Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 5 Waarde – Archeologie
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
|
het plan: |
|
|
het Bestemmingsplan Gernierswei 23a te Wier met identificatienummer NL.IMRO.1908.BPWieGerniersw23a-0401 van de gemeente Menameradiel; |
|
|
|
|
|
bestemmingsplan: |
|
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels; |
|
|
|
|
|
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf: |
|
|
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; |
|
|
|
|
|
aanbouw: |
|
|
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
|
|
aanduiding: |
|
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
|
|
|
aanduidingsgrens: |
|
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
|
|
|
bebouwing: |
|
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
|
|
|
|
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte: |
|
|
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; |
|
|
|
|
|
bedrijfswoning: |
|
|
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; |
|
|
|
|
|
bestaand: |
|
|
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010); |
|
|
|
|
|
bestemmingsgrens: |
|
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
|
|
|
bestemmingsvlak: |
|
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
|
|
|
bijgebouw: |
|
|
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
|
|
bouwen: |
|
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
|
|
|
bouwgrens: |
|
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
|
|
|
bouwperceel: |
|
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
|
|
|
bouwperceelgrens: |
|
|
een grens van een bouwperceel; |
|
|
|
|
|
bouwvlak: |
|
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
|
|
|
|
|
bouwwerk: |
|
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
|
|
|
detailhandel: |
|
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
|
|
|
gebouw: |
|
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
|
|
|
kampeermiddel: |
|
|
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; |
|
|
|
|
|
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; |
|
|
de in de bijlage bij de regels opgenomen bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2 vallende bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; |
|
|
|
|
|
mobiel kampeermiddel: |
|
|
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen; |
|
|
|
|
|
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
productiegebonden detailhandel: |
|
|
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; |
|
|
|
|
|
prostitutie: |
|
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; |
|
|
|
|
|
seksinrichting: |
|
|
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
|
|
|
standplaats: |
|
|
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst; |
|
|
|
|
|
uitbouw: |
|
|
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
|
|
vast kampeermiddel: |
|
|
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken; |
|
|
|
|
|
woning: |
|
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
|
|
|
|
|
woonhuis: |
|
|
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
|
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
glastuinbouwbedrijven; |
|
agrarische cultuurgronden, |
met de daarbij behorende:
|
groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” in ieder geval groenvoorzieningen in de vorm van onder andere hoogopgaande beplanting gerealiseerd zijn; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
waterhuishoudkundige voorzieningen. |
Detailhandel is toegestaan voor zover het productiegebonden detailhandel betreft, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de productiegebonden detailhandel niet meer mag bedragen dan 100 m².
3.2 Bouwregels
|
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Op of in deze gronden mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd |
|
|
|
Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschappelijk beeld; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: |
|
|
|
|
|
|
|
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor de huisvesting van seizoensmigranten; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van toegestane detailhandel als genoemd in lid 3.1; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van waterberging; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in lid 3.1 omschreven gebruik zonder dat ter plaatse van de aanduiding "groen" hoogopgaande groenvoorzieningen zijn gerealiseerd en worden behouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik. |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het op grond van lid 3.1 toegestaan gebruik voordat watercompensatie van ten minste 10 % van de toename van het verhard oppervlak door bouwactiviteiten is gerealiseerd en is behouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik. |
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, sub e, voor het gebruiken van gronden ten behoeve van een waterberging ten behoeve van de glastuinbouw, met dien verstande dat: |
|
|
|
|
|
De bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; |
|
tuinen en erven; |
|
groenvoorzieningen; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; |
|
speelvoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
water. |
De beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 16 m² gebruikt mag worden ten behoeve van aan het aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gebonden detailhandel.
4.2 Bouwregels
|
De gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. |
|
|
|
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschappelijk beeld; |
|
de milieusituatie; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan:
|
de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken; |
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschappelijk beeld; |
|
de milieusituatie; |
|
de verkeersveiligheid, |
met een omgevingsvergunning afwijken van:
|
het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 3 en toestaan dat een hoofdgebouw buiten de naar de weggekeerde bouwgrens wordt gebouwd; |
|
het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 6 ten behoeve van een goothoogte en een bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 6 m en 9,5 m; |
|
het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 7, ten behoeve van een afdekking met een kap met een dakhelling minder dan 35° of een platte afdekking; |
|
het bepaalde in lid 4.2, sub c, onder 1 ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel of voor (het verlengde van) de voorgevel. |
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets; |
|
het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning. |
Artikel 5 Waarde – Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
5.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
|
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. |
|
|
|
Indien uit het in lid 5.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De verplichting in sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 2.500 m² wordt vergroot. |
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld in sub a gelden de volgende aanvullende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
|
de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; |
|
|
|
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; |
|
|
|
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; |
|
|
|
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m. |
|
|
|
De onder a t/m d bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
8.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het Bestemmingsplan Gernierswei 23a te Wier’.
