Plan: | Winkelcentrum Breust-Eijsden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1903.BPLKOM10002WIN-VG01 |
Het ministerie van Infrastructuur & Milieu heeft onlangs de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte “Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig” vastegesteld (maart 2012). Deze structuurvisie vervangt straks onder meer de Nota Ruimte en de nota Mobiliteit.
In de structuurvisie geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. Hierbij zijn voldoende goede woningen en goede bereikbaarheid (van de werkgebieden) van groot belang. Maar de ruimtelijke verschillen in Nederland nemen sterk toe. In het westen van het land is nog steeds sprake van groei, terwijl de helft van de gemeenten de gevolgen van een krimpende bevolking ondervindt.
In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de rijksoverheid worden ingezet. Het rijk heeft daarvoor 3 hoofddoelen geformuleerd:
Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.
De Crisis- en Herstelwet (Chw) is ingegeven als instrument ter stimulering van de economie in crisistijden, met name de bouwsector. De wet komt tegemoet aan de klacht dat economische schade wordt geleden door trage en lange planologische procedures.
Indien een bestemmingsplan wordt vastgesteld wat de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt, zoals het onderhavige bestemmingsplan voor het winkelcentrum Breust te Eijsden, of dat betrekking heeft op de herstructurering van woon- en werkgebieden, dan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing in de beroepprocedure tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, het planbesluit.
De toepasselijkheid van afdeling 2 heeft gevolgen voor de omvang van het beroep dat tegen het bestemmingsplan kan worden ingediend. Het beroepsrecht wordt onder meer op de volgende onderdelen beperkt:
De Nota Belvedère uit 1999 geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan, en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. De culturele identiteit kan versterkt worden door een sterker accent te plaatsen bij het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. Cultuurhistorie, ruimtelijke planning, integraal ontwerpen en opdrachtgeverschap kunnen beter en creatiever op elkaar aansluiten. In de dynamiek van het nieuwe moet zorg voor en creatieve benutting van cultuurhistorische waarden vanzelfsprekend zijn. De opdracht ligt zowel in het landelijk als in het stedelijke gebied, met een accent op een inhaalslag in het landelijke gebied. Het stedelijke gebied biedt kansen in het kader van de herstructureringsopgave, bijvoorbeeld door het revitaliseren van bestaande kwaliteiten. Bij de Belvedèreopgave staat centraal dat er een samenhangend rijksbeleid tot stand wordt gebracht, dat voldoende ruimte biedt om de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van Nederland.
Eén van de acties die voortvloeit uit de Nota Belvedère is dat gemeenten in het bestemmingsplan dienen aan te geven hoe en in hoeverre de cultuurhistorische samenhang wordt gehandhaafd. Zij dienen daartoe de cultuurhistorische kwaliteiten aan te geven en als ruimtelijk toetsingskader te gebruiken bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast is er een aantal bijzondere gebieden aangewezen in de nota, de zogenaamde Belvedère-gebieden.
In het Verdrag van Malta zijn Europese afspraken gemaakt over de bescherming van het archeologische erfgoed. Het verdrag bepaalt onder andere dat archeologische belangen tijdig betrokken dienen te worden bij de planvorming van ruimtelijke ontwikkelingen.
In onderhavig plan is met het Verdrag rekening gehouden. Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten staan vermeld in hoofdstuk 3.
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (juni 2001) markeert de afsluiting van het afgelopen decennium en de in die periode verschenen milieubeleidsplannen. Met deze nota wordt een nieuwe beleidscyclus gestart, met een over meerdere decennia vol te houden pad van transitie naar duurzaamheid. De verschillende transities zijn ondergebracht in drie clusters:
Dit NMP4 beoogt het permanente proces van verbetering te versterken door integrale oplossingen te ontwikkelen voor hier en nu, voor elders en later.
De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door het aanbod van woningen, werkgelegenheid, winkels en andere voorzieningen in de omgeving of door de aanwezigheid van groen, natuur, ruimte en afwisseling van karakteristieke gebieden. Ook blijkt de waardering van het stedelijk gebied steeds meer gekoppeld te worden aan de waardering van het landelijk gebied en omgekeerd.
Het milieubeleid draagt echter ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Milieu en ruimtelijke ordening raken steeds meer verweven. Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar dan ook versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:
Externe veiligheid (NMP4)
De aanzet tot het vastleggen van normen in het kader van externe veiligheid is gegeven in het NMP4. In dit plan staat de beperking van mogelijke effecten van gevaarlijke activiteiten voor de omgeving centraal. Het beleid is gericht op de beheersing van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen en het gebruik van luchthavens. Centraal binnen het externe veiligheidsbeleid staat het realiseren en handhaven van een risicoafstand tussen een activiteit met gevaarlijke stoffen en objecten waar mensen wonen, werken en recreëren. In het NMP4 is gesteld dat het beleid ten aanzien van gevaarlijke stoffen vanwege gebrekkige handhaving en het ontbreken van een wettelijke grondslag geen garantie bood dat de risico's voor de bevolking zo laag mogelijk werden gehouden. In reactie op de vuurwerkramp en het rapport van de commissie-Oosting heeft het kabinet van het externe veiligheidsbeleid topprioriteit gemaakt.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015, dat is vastgesteld op 22 december 2009. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Duurzaam bouwen is de afgelopen jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waarmee de milieuaspecten een volwaardige plaats bij het ontwerpen, bouwen en beheren van ondermeer een woonwijk hebben gekregen.
Duurzaam bouwen betekent dat woningen en andere bouwwerken ontwikkeld worden met respect voor mens en milieu. Behalve om energiebesparing gaat het bij duurzaam bouwen om:
Er zijn verschillende benaderingen voor het ontwerp van duurzame woningen en andere gebouwen:
Vele gemeenten in Nederland hebben op regionaal niveau in het verleden samen met diverse woningcorporaties en bouwbedrijven een convenant Duurzaam Bouwen ondertekend. Het convenant bestaat nog steeds en wordt waar mogelijk ook nog toegepast. Het kent echter nauwelijks afdwingmogelijkheden, terwijl een groot aantal duurzaamheidsmaatregelen inmiddels zijn ondergebracht in het Bouwbesluit.
De Nota Wonen: Mensen, Wensen, Wonen (december 2000) is opgezet onder het motto ”de burger centraal”. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. De nota gaat uit van:
Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema's benoemd:
De Nota Wonen geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Van de kwantitatieve woningbouwinspanningen vanuit de VINEX wordt nu de weg ingeslagen van de kwalitatieve woningbouw. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving zal de overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen. Dit wil niet zeggen dat er geen wetgeving meer noodzakelijk is.
Er wordt in deze nota een integrale ordeningswet gepresenteerd: de Woonwet. Deze zal in de komende jaren worden ingevoerd. Het doel van deze wet is het stelsel onder het woon-beleid integraal en wettelijk te verankeren. Daarmee worden als het ware het speelveld en de spelregels afgebakend, waarbinnen het spel gespeeld kan worden.
Meer keuzevrijheid en zeggenschap voor burgers over hun woning en hun woonomgeving wordt in de nota met name ook vertaald in een grotere zeggenschap bij planprocessen en door middel van particulier opdrachtgeverschap. Particulier opdrachtgeverschap is een vorm van zeggenschap waarbij de burger zelf als opdrachtgever optreedt voor de bouw.
Het levert een zeer belangrijke impuls aan de doelstelling de keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger te vergroten. Het aandeel particulier opdrachtgeverschap is in Nederland relatief laag (18%) ten opzichte van omliggende landen (30 tot 70%).