kwalitatieve aanpassing van het kampeerterrein. Camping Waddenzee is genoodzaakt om te voldoen aan de eisen voor brandveiligheid om een veilige campingomgeving te garanderen. Deze verbeteringen betreffen het vergroten van de standplaatsen en verbeteren van de inrichting en ontsluiting van de camping. De eerste schetsen en onderzoeken hebben echter aangetoond dat de benodigde verbeteringen om aan deze eisen te voldoen, onmogelijk zijn te combineren met een bedrijfsvoering welke inspeelt op de verschuiving van de markt. De eisen van overheid (gemeentelijke brandveiligheidsvoorschriften) en markt (recreanten willen grotere plaatsen, meer comfort en meer beleving) vergen meer ruimtebeslag dan nu voorhanden is op eigen terrein. Op eigen terrein is het dan ook onmogelijk om hetzelfde aantal standplaatsen te behouden, waardoor de bedrijfsvoering onder druk komt te staan.

Om de beschreven knelpunten op te lossen, is een terreinuitbreiding van circa 1,2 ha benodigd om het bestaande aantal standplaatsen te kunnen handhaven. Hierdoor wordt het mogelijk om circa 50 standplaatsen uit te plaatsen en het bestaande terrein te herinrichten. In overleg met de gemeente is gekozen voor een uitbreiding in westelijke richting. Figuur 2.3 geeft een impressie van de beoogde ruimtelijke aanpassing van het kampeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressie ontwikkeling

De gronden die nodig zijn om de 50 standplaatsen uit te plaatsen zijn voorzien aan de westzijde van de huidige camping. Dit betreffen de gronden die momenteel in gebruik zijn als parkeerterrein voor recreanten. Het betreffen de gronden gelegen tussen de camping en de Westerdamsterweg, in eigendom bij de gemeente Hollands Kroon.

Camping Waddenzee zal uiteindelijk weer in totaal bestaan uit 150 standplaatsen, waaronder maximaal 25 recreatiewoningen, en 25 mobiele standplaatsen. Het betreft een herschikking van kampeermiddelen en geen uitbreiding ten opzichte van de bestaande situatie voor de verbetermaatregelen.

Specifiek voor de uitbreiding is door Natuurlijke Zaken een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, zie bijlage 5. De noord- en westzijde van dit terrein wordt landschappelijk ingepast door middel van een groenstrook. De Westerdamsterweg maakt deel uit van het landschapstype 'kleinschalige, glooiende landschap van Wieringen met hoge hagen langs landbouwweggetjes en het micro reliëf' (omgevingsvisie gemeente Hollands Kroon). Het planologisch vastleggen van onder andere deze haag, draagt hieraan bij. Het zicht vanaf de Zuiddamsterweg wordt niet beïnvloed door het beoogde plan. Nieuwe hagen en houtwallen worden gepland, aansluitend op de reeds bestaande groenstructuren. Aansluitend op de nieuwe velden worden parkeervoorzieningen aangelegd.

Afmetingen

In de basis wordt uitgegaan van de volgende afmetingen:

  • De vaste kampeermiddelen hebben een oppervlakte van 70 m2 en een hoogte van maximaal 5 meter. Dit is in lijn met het advies van RECRON om aan te sluiten bij maten die zijn opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarbij behorende Besluit omgevingsrecht (Bor) waarin regels zijn opgenomen voor (omgevings)vergunningvrij bouwen.
  • De beheersvoorzieningen hebben een oppervlakte van 400 m2 en een goothoogte van 3 meter.
  • De recreatiewoningen hebben een oppervlakte van 80 m2 en een maximale hoogte van 4,5 meter. Omdat het NAP peil hier 0 meter bedraagt, blijft er sprake van vrij zicht vanaf de Westerlandweg (+/- 8 meter NAP).

Ten behoeve van de inpassing worden ter plaatse van de uitbreiding aan de noordzijde alleen mobiele kampeermiddelen toegestaan. Vaste kampeermiddelen en voorzieningen zijn daar niet toegestaan. Daarbij wordt op het gehele terrein gewerkt met verschillende maximale toegestane hoogtes voor mobiele en vaste kampeermiddelen, te weten 3,5 meter aan de noordzijde en 4 meter op het middenterrein. Ten zuiden daarvan gelden de in de regels opgenomen maximale bouwhoogtes van 5 meter voor vaste en mobiele kampeermiddelen en maximaal 4,5 meter voor recreatiewoningen.

Door het onderscheid in bouwhoogtes (3,5 en 4 meter op het noordelijk deel) in combinatie met het natuurlijke grote hoogteverschil zal dit zorgen voor een goede inpassing en zal geen sprake zijn van een onevenredige belemmering van het uitzicht vanuit de omliggende woningen gelegen aan de Westerlanderweg 27 en 29.

De gehele ontwikkeling en verbetering van de camping bestaat daarmee uit:

  • Groei van de oppervlakte van de camping van 4,5 ha naar ± 5,5 ha.
  • Verbetering van de landschappelijke inpassing;
  • Toename parkeercapaciteit;
  • Grotere plaatsen voor vaste en flexibele standplaatsen;
  • Verhoogd comfort;
  • Toename veiligheid (inrichting conform brandveiligheidsvoorschriften gemeente, waaronder een nieuwe nooduitgang aan westzijde), betere bereikbaarheid hulpdiensten;
  • Realisatie multifunctioneel gebouw (gerealiseerd in 2015).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Uit overzichtuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt.

De functieverbreding van de horeca wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling omdat het minder is dan 500 m2, het horecabedrijf gemaximeerd is tot en met categorie 2 en het een bestaand gebouw betreft. Omdat meer dan 500 m2 agrarische functie wordt gewijzigd in een leisurefunctie (accommodatie voor recreatie), wordt de uitbreiding van de camping wel gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Daarom is de behoefte aan de uitbreiding van de camping beschreven en gemotiveerd waarom deze ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied mogelijk is.

Dat de ladder niet van toepassing is op de functieverbreding van het multfunctionele gebouw, betekent overigens niet dat in het geheel geen aandacht aan de behoeftevraag hoeft te worden geschonken. De behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling moet met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan zijn onderbouwd (ABRvS 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2471). De bestuursrechter beoordeelt, in aanmerking genomen deze onderbouwing, of de mogelijk gemaakte ontwikkeling zodanig is, dat aanleiding bestaat voor het oordeel dat het betrokken bestuursorgaan er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat binnen de planperiode van in beginsel tien jaar behoefte zal bestaan aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542).

Laddertoets

Beschrijving behoefte

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van de camping ten behoeve van een kwalitatieve verbetering en om te kunnen voldoen aan overheidseisen ten aanzien van brandveiligheid, waarbij geen extra standplaatsen worden gecreëerd. De ontwikkeling voorziet in een relatief kleinschalige aanpassing van het kampeerterrein door enerzijds tegemoet te komen aan de gemeentelijke brandveiligheidsvoorschriften. Anderzijds wenst de markt (recreanten) meer comfort en beleving. Om een economisch-duurzame exploitatie mogelijk te maken en de huidige knelpunten op te lossen is een terreinuitbreiding van circa 1,2 hectare noodzakelijk. Met de ontwikkeling worden circa 50 standplaatsen uitgeplaatst en het bestaande terrein heringericht. De noodzaak van de herontwikkeling van de camping is om de camping een duurzaam ontwikkelingsperspectief te kunnen bieden.

Daarnaast voorziet de voorgenomen ontwikkeling in het planologisch uitbreiden van de horecafunctie in het multifunctionele gebouw op de camping. Op dit moment is de ruimte in gebruik als café, waar gegeten en gedronken kan worden en er vinden ook incidenteel feesten plaats. De horecafunctie wordt gebruikt door zowel inwoners, passanten als recreanten.

Recent hebben meerdere horecagelegenheden in de regio hun exploitatie beëindigd, waaronder drie (De Harmonie, Concordia en Chapter Four) in Hippolytushoef en een (De Postboot) in Westerland. Een horecafunctie in dit gebied voorziet in een behoefte, mede gelet op het verdwijnen van omliggende horecagelegenheden. Doordat er een gering aanbod is, kan er op dit moment niet worden voldaan aan de vraag naar gelegenheden waar ook incidenteel feesten gehouden kunnen worden. Het houden van feesten en partijen vindt nu af en toe plaats in het multifunctionele gebouw, zodat er sprake is van bestaand gebruik waarmee de behoefte voldoende kan worden onderbouwd. Het houden van feesten en partijen heeft overigens geen regulier karakter, maar beperkt zich tot incidenteel gebruik overeenkomstig hetgeen daarover in de horecavergunning is geregeld.

Camping Waddenzee wil een aantrekkelijke speler zijn en blijven in een toeristische omgeving, waar kwaliteit voorop staat.

De behoefte is nader gemotiveerd in bijlage 4 Ladderonderbouwing.

Motivering locatiekeuze

De geldende bestemming ‘Kampeerterrein’ is volledig ingericht en in gebruik voor de camping. Herstructurering, intensivering, combinatie en transformatie is niet mogelijk, zonder de kwaliteiten en bedrijfsvoering van de bestaande camping aan te tasten. Daarom is voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering een locatie aansluitend aan de bestaande camping noodzakelijk.

3.1.3 Conclusie Rijksbeleid

De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen. De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast. Cultuurhistorische waarden worden niet geschaad (zie ook paragraaf 4.7). Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Voor het provinciaal beleid zijn twee beleidsdocumenten van belang, de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (vastgesteld op 19 november 2018). In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt.

De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kúnnen investeren in een prettige leefomgeving. Omdat het leefbaar houden van de provincie ook vraagt om grote investeringen in bijvoorbeeld het landschap, natuurontwikkeling en de transitie naar een duurzame energiehuishouding.

Naast het op ontwikkeling gerichtebeleid is in de visie aandacht voor het behoud en de ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen. De provincie Noord-Holland gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering; ook tegenwoordige ruimtelijke ontwikkelingen vormen het landschap, zodat zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De Provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap als kernkwaliteit wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)

Bij de visie hoort de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Als de gemeenten bijvoorbeeld nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied mogelijk willen maken, moeten zij eerst nut en noodzaak aantonen. Ook moeten gemeenten laten zien dat de beoogde ontwikkelingen niet binnen het bestaand bebouwd gebied kunnen worden gerealiseerd. Als dan blijkt dat een nieuwe ontwikkeling niet gerealiseerd kan worden binnen het stedelijke gebied, kan dat alleen in het landelijk gebied mits wordt gebouwd 'met behoud van kwaliteit en identiteit'. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De versie die geldt is op 27 mei 2019 vastgesteld. Deze versie van de PRV is bekend gemaakt op ruimtelijkeplannen.nl.

3.2.1.1 Klimaatbestendigheid

Voor een kustprovincie als Noord-Holland is het van belang dat bij nieuwe ontwikkelingen of functies wordt onderzocht of ze harmoniëren met de ruimtelijke opgaven voor wat betreft de functie water. Dit vooral vanwege het veranderende klimaat dat vraagt om nieuwe opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterberging. Provincie Noord-Holland streeft dan ook naar een klimaatbestendige ruimtelijke ordening, waarbij gekeken wordt naar de effecten van de locatiekeuze, de ruimtelijke inrichting en de mogelijke maatregelen die getroffen moeten worden op gebouwniveau.

Het aspect klimaatbestendigheid is in drie thema’s uitgesplitst:

  • Voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast;
  • Voldoende en schoon grond-, drink- en oppervlaktewater;
  • Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie;

Beoogde ontwikkeling

In voorliggend geval brengt de ontwikkeling een beperkte toename van verharding met zich mee. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op welke wijze de ontwikkeling omgaat met het aspect waterhuishouding. In voorliggend geval betreft het geen bestemmingsplan voor één van de genoemde thema's. Er wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling geen belemmering ondervindt voor wat betreft het thema “Klimaatbestendigheid”.

3.2.1.2 Ruimtelijke kwaliteit

De Provincie Noord-Holland zorgt voor behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit ervan. De Provincie breidt de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie uit met regionale katernen, die op het niveau van de regio’s de kenmerken van het landschap (landschaps-DNA) en dorpen en bebouwing in het buitengebied (dorps-DNA) vastleggen.

Deze kenmerken zijn gedefinieerd door de ontwikkelingsgeschiedenis, openheid en visuele beleving (onder andere bouwhoogte), structuurlijnen (dijken, wegen, spoor, water, verkaveling), cultuurhistorische objecten (stolpen, molens, de Stelling van Amsterdam) en aardkundige waarden. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristieken van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren.

Het aspect ruimtelijke kwaliteit is in drie thema’s uitgesplitst:

  • Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen;
  • Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden;
  • Behoud en ontwikkeling van groen om de stad.

Beoogde ontwikkeling

Voor de ontwikkeling buiten het Bestaand Bebouwd Gebied is ontheffing van de ARO (Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling) noodzakelijk. In de Provinciale Verordening behorende bij de Structuurvisie zijn daartoe de elementen aangegeven die in een toelichting bij het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing van een ander planologische besluit moeten worden verantwoord:

  • 1. De ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.
  • 2. De ordeningsprincipes van het landschap.
  • 3. De bebouwingkarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte), ter plaatse.
  • 4. De inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid
  • 5. De bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.

Voor de gemeente Wieringen is in 2009 een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin bovenstaande elementen zijn vertaald. De geactualiseerde versie van dit plan is in november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het toetsingskader zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan Wieringen 2011 is verwerkt in het voorliggend plan, zie bijlage 3 en 5. Op basis van beide documenten kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen belemmering ondervindt voor wat betreft het thema “Ruimtelijke kwaliteit”. Opgemerkt wordt dat het onderzoek dat in bijlage 2 is toegevoegd in 2011 is uitgevoerd om de mogelijkheden van de uitbreiding te verkennen en de richtlijnen hiervan te bepalen. De conclusie is dat een uitbreiding aan de westzijde van de camping dient plaats te vinden. Dit is dan ook als het uitgangspunt voor het bestemmingsplan geweest. Na 2011 heeft een verdere uitwerking plaatsgevonden en is uiteindelijk voor de inpassing van de uitbreiding een separaat document opgesteld; dit betreft bijlage 3. Omdat het onderzoek uit bijlage 2 in 2011 is opgesteld zijn bepaalde teksten niet meer actueel. Aangezien de uitgangspunten van de verkenning van belang zijn voor de verdere uitwerking is het rapport desondanks als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

3.2.1.3 Duurzaam ruimtegebruik

De Provincie Noord-Holland zorgt voor een regionale ruimtelijke hoofdstructuur waarin functies slim gecombineerd worden en goed bereikbaar zijn, nu en in de toekomst. Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de Provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en de bereikbaarheid van die locaties.

Het aspect duurzaam ruimtegebruik is in zes thema’s uitgesplitst:

  • Milieukwaliteit;
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
  • Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken;
  • Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij;
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen

Beoogde ontwikkeling

Hoewel het aspect ‘duurzaamheid’ geen directe raakvlakken heeft met de camping, is wel sprake van een aan het buitengebied aanverwant bedrijf dat vanwege de ruimtevraag en aard van de functie niet gevestigd kan worden in het stedelijk gebied. De landbouw en overige omliggende functies en bedrijvigheid worden niet extra belemmerd in de ontwikkelingsmogelijkheden als gevolg van de uitbreiding van de functie.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening (PRV)

Artikel 5a

Artikel 5a sluit aan op de wettelijke verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking zoals vastgelegd in het Bro. Daarnaast is regionale afstemming over nieuwe stedelijke ontwikkelingen verplicht. In de Uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 is afgesproken dat Regionale afspraken tussen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in een regio over overige overige stedelijke voorzieningen kunnen worden beperkt tot werkafspraken over de wijze van afstemming bij overige stedelijke voorzieningen.

Omdat in dit geval het aantal verblijfsrecreatieve eenheden niet toeneemt, wordt regionale afstemming niet noodzakelijk geacht.

Zie voor de ladderonderbouwing paragraaf 3.1.2.

Artikel 8

In de toelichting van een bestemmingsplan wordt aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlage-rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden. Wieringen is hierin aangemerkt als een mooie glaciale opduiking. De aardkundig waardevolle fenomenen zijn keileembult, stuwwal, smeltwaterdalen, kliffen, kreekbeddingen. Bescherming van deze fenomenen is gericht op handhaving en ontwikkeling van het samenhangend beeldbepalend reliëf, kenmerkende patronen, afwisseling open en dicht en karakteristieke landschapselementen. Afgraven, ontgronden en egaliseren is niet toegestaan. De camping is gesitueerd op een stuwwal.

De aardkundige monumenten (waaronder Wieringen) worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening. De voorkomende bijzondere aardkundige waarden moeten ingeval van nieuwe ontwikkelingen ook zo goed mogelijk worden beschermd.

Voor ontgronden, egaliseren of om ondergrondse leidingen aan te brengen is een ontheffing mogelijk, bij een vergraving/aantasting tot 1 meter diepte of diepere vergravingen/aantastingen.

Zie voor cultuurhistorie paragraaf 4.7.

Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied en voor windturbines

1 Een bestemmingsplan dat in het landelijk gebied voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 5a of een nieuw landgoed als bedoeld in artikel 13a, voldoet aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (PS d.d. 21 juni 2010) ten aanzien van:

a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8;

b. de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;

c. de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis;

d. de historische structuurlijnen;

e. cultuurhistorische objecten.

2 De toelichting van een bestemmingsplan geeft aan in welke mate ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde functies rekening is gehouden met:

a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap;

b. de ordeningsprincipes van het landschap;

c. de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse;

d. de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid);

e. de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.

3. nvt

4. In het kader van de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in het eerste lid wordt de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) om advies gevraagd over plannen met grote impact.

5. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de uitgangspunten als bedoeld in het eerste en derde lid teneinde te garanderen dat de ruimtelijke kwaliteit toeneemt.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een advies opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing en stedenbouwkundige randvoorwaarden. Het advies is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen. Het advies bevat de toetsing aan de randvoorwaarden en bepalingen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Aangezien het advies in bijlage 2 in 2011 is opgesteld, zie ook paragraaf 3.2.1.3, het plan daarne verder is uitgewerkt en de verordening na het opstellen van het advies is gewijzigd is daarna een nieuw inpassingsplan opgesteld, zie bijlage 5.

Artikel 18 lid 1 Recreatiewoningen

1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen en stacaravans.

Permanente bewoning van kampeermiddelen, die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, is uitgesloten in dit plan middels lid 6.3 van de regels.

Opgemerkt wordt dat voorheen ook artikel 25 'Weidevogelleefgebied' relevant was. Op 24 december 2018 is het besluit van GS gepubliceerd (d.d. 11 december 2018) waarmee de begrenzing van het weidevogelleefgebied in de PRV is aangepast. De gronden van (de uitbreiding van) de camping liggen inmiddels niet meer binnen het weidevogelleefgebied. Artikel 25 is daarmee niet meer van toepassing.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het bepaalde in de Provinciale ruimtelijke verordening.

3.2.3 Handreiking verblijfsrecreatie Noord-Holland, september 2014

De handreiking verblijfsrecreatie gaat in op de provinciale rol bij de uitbreiding van verblijfsrecreatie buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Met deze handreiking beogen GS inzicht te geven in de wijze waarop zij de nut en noodzaak van recreatieve voorzieningen beoordelen. De provinciale aanleiding voor deze handreiking is veranderende consumenten-behoeften in de recreatieve sector: de hedendaagse recreant is op zoek naar meer beleving, luxe en comfort, wat zich uit in een andere ruimtevraag. Om de toppositie van de Noord-Hollandse verblijfsrecreatie te behouden, moet de sector zich kunnen blijven ontwikkelen. De belangrijkste (relevante) conclusies en feiten rondom de veranderende consumentenvraag zijn:

  • de vraag naar kamperen en kampeerplaatsen daalt in Noord-Holland;
  • verschuiving van kamperen naar bungalowovernachtingen/ standplaatsen;
  • het aantal gasten in Noord-Hollandse bungalowparken stijgt;
  • de differentiatie in de vraag neemt toe; meer luxe, comfort en privacy;
  • er is een groeiende vraag naar groepsbungalows en losstaande huisjes.

De provincie neemt een regierol in het landelijk gebied om de ondernemers de ruimte te bieden, maar ook om zuinig met het landschap om te gaan. Daartoe hanteert de provincie drie uitgangspunten:

  • 1. De provincie gaat uit van vraag gestuurde ontwikkeling. Er mag geen overaanbod ontstaan en gebouwd worden voor leegstand. Het is van belang dat er in regionaal verband wordt afgewogen;
  • 2. Herontwikkeling van bestaande terreinen heeft de voorkeur boven nieuwbouw;
  • 3. De recreatieve voorzieningen hebben een regionale functie. Er dient afstemming plaats te vinden tussen gemeenten of de komst van de het terrein wenselijk en noodzakelijk is. Dit voorkomt niet alleen concurrentie tussen gemeenten, maar maakt ook een integrale afweging mogelijk.

Er zijn vier onderdelen waar gemeenten rekening mee moeten houden bij de planontwikkeling buiten BBG:

  • 1. De nut en noodzaak om buiten BBG uit te breiden dient conform de ladder duurzame verstedelijking te zijn aangetoond.
  • 2. Bij een ligging in de NNN, Natura 2000, bufferzones en weidevogelleefgebieden gelden tevens compensatievereisten en het aantonen van een groot openbaar belang.
  • 3. Het plan voldoet aan de ruimtelijke kwaliteitseisen uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
  • 4. Een bestemmingsplan voorziet niet in permanente bewoning en een bedrijfsmatige exploitatie is gewaarborgd.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen gericht op de kwalitatieve verbetering van Camping Waddenzee zorgt voor een ruimtelijke uitbreiding van de camping. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is onderzoek gedaan naar de nut en noodzaak van de uitbreiding. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.

Met het ook op de ruimtelijke impact van het voornemen is tevens een landschapsinrichtingsadvies opgesteld, waarin staat beschreven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling passend is ten aanzien van landschap en cultuurhistorie. Het advies is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan. Aangezien het advies in bijlage 2 in 2011 is opgesteld en daarna een verdere uitwerking heeft plaatsgevonden, zie ook paragraaf 3.2.1.3, is aanvullend ook een inpassingsplan voor de uitbreiding opgesteld, zie bijlage 5.

Ook is de ontwikkeling gevisualiseerd en van impressies voorzien in de Toekomstvisie Camping Waddenzee in bijlage 1.

Permanente bewoning van kampeermiddelen is uitgesloten in dit plan middels lid 6.3 van de regels.

Als gevolg van de uitbreiding is het voor initiatiefnemers mogelijk om te voorzien in een toekomstbestendige bedrijfsvoering, waarvan de exploitatie is gewaarborgd.

De voorgenomen ontwikkeling is dan ook passend binnen de kaders en uitgangspunten van de provinciale handreiking verblijfsrecreatie.

3.2.4 Regionale visie verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie is een belangrijke sector voor de regio Noord-Holland Noord (NHN), in termen van ondernemerschap, investeringen, werkgelegenheid, leefbaarheid en directe en indirecte bestedingen van gasten. Om de sector optimaal te faciliteren is besloten een samenhangende visie verblijfsrecreatie op te stellen. De visie is samen met belanghebbenden tot stand gekomen. Met de visie geeft de regio duidelijkheid aan de markt waar het gaat om kansen voor (her)ontwikkelingen en transformatieopgaven. Kern van de visie is dat NHN in 2030 de meest vitale verblijfsregio van Nederland is. Regiogemeenten kunnen met deze visie invulling geven aan hun plicht om te komen tot een verantwoorde ruimtelijke ordening met betrekking tot verblijfsrecreatie. Met de visie wordt uitvoering gegeven aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Tevens biedt de visie handvatten voor de kwalitatieve onderbouwing in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (regionale behoefte). In de visie wordt ingezet op zeven leidende (ontwikkel)principes in verblijfsrecreatie:

  • 1. We werken samen aan een vitale verblijfsrecreatiesector.

Nieuw aanbod:

  • 2. Ruimte voor onderscheidend aanbod;
  • 3. We kiezen voor recreatief ondernemerschap bij nieuwe ontwikkelingen.
  • 4. We versterken de omgeving (ruimtelijk en economisch).
  • 5. We hergebruiken waar mogelijk het bestaande aanbod.

Bestaand aanbod:

  • 6. We versterken het bestaande ondernemerschap.
  • 7. We creëren nieuwe waarde voor niet-vitaal aanbod.

Deze visie is door de raad van Hollands Kroon op 27 september 2018 vastgesteld.

Toetsing

Camping Waddenzee wil om bedrijfseconomische motieven de camping verbeteren, zodat er een camping wordt gerealiseerd die voldoet aan de eisen van deze tijd. Daarmee wordt tevens voldaan aan de ambitie van de gemeente om de recreatie op het eiland Wieringen met behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken. De ontwikkeling betreft voornamelijk een kwalitatieve aanpassing van het kampeerterrein, zodat aan de eisen voor brandveiligheid om een veilige campingomgeving te garanderen kan worden voldaan. De verbeteringen betreffen het vergroten van de standplaatsen en verbeteren van de inrichting en ontsluiting van de camping. De beoogde verbeteringen sluiten aan bij de uitgangspunten van de regionale visie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie, december 2016

De omgevingsvisie is vastgesteld vooruitlopend op de Omgevingswet. Het is de missie van de gemeente om met deze omgevingsvisie als regisseur te fungeren zonder in detail te bepalen hoe iets eruit moet zien. De verantwoordelijkheid wordt laag gelegd, inwoners zelfredzaam gemaakt, ruimte gegeven aan initiatieven en ervoor gezorgd dat bureaucratie wordt verminderd. De gemeente zegt: ‘’ja, tenzij’’. Dit blijkt uit de omgevingsvisie.

Vrijetijdsbusiness is voor de gemeente belangrijk, maar voor de regio van levensbelang. Kernwoorden hierbij zijn 'groot door kleinschalig te denken en te doen' en het accent ligt op zien, doen en beleven. De gemeente stelt hiervoor geen beleid op, maar zullen samen met de partners concrete plannen ontwikkelen en uitwerken. Mede ter versterking van het bestaande aanbod.

Ten aanzien van duurzaamheid wordt gesteld tot de gemeente wil uitgroeien tot de duurzaamste gemeente van Nederland. De ontwikkelingen binnen Hollands Kroon moeten duurzaam plaatsvinden waarbij de huidige generatie zoveel als mogelijk voorziet in zijn eigen behoeften, zonder de toekomstige generaties te beperken of af te wentelen op mensen die ergens anders leven.

Het is zowel in het belang van de initiatiefnemer als de gemeente om een toekomstbestendige camping te realiseren. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op duurzaamheidprincipes.

3.3.2 Strategische visie gemeente Hollands Kroon

In de Strategische visie gemeente Hollands Kroon, Ruimte voor Rust én Dynamiek, zoals vastgesteld op 26 september 2013 geeft de gemeente haar visie en richtinggevende uitspraken tot 2020. De strategische visie is opgesteld voor de start van de fusie van de vier voormalige gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer. De strategische visie concentreert zich daartoe op drie speerpunten:

  • 1. Ruimte voor identiteitversterkende economische ontwikkelingen
  • 2. Ruimte voor grote betrokkenheid van burgers en bedrijven
  • 3. Ruimte voor kwalitatief hoogwaardig wonen en leven

De gemeente Hollands Kroon staat voor een aantrekkelijk en gezond ondernemersklimaat en een ruimhartig vestigingsbeleid. Het recreatieve en toeristische potentieel in Hollands Kroon is aanwezig en wordt in de komende jaren benut, waarbij sprake is van een samenhangende aanpak op regionale schaal. Er liggen voldoende mogelijkheden om de historie en aantrekkelijkheid van het gebied, de waterrecreatie en logiesaccommodaties te versterken.

De gemeente Hollands Kroon is van mening dat recreatie en toerisme moeten passen bij de kenmerken en ambities van de gemeente. De principes 'duurzaamheid', 'kwalitatief' en 'koppelingen met agribusiness en energie & water' zijn sturend. De gemeente zet in op de ontwikkeling van enkele parels in plaats van een brede benadering. De volgende mogelijkheden worden gezien: watersport, slechtweervoorzieningen voor de kustregio, fiets- en wandelroutes in combinatie met Bed- en Breakfast & Logeeradressen 'Vrienden op de Fiets, lokale en regionale producten en de Haven in Den Oever.

Recreatie & Toerisme is voor Hollands Kroon belangrijk en voor de Kop van Noord-Holland van levensbelang. De bijdrage vanuit Hollands Kroon moet complementair zijn aan de omliggende gemeente. Kernwoorden hierbij zijn 'groot door kleinschalig te denken en te doen' en 'accent ligt op zien, doen en beleven'.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen voor de kwalitatieve verbetering en uitbreiding van Camping Waddenzee sluit naadloos aan op het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Om in de bestemmingsregeling een goede belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies te kunnen maken, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.

Het gebied wordt getypeerd als omgevingstype rustig buitengebied. De maatgevende richtafstand voor een kampeerterrein/vakantiecentrum is op basis van de VNG-publicatie 50 meter in een rustig buitengebied voor het aspect geluid. Daarnaast geldt een richtafstand van 30 meter voor geur en gevaar. De afstand van het bouwvlak van de dichtstbijzijnde woningen (Westerlanderweg 27/29) tot aan het uitbreidingsdeel van de camping bedraagt circa 20 meter, waarmee niet aan de richtafstanden wordt voldaan.

Van de richtafstanden uit de VNG-publicatie kan gemotiveerd worden afgeweken. Om de volgende redenen zal ter plaatse van de omliggende woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat:

  • In de uiteindelijke uitvoering van de horeca, is rekening gehouden met de aanwezigheid van de woningen, zodat geluidhinder in de toekomst zo veel als mogelijk wordt vermeden. Sleutelaspecten hierbij zijn het ontwerp van het pand (naar het zuiden gericht en isolatie volgens laatste normen). Eventuele nieuwe activiteiten moeten aan de in het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen normen voldoen.
  • De richtafstand voor een horecabedrijf/zalencentrum is 0 meter in een gemengd gebied. De bestaande woningen in de omgeving zijn zowel in de huidige als toekomstige situatie op meer dan 10 meter afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan.
  • Voor geur wordt opgemerkt dat de situatie ongewijzigd blijft. Er worden geen (nieuwe) activiteiten mogelijk gemaakt die relevante geurhinder kunnen veroorzaken. Daarbij zijn de huidige horecafaciliteiten reeds vergund en wordt voldaan aan de richtafstand in gemengd gebied.
  • Ter plaatse van het terrein worden geen nieuwe risicovolle activiteiten toegestaan. Ten aanzien van de aanwezige propaantank wordt opgemerkt dat deze situatie ongewijzigd blijft en aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden moet blijven voldoen, zie ook paragraaf 4.9.

Daarnaast is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten geluidemissie vanwege het uitbreidingsdeel van de camping en de op basis daarvan te verwachten geluidniveaus in de omgeving van het uitbreidingsdeel. Het akoestisch onderzoek is toegevoegd in bijlage 2.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat:

  • Ter plaatse van omliggende woningen is de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus niet hoger zijn dan 45/40/35 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode;
  • De berekende maximale geluidniveau ter plaatse van de omliggende woningen niet hoger is dan 60 dB(A) in de dag- en avondperiode;
  • Op 4 meter achter het bouwvlak van de woningen Westerlanderweg 27/29 (vergunningsvrij bouwen) wordt in de situatie zonder parkeerstrook voldaan aan de aan de richtwaarde uit de VNG-publicatie voor een rustige woonwijk en de grenswaarden van het Activiteitenbesluit;
  • Het maximale geluidniveau bedraagt LAmax = 64 dB(A) voor beide situaties (met en zonder parkeerstrook). Daarmee wordt voldaan aan de richtwaarde van 65 dB(A) in de dagperiode, maar niet aan de richtwaarde van 60 dB(A) in de avondperiode. Van de richtwaarde kan worden afgeweken op basis van een bestuurlijke afweging. Wel wordt in beide situaties voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (omliggende) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Verkeer en parkeren

Verkeersontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten op de Westerlanderweg. Deze weg vormt voor de kern Westerland de belangrijkste ontsluitingsroute. In westelijke richting leidt de weg langs het Amstelmeer naar de provinciale weg N99. In oostelijke richting leidt de Westerlanderweg verder de kern van Westerland in en sluit aan de oostzijde van de kern aan op de provinciale weg N240. De N240 sluit vervolgens in noordelijke richting aan op de N99 en in zuidelijke richting leidt deze weg naar de Rijksweg A7.

De Westerlanderweg kent binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 30 km/u. Ter hoogte van het plangebied is de weg uitgevoerd als een enkele rijloper. Voor het fietsverkeer zijn, passend bij de maximum geldende snelheid, geen afzonderlijke fietsvoorzieningen aanwezig. Het plangebied is beperkt te bereiken per openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Westerlanderweg op een afstand van circa 600 meter te westen van de ingang van de camping. Hier halteren twee buslijnen.

Parkeren

De ontwikkeling betreft aan de ene kant een herstructurering van de bestaande camping en aan de andere kant het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van de multifunctionele ruimte tot publieke horecagelegenheid. Binnen de herstructurering vindt geen uitbreiding plaats van het aantal verblijfsrecreatieve eenheden ten opzichte van de situatie voor de herstructurering. Hier draait het meer om kwaliteitsverbetering. Voor de volledigheid is wel de totale parkeerberekening opgesteld. Uitgangspunten hierbij zijn:

  • parkeerkencijfers conform CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012);
  • ligging in een niet stedelijke omgeving binnen het restgebied van de bebouwde kom;
  • het gemiddelde van de door het CROW opgegeven bandbreedte in de kencijfers.

Verblijfsrecreatie

De verblijfsrecreatie bestaat uit 150 standplaatsen (125 vaste standplaatsen en 25 mobiele kampeermiddelen) en 25 recreatiewoningen. Ten aanzien van de standplaatsen geldt op basis van omschreven uitgangspunten een parkeerkencijfer van 1,2 parkeerplaats per standplaats. Voor de recreatiewoningen bedraagt het kencijfer 1,7 parkeerplaatsen per woning. In de volgende tabel is de berekening van de parkeerbehoefte opgenomen.

Tabel 4.1. Berekening parkeerbehoefte verblijfsrecreatie

functietype   aantal eenheden   kencijfer   parkeerbehoefte (parkeerplaatsen)  
Standplaatsen   150   1,2 per standplaats   180  
Recreatiewoningen   25   1,7 per woning   42,5  
Totaal (afgerond)       223  

Ten aanzien van de verblijfsrecreatie zijn in de huidige situatie 195 parkeerplaatsen aanwezig. Binnen de herstructurering wordt een deel van de verblijfsrecreatie uitgeplaatst naar het westelijke nieuwe perceel. Hier worden tevens 45 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeercapaciteit ten behoeve van de verblijfsrecreatie bedraagt zodoende 240 parkeerplaatsen. Deze capaciteit is ruim voldoende om de parkeerbehoefte van 223 parkeerplaatsen op te kunnen vangen.

Horecafunctie

De horecafunctie binnen het multifunctionele gebouw is binnen de huidige vergunning voornamelijk bedoeld ten behoeve van de verblijfsrecreatie. In de praktijk blijkt deze echter ook veel gebruikt te worden als losstaande horecagelegenheid. Binnen dit bestemmingsplan wordt dit gebruik vastgelegd. Zodoende zal ook de parkeerbehoefte ten gevolge van de horecafunctie als aparte functie beoordeeld moeten worden. De horecafunctie heeft een totaal vloeroppervlak van 258 m2, inclusief terras. Het parkeerkencijfer voor restaurants bedraagt op basis van de gestelde uitgangspunten 15 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Binnen de opgestelde parkeerbehoefteberekening is uitgegaan van een worstcasesituatie, waarbij ook het terras als bruto vloeroppervlak is meegerekend. De berekening van de parkeerbehoefte voor de horecafunctie is opgenomen in de volgende tabel.

Tabel 4.2. Berekening parkeerbehoefte horecafunctie

functietype   aantal eenheden   kencijfer   parkeerbehoefte (parkeerplaatsen)  
Restaurant   258 m2   15 per 100 m2 bruto vloeroppervlak   38,7  
Totaal (afgerond)       39  

Het plan voorziet in de realisatie van in totaal 40 parkeerplaatsen rondom het multifunctionele gebouw. Voor de ligging van de parkeerplaatsen wordt verwezen naar de afbeelding in paragraaf 2.2. Deze capaciteit is voldoende om de parkeerbehoefte van 39 parkeerplaatsen op te kunnen vangen. In de praktijk zal de parkeerbehoefte normaliter lager liggen. Deels wordt de zitcapaciteit binnen de horecafunctie ook opgevuld door de gasten van de verblijfsrecreatie. Daarnaast zal het aantal keren dat de horecafunctie zowel binnen als op het terras volledig bezet is, beperkt zijn.

Voor wat betreft het gebruik van het zalencentrum is de parkeerbehoefte hoger dan dat van het restaurant. Echter dit gebruik vindt niet structureel plaats. Daarnaast kan deze extra parkeerbehoefte grotendeels op eigen terrein worden geregeld, alsmede kan hiervoor het campingterrein worden gebruikt.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Ten aanzien van de verkeersgeneratie is enkel gekeken naar de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van de horecafunctie. Het aantal verblijfsrecreatieve eenheden wijzigt niet. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de horecafunctie zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de berekening van de parkeerbehoefte.

Voor een restaurantfunctie zijn geen kencijfers bekend ten aanzien van de verkeersgeneratie. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is de parkeerbehoefte als basis gebruik. Hierbij is per parkeerplaats een turnover (aantal keren dat elke parkeerplaats op een dag gemiddeld bezet is) gehanteerd van twee. Hierbij genereert elk geparkeerd voertuig twee verkeersbewegingen (aankomst en vertrek). Bij een berekende parkeerbehoefte van 39 parkeerplaatsen bedraagt de verkeersgeneratie dan circa 155 mvt/etmaal. Ook hier zal eerder sprake zijn van een overschatting doordat de zitcapaciteit binnen de horecafunctie ook opgevuld door de gasten van de verblijfsrecreatie en doordat de horecafunctie met terras zelden als geheel volledig bezet zal zijn. De berekende verkeersgeneratie is bovendien dusdanig beperkt dat deze nauwelijks invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor het gemotoriseerd verkeer en het fietsverkeer goed. Echter ten aanzien van het openbaar vervoer is de bereikbaarheid beperkt. Ten aanzien van het aspect parkeren is geconcludeerd, dat binnen het plangebied voldoende parkeercapaciteit aanwezig is om in de parkeerbehoefte van zowel de verblijfsrecreatieve functie als de horecafunctie te voorzien. De verkeersgeneratie als gevolg van het uitbreiden van de gebruiksfunctie van de horeca is dermate beperkt dat dit geen invloed heeft op de verkeersafwikkeling.

4.3 Akoestiek

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Recreatieve standplaatsen

Recreatieve standplaatsen zijn niet-geluidsgevoelige objecten. Een formele toets aan de Wgh is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' gemotiveerd te worden dat er bij de standplaatsen vanuit wegverkeersgeluid een goed recreatieklimaat ontstaat. Het plangebied ligt langs een weg die geen doorgaande functie heeft. De verkeersintensiteiten zijn dan ook zeer laag, waardoor er een goed recreatieklimaat wordt geboden.

Daarnaast is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten geluidemissie vanwege het uitbreidingsdeel van de camping en de op basis daarvan te verwachten geluidniveaus in de omgeving van het uitbreidingsdeel. In paragraaf 4.1 is hier nader op ingegaan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

De regelgeving stelt dat een verkennend bodemonderzoek moet worden verricht indien het bestemmingsplan het mogelijk maakt om ruimten te bouwen waar mensen blootstellingrisico's lopen door langdurig verblijf. Het bodemonderzoek dient aan te tonen dat er geen sprake is van een aantasting van de bodemkwaliteit en de kwaliteit van het grondwater op de locatie waarop het plan betrekking heeft. Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen in bijlage 7.

Uit het vooronderzoek blijkt dat er op een groot deel van de onderzoekslocatie geen sprake is van bodembelasting anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en

het grondwater. Op dit deel van de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten

boven de achtergrondwaarde of boven het in het betreffende gebied geldende achtergrondgehalte.

Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat dit deel onderzoekslocatie onderzocht dient te

worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. Verder wordt de bodem ter plaatse van de gedempte sloot in eerste instantie zintuiglijk beoordeeld op de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

Het maaiveld is plaatselijk verhard met schelpen. De bodem bestaat deels uit zwak tot matig ziltig, matig fijn tot zeer fijn zand, deels uit (zwak ziltig) matig zandig klei en deels uit (zwak tot sterk zandig)

veen. De bodem is verder plaatselijk zwak tot matig humeus, zwak tot matig kleihoudend matig, grindig en matig veenhoudend.

Ter plaatse van de gedempte sloot is de bodem tot maximaal 1,0 m -mv zwak puinhoudend en plaatselijk tevens zwak kolengruishoudend. Op het overige deel van de onderzoekslocatie zijn er zintuiglijk geen bijmengingen met bodemvreemd materiaal aangetroffen.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd

wordt, op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Ter plaatse van de gedempte sloot is de bodem zwak puinhoudend en plaatselijk tevens zwak kolengruishoudend. Alhier is de bodem echter niet verontreinigd met de onderzochte parameters.

Conclusie

Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen.

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 24 augustus 2016. Naar aanleiding hiervan wordt nader overleg gevoerd met het waterschap. De opmerkingen hieruit zullen verwerkt worden in onderstaande waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Watervisie 2010 'Buiten de oevers'

Waterschapsbeleid

In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?

De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de kern Westerland en bestaat uit graslanden.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit sterk lemig fijn zand. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 en de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder het maaiveld is gelegen.

Waterkwantiteit

Het plangebied wordt van west naar oost doorkruist door een primaire watergang. Ten zuiden van het plangebied ligt een secundaire watergang. Voor zowel primaire als secundaire watergangen geldt een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De ecologische toestand in de omgeving van het plangebied is slecht, alsmede de waterkwaliteit. Er zijn geen KRW-waterlichamen in of in nabijheid van het plangebied gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 300 meter ligt een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het plangebied is geheel onverhard, de zeer geringe toename in verharding bestaat uit de aanleg van een weg (114 m lengte x 3 m breedte) 342 m2. Daarnaast worden er 45 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd, zie paragraaf 4.2. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd rondom de bebouwing langs de Westerlanderweg op grotendeels verharde gronden. Het oppervlak van de verharding ligt boven de grenswaarde van 800 m2 en het is daarom in beginsel nodig watercompenserende maatregelen te treffen. Er is echter alleen compensatie nodig indien er hemelwater versneld wordt uitgevoerd richting de waterloop. Dit is bij deze ontwikkeling niet het geval. Het hemelwater van de aan te leggen infrastructuur watert af in een brede berm en infiltreert zo langzaam in de bodem. Indien er waterlopen worden gedempt, wordt dit één op één gecompenseerd. Langs waterlopen wordt een onderhoudsstrook vrijgehouden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De afspraken die met het waterschap zijn gemaakt worden uitgevoerd.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status zoals Natura 2000 of NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee en ligt ruim 900 m ten noorden van het plangebied. De zuidelijke kant van het plangebied wordt begrensd door NNN-gebied. In het Natuurbeheerplan 2016 is het plangebied aangeduid als weidevogelleefgebied. Inmiddels zijn dergelijke gebieden opnomen in de provinciale verordening. Het plangebied is vanaf december 2018 niet meer als weidevogelleefgebied aangewezen. In figuur 4.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van weidevogelleefgebied en NNN-gebied weergegeven.

Vanwege de afstand en aanwezigheid van een dijk die fungeert als buffer tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten.

Door de aanwezigheid van verschillende verstorende factoren tussen het plangebied en het weidevogelleefgebied, waaronder de weg met de aan de weg gelegen bebouwing, heeft de uitbreiding geen effecten die nadelig kunnen zijn voor weidevogels. Het uitgangspunt voor de uitvoering is overigens het zoveel mogelijk weren van overmatige lichtuitstraling en geluid.

Aangezien er een beperkte verkeerstoename is als gevolg van de uitbreiding kunnen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie optreden. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De 'Memo stikstofberekening' en de AERIUS-berekening zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 8 en bijlage 9 behorende bij de toelichting. Geconcludeerd is dat er sprake is van een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming. Er is geen sprake van vergunning- of meldingsplicht. De uitkomsten van de AERIUS berekening dienen wel 5 jaar te worden bewaard, zodat bij controle kan worden aangetoond dat dit aspect is onderzocht. Gezien voorgaande worden significant negatieve effecten uitgesloten. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan is een nieuwe berekening door middel van de meeste actuele versie van de AERIUS Calculator uitgevoerd, waarmee de omgevingsdienst akkoord is gegaan (zie bijlage 10). Uit vergelijking van de bestaande met de nieuwe situatie blijkt, dat aan de normering vanuit de Wet natuurbescherming voldaan kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0006.png"

Figuur 4.1.1 Screenshot uitkomst stikstofberekening

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0007.png"

Figuur 4.1.2 Huidige situatie plangebied met ligging uitbreidingslocatie (roze cirkel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0008.png"

Figuur 4.2. Ligging plangebied (blauwe cirkels) t.o.v. weidevogelleefgebied en NNN-gebied (bron: geo-loket provincie Noord-Holland)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van veldonderzoeken. Het ecologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 11. Op woensdag 24 januari 2018 en vrijdag 9 februari 2018 is een bezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving.

In tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.3. Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

Wet Natuurbescherming  
Vogelrichtlijn     alle inheemse soorten
 
Habitatrichtlijn bijlage IV     alle vleermuizen  
Overige soorten   Algemeen


Vrijstellingsregeling provincie Noord-Holland  
bunzing, wezel, hermelijn, zie ook de Memo kleine marterachtigen 


egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, groene kikker, bruine kikker, gewone pad  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wnb. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde.
  • Het plangebied kan fungeren als marginaal foerageergebied voor vleermuizen, gedurende en na de realisatie van het plan kunnen de soorten hier blijven vliegen en foerageren. Negatieve effecten op vleermuizen kunnen derhalve worden uitgesloten.

Tijdens de werkzaamheden voor de uitbreiding en in de gebruiksfase wordt lichthinder tegengegaan op grond van algemene ecologie/milieuaspecten. Dit wordt bereikt door:

  • minimaal verlichting toe te passen,
  • lichtarmaturen te gebruiken die aan de bovenzijde en zijkanten zijn afgeschermd zodat minder uitstraling plaats vindt,
  • Verlichting gebruiken die aan gaat als mensen in de buurt zijn,
  • verlichtingsbronnen te gebruiken met een kleurenspectrum die minder wordt gezien door dieren (rood-oranje),
  • verlichtingsbronnen tot kniehoogte waardoor minder lichtuitstraling plaats vindt

De ondernemer van de camping is bereid te investeren in de noodzakelijke lichtuitstoot-verminderende verlichting. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de intenties die ook door de gemeente Hollands Kroon zijn uitgesproken om te komen tot een zogenoemde 'Dark Sky' voor het gehele waddengebied. De herinrichting en uitbreiding van de camping houdt daardoor rekening met de aanwezige fauna en komt tegemoet aan behoud en versterking van de waarde van duisternis in het waddengebied.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

De Erfgoedwet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.7.1 Archeologie

Voor de bescherming van archeologische waarden is de Erfgoedwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Het archeologisch beleid van de gemeente Hollands Kroon is vastgelegd in de Omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0009.png"

Figuur 4.3. Uitsnede Omgevingsvisie

In de Omgevingsvisie is bepaald dat een aanlegvergunningstelsel wordt opgenomen in ruimtelijke plannen voor die gebieden die door de provincie zijn aangewezen. De camping valt in het archeologische gebied van provinciaal belang - Wieringen.

De beleidskaart Archeologie geeft vervolgens aan welk regime is vereist. 4.4 laat een uitsnede van de kaart zien ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0010.jpg"

Figuur 4.4. Uitsnede beleidskaart Archeologie gemeente Hollands Kroon

Onderzoek

Op basis van de beleidskaart Archeologie gelden voor het plangebied drie archeologische verwachtingen.

Ter plaatse van de lintbebouwing aan de Westerlanderweg is sprake van een hoge archeologische verwachting ten aanzien van archeologische vondsten. Hier dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 50 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld.

De gronden ter plaatse van het kampeerterrein, gelegen ten noorden van de watergang hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Hier dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld.

Voor de gronden ter plaatse van het kampeerterrein, gelegen ten zuiden van de watergang geldt een lage verwachtingswaarde. Hier dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 2.500 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld.

Conclusie

Het planvoornemen bestaat uit de kwalitatieve verbetering van de camping. Hiervoor wordt de camping uitgebreid met circa 1,2 ha bedoeld voor de realisatie van nieuwe standplaatsen. Bij het realiseren van deze uitbreiding vinden slechts beperkt werkzaamheden plaats in de bodem. Geen van deze werkzaamheden overschrijdt de gestelde onderzoeksgrenzen ten aanzien van het aspect archeologie. Archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.

Ter bescherming van de archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen, groter dan voorgenoemde onderzoeksgrenzen, zijn drie dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het plan.

4.7.2 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten.

Onderzoek

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

Zoals is geconstateerd bij de toetsing aan de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en de Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) geldt dat het plangebied ligt in een zone aangeduid als aardkundig waardevol gebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat er rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarde van het landschap en dat de ontwikkeling bijdraagt aan de instandhouding en indien mogelijk versterking van de cultuurhistorische waarde van het landschap. In dat kader is voor de uitbreiding van Camping Waddenzee een landschappelijk inrichtingsadvies opgesteld. In het advies is een uitgebreide beschrijving van de historie en ontstaansgeschiedenis van het 'eiland' Wieringen opgenomen. Tevens staat beschreven op welke wijze de ontwikkeling ingepast dient te worden in het landschap, teneinde de cultuurhistorische waarde van het landschap te versterken. Het advies is als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd. Aangezien het advies in bijlage 3 in 2011 is opgesteld en daarna een verdere uitwerking heeft plaatsgevonden, zie ook paragraaf 3.2.1.3, is aanvullend ook een inpassingsplan opgesteld, zie bijlage 5.

De werkzaamheden die nodig zijn voor de uitbreiding van de camping omhelzen de aanleg van leidingen en afvoeren ten behoeve van de aansluitingen op de kampeermiddelen. Daarnaast zal het terrein gedraineerd worden ten behoeve van de algehele begaanbaarheid. Tijdens de aanlegfase ter voorbereiding op voorgenoemde werkzaamheden zal het terrein geploegd, gekilverd en ingezaaid worden. Al deze werkzaamheden worden uitgevoerd op een diepte minder dan 1m beneden maaiveld, waarbij slechts de toplaag en/of het microreliëf wordt aangetast.

Overeenkomstig de Provinciale Beleidsregel beoordelingskader ontheffing aardkundige monumenten komen deze werkzaamheden neer op een minimale aantasting van het landschap (handeling 2, score 1*), waarvoor bij Gedeputeerde Staten een ontheffing zal worden aangevraagd. Gelet op het beoordelingskader en de minimale aantasting van de waarden is de verwachting gerechtvaardigd dat de ontheffingsaanvraag voldoet aan de toetsingsregels en dat Gedeputeerde Staten de ontheffing zullen verlenen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de camping mogelijk om vernieuwing en verbetering van het terrein mogelijk te maken. Het plan voorziet niet in extra plaatsen dus er is geen sprake van verkeerstoename als gevolg van de uitbreiding. Het plan draagt dan ook niet in betekende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt derhalve voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksstraatweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen in 2015; 12 µg/m³ voor NO2, 17,2 µg/m³ voor PM10 en 10,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0011.png"

Figuur 4.5. Rekenpunten met NO2-concentratie in nabijheid van het plangebied (rode cirkel) -

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.

4.9 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er geen risicovolle inrichtingen (Bevi) aanwezig in de omgeving van het plangebied. Wel is er op het terrein van de camping een propaanreservoir aanwezig ten behoeve van de gasvoorziening van de verblijfsrecreatie. Dit betreft een bovengrondse 5.000 liter tank. De inhoud van de propaantank is echter dermate gering, dat deze valt onder het Activiteitenbesluit. Hierbij dient te worden voldaan aan de daarin opgenomen veiligheidsafstanden. Deze bedraagt 25 meter voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voorliggend plan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

De afstand tot van propaangasreservoir tot de dichtstbijzijnde woning in ongeveer 38 meter, zie figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BHVbgwihz007-va01_0012.png"

Figuur 4.6. Afstand propaangastank tot dichtstbijzijnde woning

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli jl. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.

Toetsing

In het plan wijzigt het aantal recreatieplaatsen niet. Er is slechts sprake van een uitruil. Het planologisch toestaan van deze uitruil voorziet niet in activiteiten die een milieueffect kunnen hebben. Er kan dan ook niet worden gesproken van een wijziging van de in bijlage D11.2 benoemde activiteit.

Conclusie

Gelet op de kenmerken van het plan kan op voorhand worden geconcludeerd dat er hiermee geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die een milieueffectrapportage rechtvaardigen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op de uitbreiding van de Camping Waddenzee aan de Westerlanderweg te Westerland in de gemeente Hollands Kroon. Dit bestemmingsplan biedt een directe bouwtitel voor de beoogde ontwikkeling.

5.2 Opzet regels en planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Opbouw planregels

De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

5.3 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Hierin is ook gesteld dat ondergeschikte bouwdelen voor wat betreft bouwen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m. Het gaat hierbij dus niet om overschrijdingen van goot- en bouwhoogte in de verticale richting.

Verbeelding

Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plan voorkomende bestemmingen bestaan ofwel uit één vlak: een bestemmingsvlak, ofwel uit twee vlakken: een bestemmingsvlak én een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeduid waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in de volgende verschillende aanduidingen:

  • functieaanduidingen: hiermee wordt nader gespecificeerd welk gebruik in de verschillende deelgebieden is toegestaan; in het bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van verschillende functieaanduidingen, deze functie aanduidingen zullen in de onderstaande paragraaf per bestemming worden toegelicht;
  • maatvoeringaanduidingen: deze aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is onder meer sprake van maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de maximale bouwhoogte en bebouwingspercentages;
  • bouwaanduidingen: de bouwaanduiding heeft in het algemeen betrekking op de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. Middels de bouwaanduiding worden specifieke bebouwingsvarianten aangeduid, zoals een onderdoorgang, overkraging of aan het bouwen gerelateerde regels.

5.4 Bestemmingsregels

Recreatie

Het plangebied is grotendeels bestemd als ‘Recreatie’. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor:

  • Standplaatsen voor kampeermiddelen, waarbij maximaal 25 mobiele kampeermiddelen (tent, tentwagen, camper, caravan etc.) en maximaal 150 vaste kampeermiddelen (stacaravan, trekkershut), waarvan 25 recreatiewoningen, zijn toegestaan;
  • Bedrijfswoningen;
  • Beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te borgen dat het recreatieterrein landschappelijk wordt ingepast en de beoogde groenzone wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.

Gemengd

Het multifunctionele gebouw heeft de bestemming 'Gemengd' gekregen, vanwege de verschillende functies in het gebouw. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor: dienstverlening, horeca en ondergeschikte detailhandel op de begane grond. De bovenverdieping is bestemd voor wonen.

Qua bouwregels is onderscheidt gemaakt in vaste kampeermiddelen, recreatiewoningen, beheersvoorzieningen en sanitaire voorzieningen.

De daarbij behorende sport- en speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen zijn tevens toegestaan.

Groen

De afschermende groenzone alsmede de bestaande landschaps- en groenelementen hebben een groenbestemming gekregen om te waarborgen dat deze gronden niet zullen worden gebruikt ten behoeve van recreatie.

Agrarisch met waarden

Deze gronden mogen niet worden bebouwd. Het aanleggen van werken is mogelijk, mits een omgevingsvergunning wordt verleend.

Waarde - Archeologie 2

Ter plaatse van de lintbebouwing aan de Westerlanderweg is sprake van een hoge archeologische verwachting ten aanzien van archeologische vondsten. Voor deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 50 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Waarde - Archeologie 4

De gronden ter plaatse van het kampeerterrein, gelegen ten noorden van de watergang hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Voor deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Waarde - Archeologie 5

Voor de gronden ter plaatse van het kampeerterrein, gelegen ten zuiden van de watergang geldt een lage verwachtingswaarde. Voor deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 2.500 m2 en groter en dieper dan 40 cm onder het maaiveld dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

5.5 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten en is een regel opgenomen met betrekking tot de afstemming met de Keur van het waterschap.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels

Dit artikel betreft alle wijzigingsbevoegdheden die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Dit betreft de (beperkte) overschrijding van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

In dit artikel zijn de overige regels opgenomen.

Voldoende parkeergelegenheid

In dit artikel staan de regels ten aanzien van het gemeentelijk parkeerbeleid opgenomen.

5.6 Overgangs- en slotregel

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. De gemeente kan er voor kiezen het bestemmingsplan meteen ter inzage te leggen als ontwerpplan.

Tijdens de ter inzagelegging gedurende 6 weken, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen worden vervolgens betrokken in de vaststellingsfase. Zie hiervoor de Nota zienswijzen. Het plan wordt uiteindelijk door de gemeenteraad (al dan niet gewijzigd) vastgesteld.

Voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage zal worden gelegd, zal de initiatiefnemer een informatieavond voor de omgeving organiseren in het kader van participatie.

Vaststelling

Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het

vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

De gemeente Hollands Kroon sluit met camping Waddenzee een exploitatieovereenkomst. De ontwikkelende partij draagt alle kosten en risico’s die met de herontwikkeling zijn gemoeid. De gemeente acht deze partij in staat om deze kosten te dragen.