Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Breukelen Woongebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPwoongebiedBKL-OH01

5.3 Water

5.3.1 Beleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
De Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is een Europese wet die sinds december 2000 van kracht is. De KRW maakt een samenhangende Europese aanpak mogelijk om te komen tot schoon oppervlaktewater voor mens en natuur, en tot duurzaam watergebruik. De KRW heeft een verplichtend karakter: in 2015 moeten grotere oppervlaktewateren, de zogenaamde ‘oppervlaktewaterlichamen’, in principe voldoen aan chemische en ecologische doelstellingen. Voor prioritaire (gevaarlijke) stoffen zijn normen op Europees niveau vastgesteld. Voor veel andere chemische stoffen worden normen nationaal vastgesteld. De overige doelen worden per waterlichaam door de provincies vastgesteld. Ook grondwater moet voldoen aan chemische normen, en de grondwatervoorraad moet stabiel zijn. Het is onder strikte voorwaarden mogelijk het behalen van de doelen uit te stellen tot 2021 of tot 2027 of om uiteindelijk de doelen te verlagen als deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) blijken te zijn. Dat geldt zowel voor chemische (lager dan de Europese of nationale normen) als voor ecologische doelen. Het halen van de KRW-doelstellingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Onderstaande afbeelding toont de ligging van de KRW lichamen in het plangebied. 
 
KRW lichamen
 
De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. 
 
Beleid waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)
In het plangebied is Waterschap AGV de waterbeheerder. Op 1 januari 2006 is Waternet, de uitvoerende organisatie van AGV, officieel gestart. Het is een nieuw bedrijf voortkomend uit Waterschap AGV, het Waterleidingbedrijf Amsterdam, Dienst Waterbeheer en Riolering van Amsterdam. Waternet wordt bestuurd door de gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV).
 
Keur
De (nieuwe) Keur AGV 2011, het Keurbesluit Vrijstellingen en de Beleidsregels zijn op 1 december 2011 in werking getreden. In het Keurbesluit Vrijstellingen staat beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten in het watersysteem zijn toegestaan zonder dat een watervergunning nodig is. En in de nota Beleidsregels Keurvergunningen staat onder welke voorwaarden het bestuur van AGV een watervergunning kan verlenen voor werkzaamheden in het watersysteem.
 
Legger
De legger is een concrete uitwerking van de onderhoudsverplichtingen uit de Keur. De legger bestaat uit kaarten en tabellen met onder meer de volgende gegevens:
  • locatie van de primaire wateren, waterkeringen en kunstwerken;
  • eisen aan de primaire wateren, waterkeringen en kunstwerken.  
Waterbeheerplan AGV 2010-2015
Op 26 november 2009 is het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 vastgesteld. Het Waterschap AGV omschrijft hierin hun hoofdtaken, te weten:     
  1. zorg voor veilige dijken;     
  2. zorg voor voldoende water;  
  3. zorg voor schoonwater.
Naast de drie hoofdtaken draagt het waterschap ook zorg voor vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het waterbeheerplan beschrijft het beleid voor de periode van 6 jaar. Hierin zijn bovenstaande taken uiteraard opgenomen. Het beleid vormt het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het waterschap maken.
 
Ondergronds bouwen
Het is van belang dat problemen met het grondwater worden voorkomen. Het verdient aanbeveling om bij de inrichting rekening te houden met de aanwezige grondwaterstanden en voorzieningen te treffen om grondwateroverlast te voorkomen.  
Ondergrondse constructies kunnen van invloed zijn op de lokale grondwatersituatie. Het is van groot belang deze invloed te beperken, gezien de mogelijk grote nadelige gevolgen voor bijvoorbeeld houten paalfunderingen.
Middels een grondwaterstand­berekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechterd. Hiertoe dient de grondwaternorm opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
 
De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vaak gemeentelijk vastgesteld en luidt: “Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan”. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 m.  Wanneer blijkt dat niet aan de grondwaternorm voldaan kan worden, moeten maatregelen genomen worden, waarbij de voorkeursvolgorde uitgaat naar: aanpassen van het stedenbouwkundig grid, ophogen van het maaiveld, integrale grondverbetering, kruipruimteloos bouwen of ontwatering door nieuw te graven waterlopen.
 
Kelders en parkeergarages moeten waterdicht worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Gelet op het feit dat binnen het plangebied onder de verschillende bouwblokken parkeerkelders (kunnen) worden aangelegd is het wenselijk dat het gezamenlijk effect van deze constructies op de grondwaterstand in beeld wordt gebracht.”
5.3.2 Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
 
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Alle hoofdwatergangen en grotere waterpartijen worden positief bestemd.
 
KRW - lichamen
De KRW lichamen zijn allen voorzien van de bestemming Water. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen welke het watersysteem aantasten. Het behalen van de gestelde chemische en ecologische doelstellingen voor deze wateren worden daarmee door het conserverende karakter van het bestemmingsplan niet belemmert. Vanuit milieuwet- en regelgeving zullen de doelstellingen doorwerken naar verdere gebruiksmogelijkheden langs en op deze wateren.
 
Om doublures te voorkomen is de regelgeving voor steigers in KRW lichamen niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De eisen uit de Keur blijven van kracht.  
 
Waterstaat - Waterkering
Waterkeringen worden overgenomen op basis van de 'legger' van het hoogheemraadschap en de legger van Rijkswaterstaat. Deze laatste heeft van 31 mei tot 12 juli 2012 ter inzage gelegen, anticiperend op de vaststelling binnen voorliggend plan reeds de regeling overgenomen.
 
Waterstaat - Beschermzone watergang
Op verzoek van het hoogheemraadschap is aan weerszijde van de primaire watergangen een zone van 5 meter opgenomen waarin regels zijn gesteld ten einde bescherming te bieden aan de watergang.
 
Grondwater
Ten einde mogelijke grondwaterverstoringen tegen te gaan wordt in de regelgeving van het voorliggende bestemmingsplan het volgende bij ondergrondse bouwwerken afgedwongen:
  • ondergrondsebouwwerken moeten waterdicht worden uitgevoerd;
  • middels een grondwaterstandberekening  dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet onevenredig verslechter.
Middels de opgenomen regelgeving wordt het aspect water voldoende verankerd in het voorliggende bestemmingsplan. Daarmee zijn er vanuit het aspect water geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.