direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologie
Plan: Verblijfsrecreatieterrein Gageldijk 71
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPGageldijk71MVP-VG01

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • b. Secundair zijn de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het bepaalde in dat artikel van overeenkomstige toepassing is.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 5.1 onder a bedoelde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.2 onder a mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden conform het bepaalde in de betreffende bestemmingsbepalingen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1

Het is verboden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) van het bevoegd gezag:

  • 1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • 2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • 4. het omzetten van grasland in bouwland;
  • 5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • 6. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • 7. verlagen van het waterpeil;
  • 8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 9. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • 10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • 11. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • 12. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • 13. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 14. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

5.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Het bepaalde in lid 5.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in lid 5.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. indien de werken en werkzaamheden een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.

5.3.4 Advies

Het bevoegd gezag verleend uitsluitend vergunning zoals bedoeld in lid 5.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  • b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in lid 5.4 onder a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.