direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Verblijfsrecreatieterrein Gageldijk 71
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPGageldijk71MVP-VG01

2.2 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende:

  • efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen;
  • gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen;
  • veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting;
  • ruimte voor de recreatiesector om zich tot een economische drager van (delen van) het platteland te ontwikkelen.

Het plangebied ligt in de, in de Nota Ruimte aangewezen, Rijksbufferzone Utrecht-Hilversum en Nationaal Landschap Groene Hart en De Nieuwe Hollandse Waterline. Het bieden van voldoende mogelijkheden voor (dag-)recreatie in de groene ruimte binnen of nabij de stedelijke netwerken is een belangrijke doelstelling van het beleid in deze gebieden. Het ruimtelijke beleid voor de rijksbufferzones vraagt enerzijds om het tegengaan van ongewenste stedelijke ruimtelijke ontwikkelingen en anderzijds om het stimuleren van functies die bijdragen aan de dagrecreatieve mogelijkheden en het groene karakter van de gebieden. Kleinschalige verblijfsrecreatie is overigens toegestaan. Voor Nationale Landschappen staat het behoud, beheer en versterking van kenmerkende (cultuur)historische en landschappelijke kwaliteiten centraal.

Ontwerp AMvB Ruimte (29 mei 2009)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte.

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op het plangebied zijn twee artikelen uit de AMvB Ruimte van toepassing:

Artikel 3.1 Rijksbufferzones

Het plangebied is aangewezen als Rijksbufferzone. Het tegengaan van verstedelijking en het stimuleren van (dag)recreatieve mogelijkheden en het groene karakter van het gebied staan hier centraal. Nieuwbouw ten behoeve van stedelijke functies, waaronder complexen van recreatiewoningen is niet toegestaan. Aangezien het in dit geval gaat om vervangende nieuwbouw, waarbij het aantal recreatiewoningen afneemt, past de ontwikkeling in het beleid dat geldt voor Rijksbufferzones.

Artikel 3.3 Nationale landschappen

Het plangebied ligt in de Nationale landschappen Het Groene Hart en De Nieuwe Hollandse Waterlinie. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten. Kernkwaliteiten van het plangebied zijn 'openheid', 'groen en overwegend rustig karakter' en 'samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen'. Behoud, beheer en versterking van deze kwaliteiten staat centraal. De ontwikkeling aan de Gageldijk houdt rekening met de aanwezige kwaliteiten door handhaving van de al aanwezige groenstructuur/begroeiing rondom het plangebied.

Beleidsregel permanente bewoning van recreatiewoningen

Het beleid voor recreatiewoningen is op 11 november 2003 door de minister van VROM toegelicht in de beleidsbrief 'Permanente bewoning van recreatiewoningen'. Kern van het probleem is dat het permanent bewonen van recreatieverblijven in bestemmingsplannen niet is toegestaan, maar dat het desondanks in de praktijk voorkomt. Juridisch gezien gaat het bij permanente bewoning van recreatieverblijven niet om de duur ervan (permanent of tijdelijk), maar om strijdigheid van de activiteit met de geldende planregels, in dit geval de bestemming 'Recreatie'.

Indien een gemeente in voorkomende gevallen kiest voor een recreatiebestemming, dan dient door middel van een actief handhavingsbeleid de eventuele onrechtmatige bewoning actief te worden bestreden. De exploitant van het complex is eveneens verantwoordelijk voor het voorkómen van onrechtmatig gebruik van de recreatieverblijven op zijn complex. In de praktijk blijkt onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven onder meer voor te komen op complexen die na realisatie als afzonderlijke (recreatie)woningen worden verkocht. Hierdoor, maar ook mede vanwege het karakter van de bebouwing op dergelijke complexen, is vervolgens de stap naar de onrechtmatige bewoning daarvan snel gezet. Dergelijke complexen voorzien veeleer in de behoefte om in een aantrekkelijke omgeving te wonen in plaats van het bedienen van de recreatieve markt. Van belang hierbij is het borgen van voldoende verblijfsrecreatief aanbod en het borgen en ontwikkelen van de kwaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied.

Om dit voor toekomstige situaties te voorkomen dienen gemeenten, bij een positieve planologische beoordeling van een aanvraag voor een recreatiecomplex, in het bestemmingsplan een voorziening te treffen waardoor de recreatieverblijven op dergelijke complexen, ook na eventuele verkoop, voor de recreatie bestemd en beschikbaar blijven.