Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oostwaard 9
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPOostwaard9MRS-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'Oostwaard 9' van de Gemeente Stichtse Vecht.
 
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPOostwaard9MRS-VG01  met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
achtererf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevelrooilijn.
 
achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw.
 
afhankelijke woonruimte (i.v.m. mantelzorg):
een onderdeel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
afvalinzamelsysteem:
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.
 
agrarisch beheer:
het beheren en onderhouden van gronden, gericht op het voortbrengen van producten en behoud en herstel van het cultuurlandschap en natuurwaarden door middel van het telen van gewassen en/of het (hobbymatig) houden van dieren. Intensieve vormen van agrarische productie en (boom)kwekerijen zijn niet toegestaan.
 
agrarisch bouwperceel:
aaneengesloten terrein, waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, bedrijfs-woning(en) met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd;
 
ambachtelijk en verzorgend bedrijf:
een bedrijf voor de uitvoering van producerende en/of verzorgende ambachten, waar voor een belangrijk deel in handwerk goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker.
 
ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten.
 
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
architectonische waarde:
de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en -hoogte en de gevelindeling.
 
atelier:
werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan.
 
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel. In geval van meerdere eigenaren wordt het percentage naar rato van het oppervlak van het in eigendom zijnde perceel bepaald.
 
bed and breakfast:
een activiteit ondergeschikt aan een woning die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
 
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
bedrijf aan huis:
een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat niet krachtens milieuregelgeving vergunnings- of meldingsplichtig is, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen)transport vallen hier niet onder.
 
(bedrijfs)educatie
Het organiseren van activiteiten en leerprocessen met het oog op het vermeerderen van kennis gericht op agrarisch beheer, het voedselbos en de moestuin.
 
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, instellingen of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
 
begraafplaats:
een locatie waar overledenen worden begraven dan wel worden bijgezet in een urnenmuur of urnenveld.
 
beperkt kwetsbaar object:
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
  2. zwembaden en speeltuinen; 
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  4. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  5. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  6. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen)transport vallen hier niet onder.
  
beschermd monument:
een onroerend monument, aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet als beschermd monument, en ingeschreven in het door het rijk bijgehouden rijksmonumentenregister.
 
besloten (culturele) exposities en of voorstellingen;
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanningen, waaronder begrepen: muziek- theatervoorstellingen, voordrachten, boekbesprekingen en daarmee vergelijkbare activiteiten, niet zijnde een algemeen openbare horecagelegenheid zoals een café.
  
bestaande situatie:
  1. bij bebouwing: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van de terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders bepaald;
  2. bij gebruik: het legale gebruik dat bestaat op het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel nadien kan worden gebruikt krachtens een verleende vergunning, tenzij in de regels anders bepaald.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
  
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  
bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
  
bijzondere woonruimte:
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woonzorg-complex of daarmee gelijk te stellen voorziening.
 
boog-, gaas- en tunnelkassen:
al dan niet verplaatsbare constructies ten behoeve van fruit- of sierteelt, overtrokken met glas of ander lichtdoorlatend materiaal, bestemd als trek- of kweekkas of bescherming van het gewas
 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
  
bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder indien deze lager zijn dan 2,1 m en niet normaal beloopbaar zijn.
  
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
  
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
  
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
  
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
  
cultuurhistorische waarde:
de aan een (samenstel van) bouwwerk(en) of gebied toegekende waarde in verband met het beeld dat door het gebruik in de loop van de geschiedenis is ontstaan, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
 
dagrecreatie:
recreatie in de vorm van een dagje uit zonder overnachting ter plaatse.
  
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  
dienstverlening/maatschappelijke dienstverlening:
een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening zulks met uitzondering van horecaondernemingen en erotisch getinte horeca).
 
educatieve en of culturele bijeenkomst:
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur, educatie en ontspanning, waaronder begrepen: muziek- theatervoorstellingen, lezingen, debatten cursussen, trainingen en daarmee vergelijkbare activiteiten, niet zijnde een algemeen openbare horecagelegenheid zoals een café
  
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
  
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
  
evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, thematische beurzen en markten.
  
extensief recreatief medegebruik:
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.
 
galerie:
ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
  
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  
geluidsgevoelig object:
woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder.
  
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gezien zijn bestemming, vorm of gebruik, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
  
hoogtescheidingslijn:
een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven.
  
horeca:
een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Hierbij wordt de volgende onderverdeling gehanteerd:
 
  • Categorie 1: Overnachtingsmogelijkheden
    • A: Bed & Breakfasts
    • B: Hotel <10 kamers
    • C: Hotel >10 kamers
  • Categorie 2: Daghoreca
    • A: Ondersteunende horeca
    • B: o.a. Lunchrooms
  • Categorie 3: Fastfood:
    • cafetaria, grillroom etc
  • Categorie 4: Avondhoreca
    • A: restaurant/ eetcafé
    • B: restaurant fastfood/ Wok
  • Categorie 5: Avondhoreca
    • Café, bier- en wijnconcepten
  • Categorie 6: Avondhoreca
    • discotheek, partycentrum
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde (bedrijfsmatige) kamerbewoning/kamerverhuur.
  
huishouding:
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin.
  
kamerbewoning/kamerverhuur:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan één zelfstandig huishouden.
 
kampeermiddelen:
niet als een bouwwerk aan te merken tent, vouwwagen, kampeerauto (camper), toercaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen zoals een yurt of tipitent, dat bestemd is voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
  
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen / het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.
  
kap:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk waarbij bij een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.
  
karakteristiek:
een onroerend monument, gebouw, bouwwerk of beplanting aangemerkt als karakteristiek vanwege de karakteristieke waarde in het straatbeeld, zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, en waarvan het behoud van belang is.
 
kassen:
  1. tunnelkassen: al dan niet verplaatsbare en voor mensen toegankelijke constructies ten behoeve van fruit- of sierteelt, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd als trek- of kweekkas of bescherming van het gewas;
  2. boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare bouwwerken ten behoeve van bescherming van het gewas.
kelder:
een grotendeels ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
  
kelderingang:
een constructie die dient voor de toegang tot een kelder.
  
kelderkoekoek:
een uitgebouwde constructie van beperkte omvang aan de buitenzijde van de kelderwand die dient voor daglichttoetreding en/of ventilatie van de kelder. Als uitgebouwde bak wordt het ook wel een lichtkolk of vossengat genoemd, een lange doorgaande koekoek ook wel een wolfskuil.
 
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals steigers, picknickplaatsen, obervatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
  
kwetsbaar object:
  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.
 
landwinkel
ondergeschikte detailhandel gericht op de verkoop van lokaal geproduceerde producten en ambachtelijke boerderij- en streekproducten.
 
ligplaats:
een plaats voor het aanleggen van vaartuigen.
  
maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, (buitenschoolse) kinderopvang, alle met bijbehorende praktijkruimten, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
  
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
  
natuurwaarden:
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
  
nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.
  
normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
  
nutsvoorzieningen:
gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer.
  
objecten met cultuurhistorische waarde:
bebouwing met cultuurhistorische waarde waaronder naast het hoofdgebouw tevens de (aangebouwde) voormalige bedrijfsgedeelten vallen die, gelet op de oorspronkelijke functie en bouwwijze, een wezenlijk onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke (bedrijfs)bebouwing; hieronder vallen niet latere aan- of uitbouwen (erfbebouwing) zonder cultuurhistorische waarde.
  
ondergeschikte functie:
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
  
ondergeschikte detailhandel:
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, funtioneel en inkomenswervend aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie.
  
ondersteunende horeca:
horeca-activiteiten die in ruimtelijk, functioneel opzicht ondergeschikt en gelieerd zijn aan de hoofdfunctie, zijnde een recreatieve, culturele, educatieve activiteit of bij een agrarische en of maatschappelijke functie, waarbij ondergeschikt tot uitdrukking komt in ondergeschikt oppervlakte van de functie dan wel ondergeschikt in de tijdsduur van de hoofdactiviteit.
  
overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
  
perceelsgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
  
perifere detailhandel:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
  
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
reclameobjecten:
borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen en vergelijkbare objecten, waarbij de afmetingen van een bord of spandoek worden bepaald door de buitenomtrek met inbegrip van de ondergrond, achtergrond, draagconstructie en steunconstructie die kennelijk tot het bord behoren en de hoogte boven het maaiveld wordt gemeten vanaf het hoogste punt van het bord, spandoek, vlag, informatiezuil of object tot aan het maaiveld;
  
recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
 
recreatieappartement;
een deel van een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf
en waarbij de gebruikers hun vaste hoofdverblijf elders hebben. Het permanent bewonen van het gebouw is niet toegestaan.
   
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
  
speelterrein:
een terrein dat erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden en waarop speelvoorzieningen kunnen worden geplaatst.
  
speelvoorziening:
een voorziening, die erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden.
  
standplaats:
een plek in het openbaar gebied waar ambulante handelaren een dagdeel, dag en/of een aantal dagen per week waren kunnen verkopen.
  
straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. (ondergrondse) afvalinzamelsystemen.
steiger:
een constructie langs of dwars op een oever die als aanlegplaats voor schepen dient.
  
streefpeil:
het reglementair vastgestelde waterpeil dat door de beherende instantie wordt nagestreefd.
  
terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
 
voedselbos:
een voedselbos is primair een natuurlijke, duurzame landbouwmethode gericht op eetbare productie.
  
volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.
  
voorerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn.
  
voorgevel:
de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
  
voorgevelrooilijn:
Een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen. 
  
vrijstaand:
bebouwing waarbij de gebouwen aan beide zijden niet tegen een al dan niet op een ander bouwperceel gelegen gebouw zijn gebouwd.
  
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
  
(kunst)werk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
  
woning/wonen/wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
  
zijerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de voorgevelrooilijn en vóór de achtergevelrooilijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten: 
  1. algemeen:
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
  1. afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (bouw)perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
  1. bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
buitenwerks boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken worden opgeteld.
  1. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld.
  1. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  1. bouwhoogte van een antenne-installatie:
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  1. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:
tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
  1. breedte van een bouwperceel:
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn.
  1. breedte van een bouwwerk:
buitenwerks en/of het hart van scheidingsmuren en evenwijdig aan de betreffende gevel.
  1. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  1. diepte van een bouwwerk:
buitenwerks (en/of het hart van scheidingsmuren) en haaks op de betreffende gevel.
  1. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt.
  1. hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.
  1. horizontale diepte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
  1. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
  1. insteek van watergangen:
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld.
  1. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  1. oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
  1. peil:
    1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    3. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
    4. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
    5. voor een brug: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het land- danwel bruggenhoofd.
  1. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenkant van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
  1. Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden stoepen, stoeptreden, trappen, funderingen, kelderkoekoeken, erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt en overige ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. grondgebonden veehouderijbedrijven en/of agrarisch beheer;
  2. behoud, versterking en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    1. de onregelmatige blokkenverkaveling
    2. het halfopen landschap
    3. dijken en dijkwegen langs rivieren
    4. het lichtgloeiend reliëf
    5. halfopen beplantingsstructuur langs de rivier
    6. erfbeplanting zoals knotwilgen en boomgaarden
    7. jaagpaden
    8. dakpanschoeiingen 
  3. verkoop van streekeigen producten als nevenfunctie;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. (bedrijfs)educatie
  6. hoogstamboomgaard;
  7. een moestuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - moestuin’;
  8. een voedselbos uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voedselbos’;
  9. tevens voor maximaal 15 kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen.'.
met daarbij behorende:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. tunnelkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘tunnelkassen’;
  3. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  4. groenvoorzieningen en water;
  5. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  6. overig functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken en of bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden:
  1. erf-, terreinafscheidingen en houten fietsenrekken met een maximale hoogte van 1,5 meter;
  2. 1 schuilstal voor vee met een maximale oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte van 2,5 meter;
  3. 1 opstal ten behoeve van het huisvesten van insecten (bijenkasten) met een maximaal oppervlakte van 10 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 meter, waarbij geldt dat tenminste 30 meter afstand tot gevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, aangehouden moet worden;
  4. boog- en gaaskassen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 1 meter;
  5. tunnelkassen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 3 meter en een totaal gezamenlijk oppervlakte van 80 m2.
     
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeven van de bouw van een paardenbak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 voor het bouwen van een paardenbak, met dien verstande dat:  
  1. de paardenbak uitsluitend binnen het aangrenzende bouwvlak met de bestemming Gemengd mag worden gerealiseerd dan wel deels buiten het bouwvlak indien dit aantoonbaar wegens gebrek aan ruimte op het bouwvlak of vanwege de geldende afstandsmaten tot woningen van derden noodzakelijk is;
  2. de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
  3. per aangrenzend bouwvlak met de bestemming Gemengd ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
  4. het aantal eenhoevigen ten hoogste 5 mag bedragen (onbeperkt voor bedrijfsmatige activiteiten);
  5. de afstand van de paardenbak tot de woning of bedrijfsbebouwing op het eigen bouwvlak ten hoogste 50 m mag bedragen;
  6. de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m moet bedragen tenzij deze afstand niet mogelijk is in welk geval de afstand ten minste 25 m bedraagt en door middel van te treffen maatregelen geen hinder is te verwachten voor omwonenden;
  7. er geen lichtmasten gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak;
  8. de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,7 m mag bedragen;
  9. de bestaande en beoogde landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 aanhef niet onevenredig worden aangetast;
  10. het bevoegd gezag wint, alvorens over de afwijking te beslissen, schriftelijk advies in bij een deskundige inzake natuur, landschap en cultuurhistorie met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub b wordt voldaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ gelden in aanvulling op het gestelde in artikel 3 lid 1 de volgende regels:
  1. Het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan;
  2. de oppervlakte ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen bedraagt ten hoogste 25% van de agrarische gronden;
  3. buitenopslag anders dan ten behoeve van het krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik en hoger dan 4 m is niet toegestaan;
  4. Ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voedselbos’ mag ten hoogste 30% van de gronden beplant worden met opgaande beplantingen. artikel 3 lid 6.1 is overeenkomstig van toepassing.
3.4.2 Ten behoeve van kleinschalig kamperen
Voor kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' geldt dat:
  1. het aantal kampeermiddelen bij het bouwvlak met de bestemming Gemengdniet meer dan 15 bedraagt;
  2. het totaal aantal personen dat verblijft in kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 20 personen;
  3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
  4. de maximale oppervlakte van het kampeerterrein niet meer dan 1.500 m² bedraagt;
  5. het kleinschalig kamperen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak met de bestemming Gemengd plaatsvindt;
  6. de sanitaire en overige voorzieningen ten behoeve van de camping worden gerealiseerd binnen 
    het bouwvlak met de bestemming Gemengd  waarbij het maximaal te bebouwen oppervlakte in het bouwvlak niet overschreden mag worden;
  7. de kampeermiddelen een niet-permanent karakter bezitten zoals tenten, vouwwagens, toercaravans en kampeerauto’s (campers);
  8. er geen permanente bewoning of huisvesting plaatsvindt;
  9. de afstand van kampeermiddelen tot geluidsgevoelige bestemmingen niet minder bedraagt dan 50 m;
  10. de kampeeractiviteiten niet noodzaken tot aanpassing of verharding van de openbare infrastructuur;
  11. het parkeren op eigen terrein wordt opgelost;
  12. cumulatie met andere kleinschalige kampeerterreinen en / of reguliere campings is niet toegestaan;
  13. de bestaande en beoogde landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 aanhef in artikel 3 lid 1 sub b niet onevenredig worden aangetast;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Afwijken ten behoeve van opgaande beplanting voedselbos
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.1 sub d ten behoeve van het percentage opgaande beplanting in het voedselbos met dien verstande dat:
  1. het percentage opgaande beplanting verhoogd mag worden tot maximaal 40%;
  2. aangetoond is dat de (agrarische) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig worden aangetast;
  3. aangetoond is dat landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden zoals genoemd in 'Waarde - Cultuurhistorie, landschap en natuur' niet onevenredig worden aangetast;
  4. het bevoegd gezag wint, alvorens over de afwijking te beslissen, schriftelijk advies in bij een deskundige inzake natuur, landschap en cultuurhistorie met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde onder sub c wordt voldaan;
  5. artikel 3 lid 6.1 onverminderd van toepassing is
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanleggen of verharden van (kavel)wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
    2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
    4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting.
3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
  1. Het verbod als bedoeld in artikel 3 lid 6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 sub b en niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
3.6.4 Advies
  1. Het bevoegd gezag kan uitsluitend vergunning verlenen na advies van een deskundige inzake de in artikel 3 lid 6.3 genoemde waarden
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen ten behoeve van één wooneenheid;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. agrarisch gebruik ten behoeve van gebruik omliggende bestemming 'Agrarisch met waarden';
  4. (kook-)cursussen, vergaderingen, seminars, yoga- en meditatieactiviteiten in één of meerdaagse bijeenkomsten inclusief ondersteunende horeca;
  5. (bedrijfs)educatie en of culturele bijeenkomsten, zoals muziek-, theatervoorstellingen en of exposities inclusief ondersteunende horeca;
  6. horeca categorie 1A, 1B, 2A en 2B zoals bedoeld in artikel 1;
  7. landwinkel 
  8. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de woning(en);
  9. evenementen.
met daarbij horende:
  1. tuinen en erven;
  2. (ontsluitings)wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd'  verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  4. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  5. Het maximum grondoppervlak van de woning en de aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 650 m2 danwel maximaal het bouwvolume dat aanwezig was ten tijde van het ter inzage legging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht worden;
  2. bijbehorende bouwwerken op het zijerf mogen op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  3. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m.
  4. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 m.
  5. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt  ten hoogte 7 m.
  6. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen te zijn voorzien van een meerzijdig hellende kap, met dien verstande dat een volledig plat dak is toegestaan indien het bijbehorende bouwwerk niet zichtbaar is vanaf het openbaar gebied;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen bedraagt ten hoogste de maximaal toegestane goothoogte;
  8. het oppervlak van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, inclusief de bijbehorende bouwwerken met de aanduiding karakteristiek, mag maximaal 450 m2 bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:  
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1,5 m.
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m.
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming ‘Gemengd’ gelden in aanvulling op het gestelde artikel 4 lid 1 de volgende regels:
  1. het aantal bezoekers wat aanwezig mag zijn bij de onder artikel 4 lid 1 sub d  genoemde activiteiten bedraagt maximaal 50;
  2. het aantal bezoekers wat aanwezig mag zijn bij de onder artikel 4 lid 1 sub e  genoemde activiteiten bedraagt maximaal 135;
  3. er mogen uitsluitend voor horeca categorie 1B  maximaal 7 kamers voor 2 personen per kamer, en 3 recreatieappartementen voor maximaal 4 personen per appartement, worden gebruikt ten behoeve van overnachtingen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 sub f;
  4. ten aanziende van het gesteld in artikel 4 lid 1 sub f voor horeca categorie 2A geldt dat met ondersteunende horeca ten behoeve van de bestemming gemengd in ieder geval bedoeld wordt: ontbijten, lunches en (avond)maaltijden inclusief het schenken van alcoholische dranken;
  5. het oppervlak van de landwinkel mag maximaal 50m2 bedragen.
  6. zelfstandige recreatieappartementen zijn niet toegestaan;
  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.
4.3.2 Specifieke gebruiksregels ten aanzien van evenementen
binnen de bestemming Gemengd is het toegestaan:
  1. Rustige evenementen te organiseren binnen de gebouwen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbeleid Evenementen Stichtse Vecht 2017;
  2. Evenementen te organiseren buiten de gebouwen die passen binnen de reguliere geluidsnormen van het Activiteitenbesluit (afdeling 2.8);
  3. Er mogen maximaal 7 evenementen per jaar buiten de gebouwen worden georganiseerd waarbij de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    1. Er mogen maximaal 5 evenementen per jaar worden georganiseerd die vallen in de categorie meldingplichtige evenementen zoals genoemd in het Uitvoeringsbeleid Evenementen Stichtse Vecht 2017, vastgesteld 21 november 2017;
    2. Er mogen maximaal 2 evenementen worden georganiseerd die vallen in categorie A zoals genoemd in het Uitvoeringsbeleid Evenementen Stichtse Vecht 2017, vastgesteld 21 november 2017;
    3. Evenementen in de categorie B en C zoals genoemd in het Uitvoeringsbeleid Evenementen Stichtse Vecht 2017, vastgesteld 21 november 2017 zijn niet toegestaan.
    4. De evenementen mogen meerdere dagen beslaan met een maximum van 3 dagen, waarbij elke dag geldt als 1 evenement.
  4. In geval van de onder c 1. genoemde evenementen (meldingplichtige evenementen) bedraagt het toegestane geluidsniveau bij de gevels van woningen van derden van alle onversterkte muziek maximaal:
    1. Het toegestane gemiddelde geluidsniveau (LAeq) van alle onversterkte en versterkte muziek op de gevel van geluidgevoelige gebouwen of een geluidgevoelig terrein bedraagt maximaal:
      1. 55 dB(A) tussen 07:00 en 19:00 uur;
      2. 50 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
      3. 35 dB(A) tussen 23:00 en 07:00 uur.
  5. In geval van de onder c 2. genoemde evenementen (risico categorie A) bedraagt het toegestane geluidsniveau bij de gevels van woningen van derden van alle versterkte en onversterkte muziek maximaal:
    1. Het toegestane gemiddelde geluidsniveau (LAeq) van alle onversterkte en versterkte muziek op de gevel van geluidgevoelige gebouwen of een geluidgevoelig terrein bedraagt maximaal:
      1. 65 dB(A) tussen 07:00 en 19:00 uur;
      2. 60 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
      3. 35 dB(A) tussen 23:00 en 07:00 uur.
  6. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' mag bij één (1) evenement maximaal 2 overnachting plaatsvinden voor de bezoekers van dat evenement binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen;
  7. Het aantal bezoekers aan een meldingplichtig evenement mag maximaal 150 personen bedragen;
  8. Het aantal bezoekers aan een categorie A evenement mag maximaal 250 personen bedragen.
  9. Voor het verlenen van een vergunning worden voor het overige de regels aangehouden zoals die zijn opgenomen in het Uitvoeringsbeleid Evenementen Stichtse Vecht 2017, vastgesteld 21 november 2017,
    dan wel het uitvoeringsbeleid zoals dat geldt ten tijde van de vergunningaanvraag.
4.3.3 Voorwaardelijke verplichting
Het is niet toegestaan bebouwing aanwezig in de bestaande situatie te slopen dan wel te verbouwen zodanig dat schade aan beschermde soorten ontstaat, zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming. Alvorens over te gaan tot sloop dan wel verbouw dient door een deskundig bureau een ecologisch onderzoek naar potentieel aanwezig beschermde soorten uitgevoerd te worden als onderdeel van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub f om de horecacategorieën 4a of 5 toe te staan zoals opgenomen in artikel 1 met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat de uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  2. aangetoond wordt dat de aanvulling niet leidt tot een toename van bebouwd oppervlakte;
  3. aangetoond wordt dat de horeca uitbreiding niet leidt tot aantasting van de horecastructuur in de omgeving;
  4. aangetoond wordt dat de ontwikkeling, economisch, maatschappelijk en (milieu-)technisch uitvoerbaar is;
  5. voldaan wordt aan de parkeernormen binnen het bestemmingsplangebied zoals voorgeschreven in artikel 13 lid 1.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. groen;
  2. corridors;
  3. water;
  4. park en plantsoenen;
  5. in- en uitritten;
  6. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
  1. speelvoorzieningen en speelvelden;
  2. kunstobjecten en straatmeubilair;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterberging, waaronder bergbezinkbassins;
  5. voet- en fietspaden;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:  
  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en gemalen bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
    1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:  
  1. de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met de verkeersveiligheid;
  2. er sprake is van een ruimtelijke noodzaak in verband met parkeercongestie.
Artikel 6 Tuin - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. tuinen;
  2. (ontsluitings)wegen en paden;
met daarbij horende:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. overige functioneel met de bestemming 'Tuin - 1' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
  1. erkers of toegangsportalen aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw, waarvoor de volgende bouwregels gelden:
    1. De bouw van een erker of toegangsportaal mag niet ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen erf.
    2. De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de desbetreffende voor- of zijgevel van het hoofdgebouw.
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 m.
    4. De horizontale diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,25 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1,5 m.
  2. Voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gelden de volgende bouwregels:
    1. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 m.
  3. Voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zoals pergola's, gelden de volgende bouwregels:
    1. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. water;
  4. duikers en (kunst)werken;
  5. oeververbindingen (bruggen);
  6. terrassen;
  7. in- en uitritten;
  8. standplaatsen;
  9. reclameborden;
met de daarbij horende:
  1. kunstobjecten en straatmeubilair;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. lichtmasten;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterberging, waaronder bergbezinkbassins;
  5. overige functioneel met de bestemming ‘Verkeer’ verbonden voorzieningen, zoals lichtmasten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bouwregels: 
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd waarvoor geldt dat:
    1. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m mag bedragen;
    2. de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 15 m² mag bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 meter.
  2. de bouwhoogte van straatmeubilair, reclameborden en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m.
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. water en waterlopen;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterberging, waaronder bergbezinkbassins;
  3. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde de slotenpatronen en de bijbehorende oevers;
  4. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij horende:
  1. voorzieningen waaronder sluizen, bruggen, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers;
  2. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:  
  1. de bouwhoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 5 m.
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
 
9.2.1 Algemeen
Op de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
9.2.2 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde onder artikel 9 lid 2.1 zijn bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien:
  1. het betreft: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid;
  2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
  3. een bouwwerk waarbij de bodemverstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt.
  4. een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
  5. bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden, voor zover deze niet reeds vallen onder artikel 9 lid 2.2, volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) gerealiseerd worden, mits op basis van het archeologisch rapport dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend en waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
  1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
  3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
9.3.2 Omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 9 lid 3.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen: de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundig op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.3 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld;
  2. het ontgronden, baggeren, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen verlagen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
  3. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van drainage;
  7. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  10. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld.
9.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in artikel 9 lid 4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van onderhoudsbaggerwerkzaamheden die aantoonbaar niet dieper dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  3. die een oppervlakte beslaan van niet meer dan 500 m2;
  4. die een oppervlakte beslaan van meer dan 500 m2 maar waarbij de bodem niet dieper gaan dan 0,3m beneden het maaiveld wordt geroerd;
  5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  6. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. 2 is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 4.1 kan een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid, voor zover deze niet reeds vallen onder artikel 9 lid 4.2, uitgevoerd worden mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt ingediend, en naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
    1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. archeologisch waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden;
    3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld onder a is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 9 lid 4.2 sub c.
  3. Het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op grond waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 9 lid 3.1 en/of het bepaalde onder a. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. artikel 9 lid 4.4 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
9.4.4 Voorschriften bij een omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4.5 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
10.2 Bouwregels
  1. Ten behoeve van de in artikel 10 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m worden gerealiseerd.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt goedkeuring gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mogen gebouwd worden conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de in artikel 10 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  4. het omzetten van grasland in bouwland;
  5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard;
  7. verlagen van het waterpeil;
  8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  9. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  11. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  12. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  13. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  14. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
10.3.2 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
10.3.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 10 lid 3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
10.3.4 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 10 lid 3.1 na schriftelijk goedkeuring van de beheerder van de waterkering.
3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Bestaande afwijkende maatvoering
  1. In die gevallen dat de bestaande goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet
    of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
12.2 Ondergrondse bouwwerken
  1. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan. Indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het bepaalde onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. De verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil.
    2. Een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen.
    3. De afstand tot de perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m.
    4. Kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan.
    5. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
    6. Bergbezinkbasins zijn toegestaan op alle gronden binnen het plangebied.
12.3 Overschrijding bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen
De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen met niet meer dan 50 cm;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 20 cm bedraagt;
  3. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
  4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  5. balkons, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1 m overschrijden;
  6. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  7. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;
  8. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 3 m wordt overschreden;
  9. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
  10. bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
13.1 Parkeren
  1. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Nota parkeernormen'.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, indien op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 Karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden en gebouwen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van karakteristieke bouwwerken.
14.1.1 Woningsplitsing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de bestemmingsregels en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het toevoegen van één extra woning per bouwperceel binnen de bestaande bebouwing toestaan, mits:
  1. in het betreffende pand ingevolge de planregels al één of meer woningen zijn toegestaan;
  2. dit noodzakelijk is voor het behoud van het gebouw;
  3. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  6. de karakteristieke waarden van de bebouwing niet worden aangetast;
  7. ten aanzien van de bovengenoemde aspecten dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige.
14.1.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. Geen omgevingsvergunning is nodig voor sloopwerkzaamheden die:
    1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. het normale onderhoud betreffen;
    3. op grond van een eerder verleende vergunning of een aanschrijving van het bevoegd gezag reeds mogen worden uitgevoerd ;
    4. plaatsvinden bij bouwwerken die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien geen onevenredige schade plaatsvindt van de karakteristieke waarden van de bebouwing;
  4. In afwijking van het bepaalde onder c kan een omgevingsvergunning worden verleend als sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep of als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  5. Indien het bevoegd gezag voornemens is om de vergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub c of d, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
14.2 Geluidzone industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.
14.3 Milieuzone - 100-jaaraandachtsgebied
Binnen de aanduiding “milieuzone – 100-jaarsaandachtsgebied”, is het bepaalde in de interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht (en Provinciale Milieuverordening (PMV)) van toepassing. Rekening moet worden gehouden met het standstill-principe waarbij functiewijzigingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de grondwaterkwaliteit niet zijn toegestaan. Verder geldt dat bedrijfstypen met een bodemrisico niet zijn toegestaan. Een overzicht van deze bedrijfstypen is opgenomen in de bijlagen bij de regels. Voor bestaande inrichtingen geldt overgangsrecht.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Afwijkingen
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
    1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
    2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15%;
    3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 15% worden vergroot;
    4. de bouw van maximaal 2 reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
    5. het oprichten van masten en antenneinstallaties ten behoeve van (tele)communicatie-doeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
    6. het afwijken van parkeernormen zoals opgenomen in deze regels, indien redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de eis tot realisatie van parkeerplaatsen conform de voorgeschreven parkeernorm onder de voorwaarde dat met behulp van de parkeerdrukmeting wordt aangetoond dat de parkeerbehoefte van gezamenlijke functies in de omgeving te allen tijde kan worden afgewikkeld op de al aanwezige of geplande beschikbare parkeergelegenheid;
    7. het gebruik van uitsluitend hoofdgebouwen voor kamerbewoning/-verhuur, mits:
      1. er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 3 maanden);
      2. het gebruik voor kamerbewoning/-verhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
      3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
      4. de tijdelijkheid van de kamerbewoning/-verhuur moet aantoonbaar zijn.
  2. Afwijking als bedoeld onder a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
16.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
 
16.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van het desbetreffende type bedrijf daartoe aanleiding geeft.
16.3 Wijziging bestemming Waarde - Archeologie 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 
 
Regels van het bestemmingsplan Oostwaard 9 te Maarssen