Inhoudsopgave
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Menaam - Bedrijventerrein Noord met identificatienummer NL.IMRO.1908.BPMenBedrterrnoord-0401 van de gemeente Menameradiel;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
ambacht:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, als ook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwmarkt:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlakte, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad worden aangeboden;
-
bouwmaterialen:
materialen, waaruit de op te richten bouwwerken zijn samengesteld en materialen die voor het verrichten van bouwwerkzaamheden noodzakelijk zijn;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
standplaats:
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
windmolen:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie uit windkracht;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
bedrijven die zijn genoemd in de bijlage Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2; |
|
een brandweerkazerne, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "brandweerkazerne"; |
|
een kringloopwinkel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel"; |
|
bedrijfswoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; |
|
aan- en uitbouwen, aangebouwde- en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning, |
met de daarbijbehorende:
|
wegen en paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
groenvoorzieningen; |
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
waterlopen. |
3.2 Bouwregels
|
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
3.3 Afwijken van de bouwregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de milieusituatie, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in de bijlage Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning anders dan ten behoeve van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor kantoorfuncties, met uitzondering van kantoorfuncties als onderdeel van, of in combinatie met een ambachtelijk, industrieel of vergelijkbaar bedrijf; |
|
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen. |
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
|
groenvoorzieningen, waaronder bomen en andere opgaande beplanting, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "bomenrij" ingericht dienen te zijn met een strook van opgaande (diepwortelende boom)beplanting; |
|
bermen en beplanting; |
|
paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
water. |
4.2 Bouwregels
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. |
|
|
|
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
wegen en straten; |
|
paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
groenvoorzieningen; |
|
water. |
In de bestemming zijn dammen, duikers en bruggen begrepen.
5.2 Bouwregels
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. |
|
|
|
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
|
waterpartijen en watergangen, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding |
|
oevers; |
|
bruggen, duikers en dammen. |
6.2 Bouwregels
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. |
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: |
|
|
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
8.2 Bestaand
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
|
een grotere goothoogte; |
|
een grotere bouwhoogte; |
|
een grotere oppervlakte; |
|
een grotere dakhelling; |
|
een kleinere dakhelling, |
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
|
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen; |
|
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen. |
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering; |
|
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
|
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen. |
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
|
de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De in sub a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
11.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Menaam - Bedrijventerrein Noord”.
