direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Winkelcentrum Breust-Eijsden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.BPLKOM10002WIN-VG01

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. daghoreca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • c. terrassen, ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • d. wonen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 37 gestapelde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het toegestane maximum aantal wooneenheden is weergegeven
  • e. dakterras;
  • f. aan huis verbonden beroepen, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de woonfunctie van de woning behouden te dient blijven;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² gebruikt mag worden voor het aan huis verbonden beroep;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit;
  • g. verkeer in de vorm van ontsluitingswegen, passages, paden en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • h. (inpandige) fietsenstalling, abri's, straatmeubilair en dergelijke;
  • i. (openbare) groenvoorzieningen, trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen met de daarbij behorende voetpaden en andere voorzieningen;
  • j. bergings- en infiltratievoorzieningen met bijbehorende bodemfilters, ter plaatse van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van centrum - infiltratiebekken';
  • k. laden en lossen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
  • l. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut,

en de daarbij behorende voorzieningen,

met dien verstande dat:

  • 1. de functies genoemd onder a en b, met uitzondering van bedrijfskantine en kantoren en horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca' niet op de verdiepingen zijn toegestaan;
  • 2. detailhandel is toegestaan tot een totale bruto vloeroppervlakte van maximaal 6.515 m2, waarbij voorts geldt dat:
    • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 1' een supermarkt is toegestaan, met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 1.685 m2;
    • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 2' een dagwinkel met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 235 m² is toegestaan, alsmede een supermarkt, waarvan het bruto vloeroppervlak op de begane grond maximaal 1.870 m² mag bedragen en waarbij tevens een magazijn in de kelder en een kantine, kantoor en toiletten op de verdieping zijn toegestaan en de bestaande oppervlakte niet mag worden uitgebreid;
  • 3. wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 2' is uitgesloten.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor ' Centrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden;
  • b. bijgebouwen;

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is weergegeven;
  • d. de hoogte van een afzonderlijke bouwlaag bedraagt minimaal 2,60 m en maximaal 3,50 m, met uitzondering van de hoogte van de begane grond bouwlaag die maximaal 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van de begane grond bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 2', maximaal 6 meter mag bedragen;
  • e. gebouwen worden met een kap dan wel plat afgedekt.

3.2.3 Ondergrondse inzamelvoorzieningen

Voor het bouwen van ondergrondse inzamelvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergrondse inzamelvoorzieningen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte van een voorziening mag niet meer bedragen dan 30 m2.
  • c. De hoogte bovengronds mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De verticale diepte ondergronds mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Voor het overige geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,60 m mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van een keermuur ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten en een overkapping ten behoeve laden en lossen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' ten hoogste 6 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. tuinen, erfverhardingen en groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming behorend gebruik, met dien verstande dat buitenopslag niet is toegestaan;
  • d. uitstalborden en reclameuitingen, indien de overschrijding van bouwvlakgrenzen meer dan 1.50 m bedraagt.

3.4.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik:

  • a. van opstallen voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. van opstallen voor groothandel;
  • c. van opstallen voor een seksinrichting en een sekswinkel, een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van commerciële dienstverlening op de begane grond, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de ruimte staat ten minste 3 maanden leeg;
    • 2. er mag geen negatieve invloed zijn op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid dienen te zijn aangetoond;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van consumentverzorgende ambachten op de begane grond, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de ruimte staat ten minste 3 maanden leeg;
    • 2. er mag geen negatieve invloed zijn op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid dienen te zijn aangetoond;
  • c. het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van detailhandel op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat op de verdieping uitsluitend een bedrijfskantine en kantoren ten behoeve van de functie detailhandel zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen negatieve invloed zijn op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid dienen te zijn aangetoond.