Plan: | Ruimtelijke onderbouwing Park + Ride Breukelen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.OVPenRBreukelenBKL-VG01 |
NS-station Breukelen is een belangrijke schakel in het openbaar-vervoernetwerk in de regio Utrecht. Vanaf dit station zijn er per trein verbindingen in de richting Amsterdam, Gouda en Utrecht. Streekbussen die het station bedienen geven verbinding in de richting Breukelen-dorp, Kockengen en Mijdrecht. Veel treinreizigers bereiken het station per fiets. Daarnaast kent station Breukelen al lange tijd veel Park + Ride gebruik. Het betreft twee parkeerterreinen, te weten één direct bij het station aan de oostzijde van de spoorlijn (capaciteit circa 200 parkeerplaatsen) en één tijdelijke op iets grotere afstand in de bocht van de Amerlandseweg / Kanaaldijk West (capaciteit circa 100 parkeerplaatsen).
In de dagelijkse praktijk komt het vaak voor dat beide Park + Ride terreinen volledig zijn bezet (samen 300 auto's). Dat is nadelig voor de aantrekkelijkheid van het station en het gebruik van de trein. Ook leidt dit tot parkeeroverlast in de omgeving.
Door het realiseren van een extra parkeervoorziening in de nabijheid van het NS-station wordt de beschikbare parkeercapaciteit vergroot en kunnen meer auto's op korte afstand van het station parkeren. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van het station en van het gebruik van het openbaar vervoer vergroot. Het is de bedoeling om te komen tot realisatie van in totaal 600 parkeerplaatsen. Aangezien het terrein in de bocht van de Amerlandseweg/Kanaaldijk West slechts tijdelijk in gebruik is als parkeerterrein, is er gezocht naar één of meerdere locaties voor in totaal ca. 400 extra parkeerplaatsen. Hiervoor zijn twee locaties voorzien, het merendeel (ca. 232 pp.) zal worden gerealiseerd op het voormalige Rijkswaterstaat-terrein ten zuiden van de Amerlandseweg (aangrenzend aan het huidige tijdelijke parkeerterrein). Een andere locatie betreft een Rijkswaterstaat-terrein nabij de A2.
Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft enkel betrekking op de realisatie van een P+R aan de Amerlandseweg (zie voor plangebied paragraaf 2.1).
De realisatie van de parkeervoorziening op de gewenste locatie is strijdig met het geldende bestemmingsplan "Corridor". De gemeente Stichtse Vecht is voornemens om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt daartoe de mogelijkheid. Het voorliggende document vormt de daarvoor benodigde ruimtelijke onderbouwing.
Voorgeschiedenis
Tot voor kort bestond het voornemen om in een aanzienlijk deel van de parkeerbehoefte te voorzien middels een gebouwde parkeervoorziening op het Stationsplein. Tegen dit voornemen bestaat veel weerstand bij omwonenden. Gelet op deze weerstand en de urgentie van het uitbreiden van de parkeercapaciteit is besloten thans af te zien van de voorgenomen realisatie van een parkeergarage.
De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied, het vigerende bestemmingsplan, de beoogde ontwikkeling en de milieuaspecten. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de juridische aspecten van de vergunningverlening. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
In dit hoofdstuk komt de ligging van het plangebied alsmede de vigerende planologische regeling aan de orde.
Het plangebied bevindt zich aan de westkant van Breukelen, direct aan de oostzijde van de spoorlijn Utrecht-Amsterdam en ten zuiden van de Amerlandseweg. In navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied in de gemeente Stichtse Vecht weergegeven.
Afbeelding 2.1: Ligging plangebied (bron: Google)
Navolgende afbeelding geeft de globale begrenzing van het plangebied weer. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij deze ruimtelijke onderbouwing behorende aanvraag omgevingsvergunning.
Afbeelding 2.2: Globale begrenzing plangebied (bron: Bingmaps)
Het plangebied is deels in gebruik ten behoeve van bedrijven. In het plangebied zijn diverse (bedrijfs)gebouwen aanwezig.
Het plangebied is gelegen binnen het vigerend bestemmingsplan "Corridor" van de gemeenteraad van Stichtse Vecht van 25 juni 2013. De gronden zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 1', 'Groen', 'Wonen' en de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie - 4', 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Keur'. In de planregels is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming van gronden te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.
Het gebruik van de gronden voor een Park + Ride is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Voor het beoogde gebruik dient afgeweken te worden van het bestemmingsplan. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient ter onderbouwing van de benodigde afwijkingsprocedure.
Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de bestemmingsplankaart weer.
Afbeelding 2.1: Uitsnede bestemmingsplankaart (bron: bestemmingsplan "Corridor")
Voor een Park + Ride voorziening is een goede bereikbaarheid van groot belang. Veel gebruikers komen uit Breukelen-dorp en de omliggende plaatsen. De locatie van de Park + Ride sluit aan bij de bereikbaarheid voor deze doelgroep. Ook kan de locatie aantrekkelijk zijn voor automobilisten die gebruik maken van de snelweg A2 en willen overstappen op de trein. Toekomstige gebruikers van de Park + Ride parkeergarage zijn automobilisten vanuit Breukelen en de regio of automobilisten die rijdend op de A2 per trein hun reis willen vervolgen. De hoge parkeerdruk in de huidige situatie geeft aan dat er vraag is naar extra parkeerplaatsen. De vergroting van de capaciteit en de kwaliteitsverbetering zullen leiden tot grotere aantrekkingskracht en een groei van de vraag.
In het kader van de ontwikkelingsvisie Hof van Breukelen is onderzocht welke locaties geschikt zijn voor het onderbrengen van een Park + Ride voorziening. Rond het treinstation zijn verschillende locaties beoordeeld die momenteel of in de toekomst beschikbaar zijn en liggen binnen 200 meter van het station. Navolgende afbeelding geeft de onderzochte locaties weer.
Afbeelding 2.2: Onderzochte locaties (bron: Busstation en P&R, Grontmij)
Om te beoordelen of de locaties ook geschikt zijn voor de ontwikkeling van een Park + Ride is een matrix opgesteld met hierin de belangrijkste randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn technisch meetbare voorwaarden die vanuit de provincie en de gemeente zijn gegeven. In bijlage 6 is het locatieonderzoek en de gebruikte beoordelingsmatrix nader toegelicht.
In het destijds uitgevoerde locatieonderzoek werd uitgegaan van de ontwikkeling "Hof van Breukelen". Op welke wijze in de nabije toekomst invulling gegeven gaat worden aan deze ontwikkelingsvisie is op dit moment nog onbekend. Aangezien de behoefte aan extra parkeerplaatsen urgent is, wordt in ieder geval voor de korte en middellange termijn de aanleg van een Park +Ride op locatie C uit het locatieonderzoek wenselijk en noodzakelijk geacht.
De gemeente beoogt door het realiseren van de Park + Ride in kwantitatief en kwalitatief opzicht een meerwaarde te bieden ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie parkeren op drukke dagen circa 300 auto's op de Park + Ride terreinen. Doordat dan de capaciteit bereikt is, kan niet worden gesproken van een aantrekkelijke situatie, waardoor minder gebruikers worden aangetrokken dan de locaties rechtvaardigen. Er wordt dan ook van uitgegaan dat een groei van het gebruik van 30 à 40% mogelijk is en derhalve een parkeercapaciteit van minimaal 400 plaatsen voor de toekomstige situatie noodzakelijk is.
Gelet op het huidige gebruik van de Park + Ride en de potentie van de voorziening op deze locatie wordt verwacht dat het parkeerterrein in de toekomstige situatie op drukke momenten geheel bezet is. De meeste gebruikers maken de hele dag gebruik van het parkeerterrein (forens), maar een deel van de parkeerplaatsen wisselt gedurende de dag van gebruiker. Het is voor de effectbeoordeling dan ook het beste om voor de verkeersgeneratie uit te gaan van – bij een parkeercapaciteit van 400 plaatsen – 600 aankomende en 600 vertrekkende auto's per etmaal (50% marge). En bij een parkeercapaciteit van 600 plaatsen betekent dit een verkeersgeneratie van 1.800 motorvoertuigen per etmaal. In de huidige situatie zijn dit er ca. 300 aankomend en ca. 300 vertrekkend. De toename van verkeer op het weggedeelte tussen de rotonde Brugoprit / Amerlandseweg is op etmaalbasis 1.000 voertuigen (bron: Ruimtelijke onderbouwing Park + Ride parkeergarage bij station Breukelen, Grontmij d.d. 13 mei 2013).
Het terrein zal als volgt worden heringericht:
Daarnaast zal er nog een geluidwerende voorziening ter plaatse van de bestaande (te verwijderen) loods gerealiseerd worden.
Afbeelding 2.3: Tekening toekomstige situatie (Grontmij)
De ontsluiting van het parkeerterrein wordt aangesloten op de Amerlandseweg. Net als in de huidige situatie zal het verkeer vanaf het parkeerterrein uitsluitend rechtsaf de Amerlandseweg op mogen rijden. Dit om congestie en gevaarlijke situaties te voorkomen.
Afbeelding 2.4:
Tekening toekomstige situatie uitrit (Grontmij)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat relevante milieuplanologische aspecten de voorgenomen ontwikkeling niet belemmeren.
Door Envita is een verkennend en nader bodemonderzoek, inclusief verhardingsonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Uit het onderzoek (rapportnummer 203642-10/R02 d.d. 4 april 2014) zijn geen bodemverontreinigingen naar voren gekomen die de uitvoerbaarheid van het plan belemmeren.
Voor een overzicht van de conclusies en aanbevelingen wordt verwezen naar het als bijlage 1 bijgevoegde bodemonderzoek.
Aangezien uit toetsing door de omgevingsdienst bleek dat het uitgevoerde onderzoek niet volledig was, is door Aveco de Bondt een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bijgevoegd.
Conclusie
Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling niet in de weg staat.
Aangezien op grond van het gemeentelijk archeologisch beleid archeologische waarden in het plangebied niet kunnen worden uitgesloten, is door Transect een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat een deel van het plangebied een middelhoge verwachting heeft op archeologische waarden uit de periode van de IJzertijd (800 – 12 voor Chr.) en de Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) Hierin kunnen zich nederzettingsresten uit de periode van de IJzertijd en Romeinse tijd bevinden. Het onderzoek heeft ook uitgewezen dat de verwachting op archeologische waarden uit deze periode in het overige deel van het plangebied laag is. Verder heeft het onderzoek uitgewezen dat de verwachting op archeologische waarden uit de periode Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.) – Nieuwe tijd (1500 na Chr. – heden) in het hele plangebied laag is.
Indien in het deel van het plangebied met een middelhoge verwachtingswaarde grondwerkzaamheden plaatsvinden dieper van 20 cm -mv, dan zal aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden. In de planvorming is hiermee rekening gehouden in die zin dat diepe grondroerende activiteiten in de bedoelde gronden niet zullen plaatsvinden.
Het volledige archeologische onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd.
Conclusie
Aangezien in het plangebied geen grootschalige bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden, kan worden geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat archeologische waarden worden geschaad. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.
Cultuurhistorisch waarden dienen in het kader van een ruimtelijke procedure beschermd te worden. In de omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waardevolle structuren en/of objecten welke door de realisatie van de P+R geschaadt zullen worden.
De bescherming van specifieke natuurgebieden is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998. De volgende gebieden vallen onder de werking van de Natuurbeschermingswet:
De Flora- en faunawet is gericht op de duurzame instandhouding van soorten. In deze wet zijn (nagenoeg) alle van nature in het wild voorkomende amfibieën, zoogdieren en vogels beschermd. Daarnaast is een beperkt aantal plantensoorten en ongewervelden beschermd. Artikel 75 van de wet biedt echter de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.
Voor de aanleg van het parkeerkeerterrein is op 25 maart 2014 een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten en beschermde gebieden. Het rapport is opgenomen in bijlage 4.
Uit het verkennend natuuronderzoek blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer van Natura 2000-gebieden of Beschermde natuurmonumenten en tevens buiten de begrenzing van de EHS ligt. Effecten op dergelijke beschermde gebieden zijn derhalve niet aan de orde.
In het plangebied is leefgebied voor enkele algemeen voorkomende soorten zoals konijn, egel, huisspitsmuis, gewone pad en bruine kikker aanwezig. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt.
De te slopen loods is geschikt als verblijfplaats voor strikt beschermde vleermuissoorten (tabel 3 Ffwet) die in stedelijk gebied voorkomen. Gelet hierop is door Tuitert Natuuronderzoek een aanvullend vleermuisonderzoek conform het Vleermuisprotocol 2014 uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er in de te slopen loods geen vleermuizen aanwezig zijn. Het vleermuizenonderzoek is als bijlage 9 opgenomen.
Er zijn geen groeiplaatsen van zwaarder beschermde plantensoorten of vaste rust- en verblijfplaatsen van zwaarder beschermde diersoorten in het plangebied aanwezig. Ook is geen sprake van essentiële vliegroutes en/of foerageergebieden van vleermuizen binnen het plangebied.
Conclusie
De ingreep leidt niet tot een overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet ten aanzien van andere beschermde planten- en diersoorten. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is voor andere soorten dan vleermuizen niet aan de orde. Voordat de aanwezige loods wordt gesloopt zal er aanvullend onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de aanwezigheid van vleermuizen.
Ondanks dat een Park + Ride geen inrichting betreft in het kader van het Activiteitenbesluit is door Aveco de Bondt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting vanwege het parkeerterrein op in de omgeving gelegen woningen inzichtelijk gemaakt. Hierbij is qua toetstingskader aangesloten bij de normstellingen uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en het Activiteitenbesluit milieubeheer. De toetsing van de geluidbelasting op woningen vanwege de verkeersaantrekkende werking vindt plaats aan de normstelling uit de Circulaire beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer uit 1996.
Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt het volgende:
Conclusie
De geluidbelasting van de Park + Ride op in de omgeving gelegen woningen voldoet, met uitzondering voor piekbelastingen, aan de toetsingskaders. Voor wat betreft de overschrijding van de normen voor piekbelastingen zullen overdrachtsmaatregelen toegepast moeten worden.
Ten aanzien van luchtkwaliteit spelen bij een ruimtelijke ontwikkeling twee aspecten een rol, het effect van de ontwikkeling op de omgeving en de luchtkwaliteit in het kader van een goed woon- en leefklimaat. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen betrekking heeft op functies waarbij mensen langdurig in het plangebied zullen verblijven, is het tweede onderdeel niet aan de orde.
Effect ontwikkeling op omgeving
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm).
Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende grondslagen wordt voldaan:
In het kader van de mogelijke realisatie van een Park + Ride parkeergarage nabij het station, is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit (zie bijlage 7). Uitgangspunt daarbij is de toename van de verkeersbewegingen van 600 naar maximaal 1.800 voertuigen per dag (zie paragraaf 2.3.2). In het onderzoek is rekening gehouden met de cumulerende effecten van de ontwikkeling van de horecavoorzieningen die ook in het bestemmingsplan Corridor mogelijk worden gemaakt. Uit dit onderzoek blijkt dat de ontwikkeling van de Park + Ride parkeergarage 'niet in betekenende mate' bij-draagt aan de luchtkwaliteit.
Aangezien het beoogde parkeerterrein in de directe nabijheid is gelegen van de parkeergarage, de relevante onderzoeksomstandigheden vergelijkbaar zijn en de parkeergarage geen doorgang vindt, wordt geen aanvullend onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. Verwezen wordt naar het reeds uitgevoerde onderzoek, zoals dat is opgenomen in bijlage 7.
Conclusie
Onderhavig plan kan, gezien de zeer beperkte omvang, aangemerkt worden als een project van 'niet in betekende mate'.
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken van risico's voor de omgeving vanwege:
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.
In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal. Dat zijn de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers.
Die twee doelen zijn terug te vinden in de begrippen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Bij het analyseren van de risico's wordt gebruik gemaakt van deze begrippen.
Conclusie
Een parkeerterrein is geen inrichting dat gevaar kan opleveren voor de omgeving. Ook is het geen gevoelig object. Er is daardoor geen nader onderzoek nodig voor externe veiligheid.
In de ruimtelijke onderbouwing welke is opgesteld in het kader van de toendertijd voorgenomen realisatie van een gebouwde parkeervoorziening op het Stationsplein, is de verkeerskundige impact van meer parkeerplaatsen in de omgeving van het station onderzocht. Hieruit bleek dat er met name in de ochtendspits mogelijk verkeerskundige knelpunten op de Stationsweg waren te verwachten. Doordat de noodzakelijk parkeercapaciteitsuitbreiding niet langer aan de Stationsweg gerealiseerd zal worden, maar aan de Amerlandseweg, is deze problematiek niet langer aan de orde. Voor de woningen aan de Stationsweg zal er ten opzichte van de huidige situatie niets veranderen.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet, die per 22 december 2009 is ingevoerd, vervangt bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. Sinds 2003 wordt gebruik gemaakt van de Watertoets om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op waterhuishoudkundige effecten. Bij (infrastructurele) werken wordt een Watertoets uitgevoerd waarbij de waterbeheerders om advies wordt gevraagd met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit van het gebied. Waterbeheerder voor het plangebied is Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, welke vertegenwoordigd wordt door Waternet. Ten zuiden van de waterloop de Heicop is Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) de waterbeheerder.
In het kader van de watertoets heeft afstemming met zowel HDSR als met Waternet plaatsgevonden. Onderstaand wordt het waterbeleid van beide instanties kort weergegeven.
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heet het waterbeleid voor de komende jaren vastgelegd in "Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!'". In het waterbeheerplan staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied kan worden uitgevoerd. Verder bevat het waterbeheersplan een overzicht van de ambities en doelen van het waterschap voor 2010 tot en met 2015 en hoe deze te bereiken. Vier thema's vormen de leidraad van het plan:
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is verantwoordelijk voor het waterbeheer en zuivering binnen haar beheergebied. De taken worden uitgevoerd door Waternet.
Onder waterbeheertaken vallen drie hoofdthema's: Veiligheid, voldoende water en schoon water. Daarnaast behoren tot de regulieren taken van het waterschap: beheer en onderhoud van het hoofdwatersysteem; opstellen van waterinrichtingsplannen en het nemen van peilbesluiten en het uitvoeren van projecten ter verbetering van de waterhuishouding. Naast de hoofdtaken en de reguliere taken zet het waterschap zich ook in voor maatschappelijke neventaken waarvan het doel is om de waterbeleving te vergroten.
Het waterschap heeft een Keur waarin verboden staan en vrijstellingen van werkzaamheden in en nabij waterstaatkundige objecten zoals keringen, watergangen en kunstwerken die van belang zijn voor het uitvoeren van de waterschaptaken. In de Keur staat aangegeven wanneer vrijstelling kan worden verkregen en onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de verboden. Bij ruimtelijke plannen is het van belang dat, naast de belangen van het waterschap, de planregels in overeenstemming zijn met de Keur.
Voor het realiseren van voldoende waterbergende voorzieningen hanteert het waterschap de regel dat bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 1.000 m2 in stedelijk gebied, compensatie in de vorm van open water ter grootte van 10% van de totaal toegenomen verharding gerealiseerd moet worden.
Toetsing planvoornemen aan beleid
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
De gronden waar de het zuidelijke deel van de voetgangersbrug voorzien is, staan volledig in de damwand. Achter de damwand ligt een stoep/verharding. Voor het plan zal een watervergunning moeten worden aangevraagd, omdat de geplande brug in de waterstaatswerkzone van de regionale waterkering komt te liggen. Op basis de constructietekeningen van de voetgangersbrug zal worden beoordeeld of de waterkerende functie van de gronden in stand blijven.
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Ook het noordelijke deel van de voetgangersbrug is in de waterkering gepland. Tevens wordt een deel van de kernzone van de waterkering ten behoeve van de parkeerplaatsen verhard. Voor deze twee onderdelen zal een watervergunning aangevraagd moeten worden.
Van een toename van het verhard oppervlak van meer dan 1.000 m2 is in onderhavige situatie geen sprake aangezien het plangebied in de huidige situatie nagenoeg volledig verhard is. De aanleg van waterberging ter compensatie is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
Beide waterschappen hebben aangegeven in principe positief tegen de voorgenomen ontwikkeling te staan, mits de functie van de waterkering aan beide zijden van de Heicop niet geschaad wordt.
Het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie Utrecht is vastgelegd in het SMPU 2004-2015, dat is geactualiseerd in het SMPU+ (2007). De doelen van het SMPU zijn:
De provincie wil de veiligheid en sociale leefkwaliteit in kernen verbeteren door provinciale wegen binnen de bebouwde kom in te richten als erftoegangsweg, dus een weg met een maximale snelheid van 30 km per uur. Een ander nieuw beleidsaccent is het verder verbeteren van de sociale veiligheid van fietspaden en bushaltes.
De aanleg van een P+R in d enabijheid van het station van Breukelen is passend binnen de provinciale beleidsdoelstellingen om een doelmatig verkeers- en vervoerssysteem te realiseren.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 zijn op 4 februari 2013 vastgesteld. Ten aanzien van het plangebied en in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling is met name het beleid ten aanzien van het versterken van het openbaar vervoer van belang. In paragraaf 5.4.3. van de Structuurvisie wordt hier ten aanzien van ondermeer het plangebied het volgende gesteld:
5.4.3 Openbaar vervoer Beleid Randstadspoor is een belangrijke drager van het openbaar vervoersysteem in onze regio. In de komende jaren zal Randstadspoor zich verder ontwikkelen. De frequentie van de treinen in onze provincie zal toenemen met als doel meer bereikbaarheid van bijna alle spoorstations. Ten behoeve van een goede openbaar vervoer bereikbaarheid blijven wij ons richting het Rijk inzetten voor voldoende spoorstations in onze regio. Ook blijven we de aanleg van een nieuwe spoorverbinding Almere-Utrecht-Breda bepleiten bij het Rijk. Om de toegenomen barrièrewerking van het spoor door de frequentieverhoging terug te dringen, worden een aantal ongelijkvloerse kruisingen aangelegd. We willen de verstedelijkingopgaven zoveel mogelijk koppelen aan bestaande OV-halten en knopen van het OV-netwerk. Dit doen we door middel van ons kantorenbeleid, de toepassing van de duurzame verstedelijkingsladder en de ladder van Verdaas. Voorts willen we knooppuntontwikkeling mogelijk maken. Plannen voor een eventuele verdere uitbreiding van het (H)OV netwerk beoordelen wij op basis van de effecten die dit zal hebben op de verkeersdruk en op de leefbaarheid. |
Het bevorderen van het openbaar vervoer in Breukelen en omgeving middels het uitbreiden van de P+R capaciteit past binnen deze beleidslijn uit het provinciale ruimtelijke beleid.
Regionaal waterbeleid
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is verantwoordelijk voor het waterbeheer en zuivering binnen haar beheergebied. De taken worden uitgevoerd door Waternet.
Onder waterbeheertaken vallen drie hoofdthema's: Veiligheid, voldoende water en schoon water. Daarnaast behoren tot de regulieren taken van het waterschap: beheer en onderhoud van het hoofdwatersysteem; opstellen van waterinrichtingsplannen en het nemen van peilbesluiten en het uitvoeren van projecten ter verbetering van de waterhuishouding. Naast de hoofdtaken en de reguliere taken zet het waterschap zich ook in voor maatschappelijke neventaken waarvan het doel is om de waterbeleving te vergroten.
Het waterschap heeft een Keur waarin verboden staan en vrijstellingen van werkzaamheden in en nabij waterstaatkundige objecten zoals keringen, watergangen en kunstwerken die van belang zijn voor het uitvoeren van de waterschaptaken. In de Keur staat aangegeven wanneer vrijstelling kan worden verkregen en onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de verboden. Bij ruimtelijke plannen is het van belang dat, naast de belangen van het waterschap, de planregels in overeenstemming zijn met de Keur.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heet het waterbeleid voor de komende jaren vastgelegd in "Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!'". In het waterbeheerplan staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied kan worden uitgevoerd. Verder bevat het waterbeheersplan een overzicht van de ambities en doelen van het waterschap voor 2010 tot en met 2015 en hoe deze te bereiken. Vier thema's vormen de leidraad van het plan:
Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de beschermingszone van de Heicop waardoor voor verschillende werkzaamheden een watervergunning vereist is. In paragraaf 2.4.9. is uiteengezet op welke wijze invulling wordt gegeven aan de waterhuishouding en het geldende waterschapsbeleid.
In 2002 heeft de toenmalige gemeente Breukelen de structuurvisie vastgesteld. De visie regelt de lokale dynamiek in wonen, werken, natuur, landschap, verkeer en verzorging in een duurzaam inrichtings- en ontwikkelingsmodel. Om deze aspecten te kunnen regelen, zijn de potenties van het dorp Breukelen en welke zaken nu of in de toekomst een bedreiging kunnen gaan vormen in beeld gebracht.
Kansen
Knelpunten
In de visie zijn op basis van het vorenstaande enkele thema's en deelgebieden nader uitgewerkt. Ten aanzien van het plangebied is het volgende thema relevant:
Onderhavige ontwikkeling heeft tot doel het verbeteren van het aanzicht en de voorzieningen in de omgeving van het stationsgebied en het verbeteren van het parkeeraanbod zodat het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd wordt.
Op 13 juli 2012 is de gemeentelijke kadernota "Afwijkingenbeleid gemeente Stichtse Vecht 2012" in werking getreden. Op grond hiervan geldt dat medewerking wordt verleend aan een afwijkingsprocedure indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Ad.1:
De voorgenomen ontwikkeling zorgt niet voor een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Het belangrijkste aspect ten aanzien van het woon- en leefklimaat betreft akoestiek. In paragraaf 2.4.5. is aangetoond dat middels de realisatie van een geluidwerende muur aan de richtwaarden voldaan wordt.
Ad. 2:
Ten opzichte van de huidige situatie verandert er ten aanzien van de verkeerssituatie niets. Het parkeerterrein op het Oussorenterrein (direct ten noorden van onderhavig plangebied) zal opgeheven worden waardoor er per saldo in de omgeving van het plangebied geen extra parkeerplaatsen zullen worden toegevoegd. Ook de ontsluitingsituatie blijft gelijk aan de huidige sitautie.
Ad. 3:
Op het gebied van sociale veiligheid wordt in de planvorming rekening gehouden middels o.a. een goed verlichtingsplan. Daarnaast zal cameratoezicht een positieve bijdrage leveren ten aanzien van de sociale veiligheid.
Ad. 4:
De aanleg van de P+R heeft geen invloed op het straat- en bebouwingsbeeld.
Ad. 5:
De aanleg van de P+R heeft geen negatieve consequenties voor in de omgeving aanwezig bedrijvigheid.
Ad. 6:
Met de belangen van derden is in onderhavig plan rekening gehouden. Met de direct belanghebbende (de eigenaar en bewoner van de woning Amerlandseweg 1) heeft meerdere keren overleg plaatsgevonden. De realisatie van de geluidwerende muur, een schutting en een verkeersremmende maatregel is in samenspraak met de direct belanghebbenden uitgewerkt.
Ad. 7:
Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van bebouwing. Het betreft enkel de aanleg van een parkeerterrein op gronden met een bedrijfsmatige bestemming.
Ad. 8:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve consequenties voor landschappelijke en/of natuurwaarden. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 2.4.4.) is gebleken dat door de realisatie van de P+R geen ecologische waarden worden geschaadt. Naar het mogelijk voorkomen van vleermuizen in de te slopen loods vindt nog aanvullend onderzoek plaats.
Ad. 9:
De aanleg van de P+R heeft geen negatieve consequenties ten aanzien van stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden.
Ad. 10:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen betrekking op een recreatieverblijf.
Uit het bovenstaande blijkt dat de afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een P+R passend is binnen het gemeentelijke afwijkingenbeleid.
Een omgevingsvergunning met afwijking kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In deze paragraaf wordt het juridische deel van de omgevingsvergunning nader toegelicht.
Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de verwezenlijking van een project een omgevingsvergunning verlenen in strijd met het bestemmingsplan. Het wettelijk kader wordt sinds 1 oktober 2010 gevormd door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat bepalingen omtrent een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan. Aangegeven wordt dat de omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In artikel 5.20 Besluit omgevingrecht (Bor) is geregeld waaraan een goede ruimtelijke onderbouwing moet voldoen. Voorliggende onderbouwing voldoet aan deze eisen.
De bevoegdheid tot het verlenen van de vergunning ligt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Op de voorbereiding van de vergunningverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
De omgevingsvergunning leidt niet tot kosten voor de gemeente die via een exploitatieplan verhaald zouden moeten worden. Alle kosten voor dit project worden gedragen door de initiatiefnemer provincie Utrecht. Er wordt daarom geen exploitatieplan vastgesteld.
Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht heeft bij besluit van 11 februari 2014 €4,84 milj. vrij te maken voor de realisatie van de Park + Ride. Het merendeel van de benodigde gelden zijn gedekt via het investeringsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu "Beter Benutten".
De economische uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling is hiermee voldoende vastgesteld.
In het kader van de te voeren procedure is het ontwerp van de omgevingsvergunning met deze ruimtelijke onderbouwing ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Deze ontwikkeling is dusdanig concreet en uitgewerkt dat hiervoor een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het project is getoetst aan het beleid op alle overheidsniveaus. De ontwikkeling is ook aan alle milieuaspecten getoetst. Uit de onderzoeken is gebleken dat geen aantasting van het milieu of een overschrijding van wettelijk voorgeschreven normen plaats zal vinden. De afwijking van het vigerend bestemmingsplan is aanvaardbaar en de ontwikkeling is wenselijk.