Plan: | Grijzegraaf ong. Mesch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1903.BPKOM6245KGONG-VG01 |
Mevrouw B. Pinckaers (hierna: 'initiatiefneemster') heeft de locatie Grijzegraaf 25 te Mesch in eigendom. Deze locatie is kadastraal bekend als gemeente Eijsden - sectie K - nummer 393. op de oostzijde van onderhavig perceel ligt een bestaande woning. Daarnaast staat op de westzijde van onderhavige locatie een bestaande schuur, welke momenteel grotendeels leeg staat. Om aan deze schuur een nieuwe passende invulling te geven, wordt allereerst beoogd om de bestaande schuur te slopen. Vervolgens wenst initiatiefneemster op dat terreindeel een bouwkavel te creëren, zodat ter plekke een levensloopbestendige woning kan worden gerealiseerd.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
Oorspronkelijk was het voornemen van initiatiefneemster er op gericht om de bestaande schuur beperkt uit te breiden en deze om te vormen tot een permanente wooneenheid. Omdat het geldende bestemmingsplan deze ontwikkeling niet direct toe laat, is een principeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten. Naar aanleiding van het ingediende principeverzoek heeft het college van burgemeester en wethouders een positief standpunt ingenomen. Dit is verwoord in de brief van 18 december 2019 (kenmerk: 392787), bijgevoegd als Bijlage 1 .
De gemeente Eijsden-Margraten adviseert initiatiefneemster om het oorspronkelijke plan te heroverwegen en totale nieuwbouw te realiseren in plaats van hergebruik van de bestaande schuur. Naar aanleiding van het principestandpunt van de gemeente heeft initiatiefneemster haar plannen aangepast in die zin dat zij de bestaande schuur wenst te slopen en ter plaatse een bouwkavel wil creëren waar een derde een levensloopbestendige woning kan realiseren.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor onderhavige bestemmingsplanwijziging.
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
Het plangebied is gelegen aan de Grijzegraaf 25, in het zuidelijk deel van de dorpskern van Mesch. Onderhavige locatie is gelegen op circa 490 meter van de Belgische grens. Eijsden-Margraten kan worden gekenschetst als een heuvelachtig gebied met mooie weidse uitzichten.
Luchtfoto waarop de bestaande schuur is gevisualiseerd
Kadastraal betreft het plangebied alwaar de herontwikkeling tot woningbouw plaats vindt, het perceel gemeente Eijsden - sectie K -nummer 393 (gedeeltelijk). In verband met spuitcirkels voor gewasbeschermingsmiddelen vormen aanvullend de percelen gemeente Eijsden - sectie K - nummers 436, 443, 394, 395 en 396 (allen gedeeltelijk) onderdeel van het plangebied.
Kadastrale kaart met ligging diverse percelen
In onderstaande figuur worden de contouren van onderhavig plangebied inzichtelijk gemaakt.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van de volgende foto's.
Foto's bestaande situatie
Onderhavige locatie is gelegen aan de zuidzijde van de dorpskern van Mesch; in de directe omgeving van de Belgische grens. Aan de oostzijde van onderhavige locatie ligt een bestaande woning . Daarnaast ligt op het westelijke deel van onderhavig perceel een bestaande schuur met een oppervlak van circa 182 m2. Het voornemen is om de bestaande schuur te slopen en vervolgens ter plaatse van de geamoveerde bebouwing een bouwkavel te creëren waar een levensloopbestendige woning kan worden opgericht.
Momenteel geldt ter plekke van de bestaande schuur het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015'. Op grond van dat bestemmingsplan geldt ter plekke van onderhavige locatie de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor woondoeleinden met inbegrip van mantelzorg, aan huis gebonden beroepen en gastouderschap.
Vooropgesteld moet worden dat ter plaatse van de bestaande schuur geen bouwvlak aanwezig is. Wel strekt de aanduiding 'bijgebouwen' zich uit over de te slopen schuur. In artikel 18.2.2 onder c van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' wordt aangegeven dat nieuwbouw van woningen alsmede het toevoegen van woningen in bestaande bebouwing niet is toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw en de bouw van woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding. Het slopen van de bestaande schuur en het creëren van een bouwkavel ten behoeve van het realiseren van een zelfstandige woning met bijbehorende bouwwerken, is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk omdat het toevoegen van woningen niet is toegestaan en ter plekke de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet geldt.
Initiatiefneemster heeft de wens om de bestaande schuur op de locatie Grijzegraaf 25 te slopen en ter plaatse een bouwkavel te creëren waar een nieuwe levensloopbestendige woning kan worden gerealiseerd. Onderhavig perceel is gelegen tussen diverse woonpercelen in de kern van Mesch. Om die reden kan de realisatie van de woning gezien worden als de opvulling van het lint aan woningen aan de noordzijde van de Grijezgraaf. Door ook de bestaande verouderde schuur te slopen wordt de ruimtelijke structuur ter plaatse verbeterd.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan de betreffende locatie voor nieuwbouw worden verantwoord omdat ter plekke al bebouwing aanwezig is. Daarnaast kan worden gewezen op het feit dat bij de vormgeving van het bouwvlak ter plaatse, rekening wordt gehouden met het oppervlak van de bestaande schuur. Daarmee neemt het bebouwd oppervlak voor een hoofdgebouw ter plaatse niet toe en blijft de bebouwingsstructuur gehandhaafd. Daarnaast is bij de situering van het beoogde bouwvlak rekening gehouden met de gevellijnen van de bebouwing op de belendede percelen om een stedenbouwkundig geheel na te streven. De kwaliteitswinst neemt ter plaatse dan ook toe.
Tevens kan worden gewezen op het feit dat de Grijzegraaf met name bestaat uit vrijstaande woningen met een verscheidenheid aan architectuur welke zijn gelegen op ruime percelen. De uitstraling van de betreffende woningen zijn verschillend van aard, namelijk de woningen variëren van oorspronkelijke agrarische bebouwing tot recente nieuwbouw. In dat opzicht past het realiseren van een nieuwe woning in het straatbeeld ter plaatse. Daarnaast zijn de meeste woningen aan de Grijzegraaf wat verder van de straat gelegen. Initiatiefneemster heeft met de situering van nabijgelegen woningen rekening gehouden door het bouwvlak eveneens wat verder van de straatzijde te projecteren. Daarmee wordt aangesloten op het heersende straatbeeld ter plaatse.
De ruimtelijke effecten van onderhavige ontwikkeling worden dan ook aanvaardbaar geacht.
Ter plekke van onderhavig plangebied zijn een tweetal bestemmingsplannen van kracht, namelijk het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' en het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' is op 29 september 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' is op 27 april 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Eijsden.
Woningbouwlocatie
Ter plaatse van de woningbouwlocatie is het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' van kracht. Op grond van dat bestemmingsplan geldt ter plekke de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor woondoeleinden met inbegrip van mantelzorg, aan huis gebonden beroepen en gastouderschap. Ter plaatse van de te slopen schuur is de bouwaanduiding 'bijgebouwen' van kracht. Deze bouwaanduiding heeft tot gevolg dat ter plaatse bijgebouwen mogen worden opgericht.
Naast de bestemming 'Wonen' zijn tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg', 'overige zone - buiten rode contour' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' van toepassing.
Toekomstige spuitvrije zone
Ter plaatse van de toekomstige spuitvrije zone zijn een tweetal bestemmingsplannen van kracht, namelijk het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' en het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De noordelijk en oostelijk gelegen gronden van onderhavig plangebied zijn gelegen binnen de contour van het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015'. Deze gronden zijn bestemd tot 'Agrarisch met waarden'. De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarisch grondgebruik. Daarnaast gelden ter plekke de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en 'overige zone - buiten rode contour'.
De zuidelijk gelegen gronden van de toekomstige spuitvrije zone zijn gelegen binnen de contour van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Deze gronden zijn bestemd tot 'Agrarisch met waarden'. De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarisch gebruik. Daarnaast zijn ter plekke van deze gronden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Landschapselement', 'Waarde - Recreatieve ontsluitingsstructuur' en 'Waterstaat - Erosie' van kracht, evenals de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' en 'overig - concentratiegebied hoogstamgaarden'.
Uitsnede vigerende bestemmingsplannen met aanduiding plangebied
In artikel 18.2.2 onder c van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' wordt aangegeven, dat nieuwbouw van woningen alsmede het toevoegen van woningen in bestaande bebouwing niet is toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw en de bouw van woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding. Het slopen van de bestaande schuur en het ter plaatse creëren van een bouwkavel ten behoeve van het realiseren van één zelfstandige woning, is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk aangezien het toevoegen van woningen niet is toegestaan en ter plekke de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet geldt.
Initiatiefneemster stelt vast, dat ter plaatse van onderhavig plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'van toepassing is; op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders onder specifieke voorwaarden bevoegd is om de bestemming te wijzigen ten behoeve van de toevoeging van één woning. Ondanks dat in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee het toevoegen van één woning mogelijk is, kan initiatiefneemster geen gebruik maken van deze wijzigingsbevoegdheid. Dit omdat op korte afstand van onderhavig plangebied agrarische gronden aanwezig zijn, waar het gebruik van driftveroorzakende bestrijdingsmiddelen is toegestaan. Aangezien onderhavige locatie is gelegen binnen een richtafstand van 50 meter ten opzichte van agrarische percelen waar het gebruik van driftveroorzakende bestrijdingsmiddelen is toegestaan, dient in het bestemmingsplan een spuitbeperking te worden opgenomen om een goed woon- en leefklimaat in de beoogde woning te garanderen.
In dit kader wordt gewezen op het feit dat aan de noord-, oost- en zuidzijde van onderhavige locatie agrarische percelen anwezig zijn, waar op basis van het bestemmingsplan het gebruik van driftveroorzakende bestrijdingsmiddelen is toegestaan.
Aangezien bij onderhavige planontwikkeling rekening moet worden gehouden met het gebruik van driftveroorzakende bestrijdingsmiddelen, kan ten behoeve van onderhavige ontwikkeling geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 18.6.1 van de planregels. Derhalve is onderhavige planontwikkeling enkel mogelijk middels het doorlopen van een separate bestemmingsplanprocedure.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014. Het gemeentelijke beleid is ontleend aan diverse relevante beleidsdocumenten.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld, waarin de toekomstvisie wordt gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.
De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.
In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:
Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moet vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.
Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landgrensoverschrijdend of een hoog afwentelingsrisico kennen een rijksverantwoordelijkheid zijn. Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.
De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleiddoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. Op de ladder van duurzame verstedelijking met betrekking tot voorliggende planontwikkeling wordt nader ingegaan in paragraaf 4.2 van voorliggende toelichting.
Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Barro is de afgelopen jaren op bepaalde punten aangevuld en gewijzigd. Bij besluit van 8 december 2016 zijn in het Barro enkele wijzigingen doorgevoerd in verband met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming (stb. 2016, nr. 513). Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro:
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Op basis van vorenstaande uiteenzetting van het vigerende Rijksbeleid wordt gesteld, dat bij onderhavig planvoornemen geen sprake is van strijdigheden daarmee.
Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. Dit betreft een integrale herziening van het (voorafgaande) POL2006. In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen.
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de zoneringen 'Overig bebouwd gebied', 'Buitengebied' en 'Bronsgroene landschapszone'.
Uitsnede kaart 'zoneringen' POL2014 met ligging plangebied
Overig bebouwd gebied
Het 'overig bebouwd gebied' betreft gemengde woon-/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De provinciale beleidsaccenten binnen deze zone zijn gericht op de transformatie van de regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, een balans in voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en de kwaliteit van de leefomgeving.
Buitengebied
De gronden die gelegen zijn in de zone 'Buitengebied' betreffen alle gronden in het landelijk gebied die niet zijn gelegen in de 'Goudgroene natuurzone', 'Zilvergroene natuurzone' en/of 'Bronsgroene landschapszone'. Het betreffen met name gronden met een agrarisch karakter, waarbij (o.a.) ruimte wordt gegeven voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De provinciale beleidsaccenten in de zone 'Buitengebied' zijn gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe (landbouw)bedrijfslocaties, het terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.
Bronsgroene landschapszone
De 'bronsgroene landschapszone' betreft de beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, die in hoge mate bepalend zijn voor het beeld van het Limburgs landschap. De provinciale beleidsaccenten zijn gericht op de kwaliteit en het functioneren van het regionale watersysteem, de ontwikkeling van de landbouw in balans met de omgeving, het versterken van de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie en recreatief medegebruik.
De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. De provincie moet dan beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie is in dat verband doende het POL2014 te vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook het aspect gezondheid en een gezonde leefomgeving wordt in de Omgevingsvisie meegenomen.
De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de ontwerp POVI overgenomen op de kaart 'Limburgse principes'. Ook in de ontwerp POVI is onderhavig plangebied gelegen in het 'landelijke kern', 'buitengebied' en 'groenblauwe mantel'. De benaming van de zonering 'overig bebouwd gebied' is in de POVI vervangen door de term 'landelijke kern'. Daarnaast zijn de 'zilvergroene natuurzone' en de 'bronsgroene landschapszone' samengevoegd tot de 'Groenblauwe mantel'. Een deel van onderhavig plangebied is gelegen in de 'Groenblauwe mantel'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende planontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen.
Uitsnede kaart 'Limburgse principes' POVI met ligging plangebied
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermings-gebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014
Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
Onderhavig projectgebied is blijkens de kaart 'Milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen.
Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen.
Hiervan is ter plekke van onderhavig plangebied geen sprake. In paragraaf 6.5.1 wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie in de Omgevingsverordening Limburg bepaald, dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onderhavige planontwikkeling betreft het kunnen realiseren van één levensloopbestendige woning. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is gebleken, dat het realiseren van één of enkele woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggende planontwikkeling wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.
De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Overig bebouwd gebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'. Daarnaast is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op onderhavige ontwikkeling.
Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL)
Op 18 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten ingestemd met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL). De SVWZL is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 16 Zuid-Limburgse gemeenten Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.
Het kader voor de SVWZL is het in samenwerking met de provincie en andere direct betrokken partijen tot stand gekomen en in december 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), die eveneens een visie bevat op Zuid-Limburg. In de SVWZL staat de transformatieopgave centraal, dat wil zeggen de totale woningbehoefte op basis van het aantal huishoudens, rekening houdend met de huidige woningvoorraad en de leegstand.
De SVWZL bevat een driedelige opgave voor gemeenten, namelijk:
Om invulling te geven aan deze opgave hebben de Zuid-Limburgse gemeenten in totaal dertien beleidsafspraken met elkaar gemaakt. Één van de afspraken luidt als volgt:
Op een uniforme wijze dient een afweging te worden gemaakt om kwalitatief goede nieuwe woningbouwinitiatieven aan de woningmarktprogrammering toe te voegen. Nieuwe woningbouwinitiatieven moeten worden gecompenseerd. Hierbij kan in volgorde gebruik gemaakt worden van:
Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van één nieuwe (levensloopbestendige) woning mogelijk. Dergelijke woningtoevoeging dient op grond van de SVWZL in beginsel te worden gecompenseerd. Dat neemt niet weg dat de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 15 december 2020 de beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021' heeft vastgesteld. Hieronder wordt deze beleidsregel nader uiteengezet.
Beleidsregel “Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021”
Op 15 december 2020 heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten de beleidsregel “Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021” vastgesteld. Op grond van deze beleidsregel kan ontheffing worden verleend van beleidsafspraak VI van de SVWZL, indien het betreffende woningbouwplan voldoet aan de 3 criteria van de betreffende beleidsregel. Deze 3 criteria zijn:
Criterium 1: Het plan heeft maatschappelijke meerwaarde
Een woningbouwplan heeft maatschappelijke meerwaarde wanneer bijvoorbeeld sprake is van één van de volgende situaties:
Daarbij wordt aangesloten op het ruimtelijke uitgangspunt dat inbreiding boven uitbreiding gaat.
Criterium 2: Het plan is planologisch aanvaardbaar
Een plan is (ruimtelijk) planologisch aanvaardbaar als het voldoet aan de Ladder van Duurzame verstedelijking (Besluit ruimtelijke ordening; artikel 3.1.6. lid 2) voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte nodig is:
Criterium 3: Het plan is (sub)regionaal afgestemd
Het derde criterium betreft subregionale afstemming, zodat gezamenlijke oordeelsvorming plaatsvindt en het gemeenschappelijk belang voorop blijft staan (geen onderlinge concurrentie en overschotten op subregionaal niveau). De subregio bepaalt of het plan aan de subregionale woningmarktprogrammering wordt toegevoegd. Woningbouwplannen die concurrerend zijn op regionale schaal (de Zuid-Limburgse woningmarkt), worden ook op Zuid-Limburgse schaal afgestemd.
In de genoemde beleidsregel worden de criteria onder 1 en 2 nader toegelicht. Hieruit blijkt onder meer dat een woningbouwplan maatschappelijke meerwaarde heeft wanneer bijvoorbeeld sprake is van één van de volgende situaties:
Daarbij wordt aangesloten op het ruimtelijke uitgangspunt dat inbreiding boven uitbreiding gaat.
Bovendien zijn goede plannen met name die plannen die voorzien in een evidente behoefte aan met name: woonwagens, sociale en middeldure huur en eventueel koop (onder voorwaarden) voor doelgroep starters en ouderen tot een maximale koopsom die inclusief verwervingskosten gelijk is aan de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG-grens 2021: € 325.000,--).
Ook wordt in de toelichting aangegeven dat het plan kwantitatief en kwalitatief gemotiveerd moet worden. Indien het woningbouwplan niet past binnen de uitgangspunten van de beleidsregel en de gemeente wenst desalniettemin toch haar medewerking aan het plan te verlenen, dan is de compensatie vereist als bedoeld in Beleidsafspraak VI van de SVWZL.
Het onderbouwen van de kwantitatieve en/of kwalitatieve behoefte dient transparant, onafhankelijk en op basis van actuele cijfers en feiten onderbouwd te worden. Dit kan door een actueel bestaand (sub)regionaal of gemeentelijk woonbehoefteonderzoek; of op basis van collectieve vraaggestuurde initiatieven (CPO).
Plantoets aan beleidsregel
Verwijzend naar criteria 1 en 2 van de beleidsregel kan worden geconcludeerd dat de woning gerealiseerd wordt binnen de bebouwingscontour van Mesch, waardoor er geen sprake is van een uitbreidingsplan. De levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd ter plaatse van een te slopen voormalige agrarische bedrijfsloods die zijn functie heeft verloren. Met dit plan wordt een gewenste invulling gegeven aan een locatie die reeds jaren versteend is en geen meerwaarde heeft voor de kern Mesch, alsmede tegemoet gekomen aan een lokale woonbehoefte binnen Mesch. Hiermee heeft het plan haar maatschappelijke meerwaarde voor Mesch aangetoond binnen de gedachten van de onderhavige beleidsregel.
Verwijzend naar het derde criterium van de beleidsregel kan worden meegedeeld dat het plan ter afstemming aan de subregio Maastricht en Heuvelland is voorgelegd en dit plan positief door de subregio is beoordeeld.
Aangezien het plan voldoet aan de criteria van de beleidsregel “Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021”, hoeven geen compenserende voorwaarden als bedoeld in Beleidsafspraak VI van de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg aan de planrealisatie verbonden te worden.
Lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'
De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'. De Lokale Woonvisie heeft vier functies:
Op basis van de berekeningsmethodiek, die op Zuid-Limburgse schaal voor het woonbeleid wordt toegepast, resteert voor Eijsden-Margraten nog een woningbouwopgave bovenop de bestaande voorraad.
De doelgroepen waarop de gemeente zich bij haar woningbouwbeleid richt zijn starters, oudere doorstromers, langer thuiswoners, en bijzondere doelgroepen (zoals statushouders, woonurgenten, gehandicapten en ggz-patiënten).
Bij voorliggende planontwikkeling wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten van de woonvisie, omdat ter plaatse van onderhavige locatie een levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd.
De gemeente Eijsden-Margraten heeft beleid opgesteld ten aanzien van spuitcirkels. Dit beleid is opgesteld, omdat de in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaalde afstand van 50 meter in veel gevallen tot problemen leidde. De gemeente EijsdenMargraten bestaat immers uit vele kleine kernen, die aansluiten aan de buitengebieden. De uitvoering van vooral kleine ruimtelijke plannen kunnen vaak geen doorgang vinden omdat het opnemen van de spuitcirkel financieel te duur of niet-uitvoerbaar is.
Door de gemeente is aan Plant Research International opdracht gegeven om een rapport op te stellen, waarin wordt beschreven op welke wijze afstanden optimaal teruggebracht kunnen worden. Mede op basis van dit onderzoek is het volgende beleid vastgesteld:
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 23 juli 2013 besloten deze notitie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te hanteren als beleidsregel.
Ten noorden, oosten en zuiden van onderhavig plangebied zijn agrarische percelen aanwezig waar driftveroorzakende werkzaamheden met chemische bestrijdingsmiddelen verricht kunnen worden op basis van het vigerende bestemmingsplan. Initiatiefneemster heeft in samenspraak met de eigenaren van deze percelen overeenkomsten gesloten waarin is bepaald dat een spuitbeperking wordt opgelegd op een gedeelte van deze percelen die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van onderhavig plangebied. De betreffende overeenkomsten zijn bijgevoegd als Bijlage 2 . Aangezien ter plekke van deze percelen een spuitvrije zone is aangeduid, wordt voldaan aan de Notitie Spuitcirkels.
Onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op de woonsector in de gemeente Eijsden-Margraten. De gemeente beschikt over de structuurvisie 'Vernieuwen door Verbinden Strategische visie 2022' waarin nader wordt ingegaan op het door haar te hanteren beleid. In deze structuurvisie wijst de gemeente Eijsden-Margraten op het feit dat variatie in woningbouw door een aantal ontwikkelingen nog nadrukkelijker aan de orde is dan in het verleden. Daarbij worden wonen en werken steeds meer gecombineerd. Gelet op het feit dat een ieder ouder wordt en steeds minder terecht kan in verzorgingsinstellingen, betekent dat het levensloopbestendig wonen/bouwen steeds nadrukkelijker in beeld komt. Daarbij streeft de gemeente Eijsden-Margraten er naar om hun grondgebied aantrekkelijk te maken voor jong en oud en te beschikken over vitale en leefbare kernen.
Het planvoornemen ziet op het realiseren van één levensloopbestendige woning. In dat verband is onderhavige ontwikkeling in overeenstemming met de structuurvisie Vernieuwen door Verbinden Strategische Visie 2022.
De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'. De Lokale Woonvisie heeft vier functies:
Op basis van de berekeningsmethodiek, die op Zuid-Limburgse schaal voor het woonbeleid wordt toegepast, resteert voor Eijsden-Margraten nog een woningbouwopgave bovenop de bestaande voorraad. De doelgroepen waarop de gemeente zich bij haar woningbouwbeleid richt zijn starters, oudere doorstromers, langer thuiswoners, en bijzondere doelgroepen (zoals statushouders, woonurgenten, gehandicapten en ggz-patiënten).
Bij voorliggende planontwikkeling wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten van de woonvisie, omdat ter plaatse van onderhavige locatie een levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd.
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging danwel het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Ter plekke van onderhavige locatie is momenteel het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' van kracht. Op onderhavige locatie is de bestemming 'Wonen' van toepassing, inclusief bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Gelet op het feit dat onderhavige gronden momenteel gebruikt mogen worden ten behoeve van woondoeleinden, vindt ten behoeve van onderhavig planvoornemen geen functiewijziging plaats. In het kader van voorliggende bestemmingswijziging is het verrichten van een bodemonderzoek dan ook niet aan de orde.
Dergelijk onderzoek dient wel op grond van het Bouwbesluit te worden verricht bij het aanvragen van een concrete aanvraag om omgevingsvergunning voor het realiseren van de woning op basis van voorliggend bestemmingsplan, vanwege het realiseren van nieuwe verblijfsruimten.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Bij voorliggende ontwikkeling speelt het aspect wegverkeerslawaai een rol.
Ten aanzien van alle soorten wegen geldt een geluidszone, die ook wettelijk is vastgelegd in de Wet geluidhinder. Voor wegen die buiten de bebouwde kom zijn gelegen, en die bestaan uit één of twee rijstroken, geldt een wettelijk vastgestelde geluidzone van 250 meter aan weerszijden van de weg (gemeten vanuit de wegas). Wegen waarop een maximum snelheid geldt van 30 km/u zijn niet voorzien van geluidzones.
Wanneer er ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen geluidzones van wegen, zal middels een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de gevelbelasting vanwege het wegverkeerslawaai niet zodanig is dat de, in de Wet geluidhinder opgenomen, voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor burgerwoningen wordt overschreden. Is dit wel het geval, dan zal een procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde gevolgd dienen te worden.
Onderhavige locatie is gelegen aan de Grijzegraaf te Mesch. Voor deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder niet gezoneerd. Het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de gevelbelasting vanwege wegverkeerslawaai is derhalve niet aan de orde.
Het RIVM heeft een geluidkaart ontwikkeld, via welke een indicatie kan worden verkregen van de geluidkwaliteit op een bepaalde locatie. Deze geluidkwaliteit is gebaseerd op een indeling in klassen van 5 dB van de totale gecumuleerde geluidbelasting van wegverkeer, railverkeer, luchtvaart, windturbines en industrie. De indicatie van geluidkwaliteit heeft betrekking op de situatie buitenshuis.
Geluidkaart RIVM met aanduiding plangebied
Gelet op de geluidkaart van het RIVM is indicatief de geluidkwaliteit ter plekke van onderhavig plangebied in zijn algemeenheid 'zeer goed (< 45 dBA)'.
Met inachtneming van vorenstaande uiteenzetting vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan het woon- en leefklimaat ter plekke van de nieuw op te richten woning.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Teneinde te bepalen of een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te realiseren woning aanwezig is, dient bestaande bedrijvigheid in de (directe) omgeving van onderhavig plangebied te worden beoordeeld. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'.
Grijzegraaf 19 Mesch (gymzaal)
De afstand van de grens van de locatie Grijzegraaf 19 tot de gevel van de te realiseren woning ter plaatse van onderhavig plangebied bedraagt meer dan 65 meter. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt ter plekke van de locatie Grijzegraaf 19 de bestemming 'Maatschappelijk'. Ter plaatse is een gymzaal aanwezig. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor 'sportscholen, gymnastiekzalen' (SBI-2008:931) een minimale richtafstand van 30 meter. Aan deze afstand wordt ruim voldaan.
Grijzegraaf 14 Mesch (café)
De afstand van de grens van de locatie Grijzegraaf 14 tot de gevel van de nieuw te realiseren woning in onderhavig plangebied bedraagt meer dan 90 meter. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt ter plekke van deze locatie de bestemming 'Horeca'. Op de locatie Grijzegraaf 14 wordt een café geëxploiteerd. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor cafés (SBI-2008: 563) een minimale richtafstand van 10 meter. Ook aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Met inachtneming van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van onevenredige hinder die van invloed zou kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van de bewoners van de nieuw te realiseren levensloopbestendige woning. Andersom vormt woningbouw op onderhavige locatie geen (extra) belemmeringen voor bedrijven in de directe omgeving van onderhavig plangebied.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
Initiatiefneemster is voornemens om ter plaatse van onderhavig plangebied een bouwkavel te creëren zodat ter plekke een levensloopbestendige woning kan worden gerealiseerd. Met inachtneming van de kleinschalige aard van onderhavige ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat onderhavig voornemen geen invloed heeft op het aspect luchtkwaliteit. Het planvoornemen leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.504 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet op onderhavig project van toepassing.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Het beleid is derhalve van toepassing en er is een afweging gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, alsook op het vervoer van deze stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op twee soorten risico: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.
Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, (vaar)wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde, binnen welke contour geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht.
Ten behoeve van de beoordeling van de voor onderhavige kwetsbare objecten mogelijke externe veiligheidsrisico's, zijn de Risicokaart Limburg en het Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid van de gemeente Eijsden-Margraten geraadpleegd.
Propaantank
Uit de Risicokaart volgt dat op een afstand van circa 780 meter ten noorden van onderhavig plangebied een bovengrondse propaantank aanwezig is. De PR 10-6-risicocontour voor de propaantank bedraagt 20 meter. Derhalve vormt deze geen belemmering voor het planvoornemen.
Uitsnede Risicokaart Limburg met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
In het Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid van de gemeente Eijsden-Margraten d.d. 17-12-2019 zijn diverse bronnen met bijbehorende afstanden opgenomen waarbinnen het uitvoeren van nader onderzoek vereist is.
Wegen
Voor wegen, waaronder de A2, geldt een invloedsgebied vanwege een toxische wolk tot 1.500 meter. In dit verband is relevant dat onderhavige locatie is gelegen op een afstand van circa 1.170 meter ten opzichte van betreffende weg.
Het plangebied ligt buiten de afstand van 200 meter van de wegas, maar binnen het invloedsgebied vanwege een toxische wolk tot 1.500 meter. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over de weg wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Het scenario betreft een toxische wolk.
In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie schuilen waarbij het advies luidt ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen. Nieuwe bouwwerken zijn veelal goed geisoleerd, waardoor deze woningen voor ten minste 4 uur na het incident, een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas.
De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen. De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd. Het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.
Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.
Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over de weg geen belemmeringen voor de besluitvorming.
Spoor
Voor het spoor geldt eveneens een invloedsgebied vanwege een toxische wolk tot 1.500 meter. Ten aanzien van dit aspect is relevant dat onderhavige locatie op circa 1.900 meter is gelegen van een spoorweg.
Maas/Albert kanaal
Voor het Maas/Albert kanaal dient eveneens rekening worden gehouden met een invloedsgebied vanwege een toxische wolk tot 1.070 meter. Onderhavige locatie is gelegen op een afstand van meer dan 1.070 meter van het Maas/Albert kanaal.
Leidingen
Uit de overzichtskaart, opgenomen in het 'Uitvoeringsbeleid externe veiligheid' van de gemeente Eijsden-Margraten, blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen de 100% letaliteitsgrens noch binnen de 1% is gelegen van één of meerdere leidingen.
Uitsnede Uitvoeringsbeleid externe veiligheid gemeente Eijsden-Margraten
Belgische risicovolle bronnen
Bovendien kan worden gewezen op het feit dat in de nabije omgeving van onderhavig plangebied de spoorverbinding Antwerpen - Aken (west) is gelegen evenals aardgastransportleidingen Fluxis met het op 830 meter van het plangebied gelegen aardgasexportstation. Gelet op de ruime afstand van deze risicovolle bronnen tot onderhavig plangebied wordt geconcludeerd dat deze geen belemmeringen vormen voor onderhavig voornemen.
Als gevolg van onderhavige ontwikkeling ontstaan er geen (extra) risico's in het kader van externe veiligheid. Daarbij kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid in casu goed te noemen is. Ook is de bereikbaarheid van de locatie bij een eventuele calamiteit goed. Hierdoor is de ontwikkeling in het kader van de externe veiligheid verantwoord te noemen.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Erfgoedwet 2016, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn. Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen (daaronder tevens begrepen: wijzigingsplannen) betekent dit concreet het volgende:
De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de 'Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013'. Deze verordening biedt een soort voorbescherming voor archeologische waarden. In de verordening wordt de mogelijkheid geboden om archeologische monumenten en verwachtingszones aan te wijzen en deze te verbinden aan categorieën regels en voorwaarden. De regels en voorwaarden overeenkomstig de verordening dienen te worden verwerkt in de regels van nieuw op te stellen bestemmings-/wijzigingsplannen. Gelet op de archeologische monumenten- en verwachtingskaart van de gemeente liggen de gronden gedeeltelijk binnen een gebied met een hoge verwachting.
Uitsnede archeologische monumenten- en verwachtingskaart gemeente Eijsden-Margraten met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
Op grond van het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' is ter plekke van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' van toepassing. Op basis van deze dubbelbestemming mogen ter plaatse in beginsel uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Op deze hoofdregel gelden een tweetal uitzonderingen, namelijk een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst dan wel een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.
Onderhavig planvoornemen ziet op het creëren van een bouwkavel op de locatie Grijzegraaf ong. te Mesch. Ten behoeve van dit voornemen wordt voorzien in een bouwvlak met een maximale oppervlakte bebouwing (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) van minder dan 500 m2. Derhalve hoeft ten behoeve van onderhavige planontwikkeling geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmeringen voor voorliggende planontwikkeling. Te allen tijde geldt dat bij toevalsvondsten deze per direct gemeld dienen te worden bij het bevoegde gezag conform de Erfgoedwet, paragraaf 5.4, artikel 5.10.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische beschermingszone. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Indien aanpassingen aan de bestaande aansluitingen moeten worden doorgevoerd, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) verkeerskundige gevolgen alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.
Momenteel is op onderhavige locatie een schuur aanwezig welke initiatiefneemster wenst te slopen. Ten behoeve van de bereikbaarheid van deze schuur is aan de straatzijde een in-/uitritconstructie aanwezig. Wanneer ter plaatse van onderhavige locatie een nieuwe levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd, wordt de toegankelijkheid van deze woning gegarandeerd via de bestaande in-/uitritconstructie.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie kan gebruik worden gemaakt van het onherroepelijke 'Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten' dat ter plaatse van onderhavig plangebied van toepassing is. Dit parapluplan is vastgesteld op 25 september 2018 door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten. Met inachtneming van onderhavig parapluplan is onderhavige locatie gelegen in 'weinig stedelijk gebied' en 'rest bebouwde kom'. Voor het realiseren van een vrijstaande woning moet rekening worden gehouden met minimaal 7,8 en maximaal 8,6 voertuigbewegingen per werkdagetmaal. Voorliggende planontwikkeling impliceert zodoende een verkeersgeneratie van circa 9 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal.
Verondersteld mag worden dat het genoemde aantal bewegingen een zeer beperkte toename betreft van het totale aantal bewegingen over de Grijzegraaf, gelet op het aantal reeds bestaande woningen dat ontsloten is op deze weg. Problemen in de verkeersdoorstroming behoeven derhalve niet te worden verwacht. Verkeerskundige maatregelen vanwege voorliggende planontwikkeling zijn niet noodzakelijk.
In het kader van het aspect parkeren is eveneens het 'Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten' van belang. Met inachtneming van onderhavig parapluplan hanteert de gemeente Eijsden-Margraten een parkeernorm van minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaatsen voor de categorie 'Koop, vrijstaand' in 'weinig stedelijk gebied' en 'rest bebouwde kom'. Op het buitenterrein van onderhavige locatie is voldoende ruimte beschikbaar voor het parkeren van minimaal twee auto's. Geconcludeerd moet worden dat de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgevangen waardoor zich parkeerproblemen in de openbare ruimte ten gevolge van onderhavige ontwikkeling niet voordoen.
In het Nationaal waterplan is het (strategische) waterbeleid van het Rijk vastgelegd. De hoofdlijnen van het Nationaal waterplan luiden als volgt (artikel 4.1, lid 2 Waterwet):
Het Nationaal waterplan kent een looptijd van 2016 tot 2021 en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.
De provincie Limburg kent ook als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. De Limburgse waterbeheerders hebben afgesproken om alle aanvragen in het hun betreffende gebied af te handelen via één loket: het zogenaamde watertoetsloket. Het loket is ondergebracht bij het waterschap.
Niet alle ruimtelijke plannen behoeven de watertoets te doorlopen. Daartoe heeft het waterschap een stroomschema, met daarbij behorende notitie ondergrens, opgesteld waaruit het toepassingsbereik van de watertoets blijkt. Ook zijn per gemeente waterkaarten opgesteld waaruit de verschillende waterbelangen op een bepaalde locatie zijn af te lezen. Aan de hand van het 'meldformulier watertoets' kunnen (ruimtelijke) plannen vervolgens voor advies worden voorgelegd aan het betreffende waterschap.
Raadpleging van de digitale watertoets leert dat onderhavig plangebied niet is gelegen in een waterschapsbelang. Vanwege het ontbreken van een waterschapsbelang, alsmede het feit dat binnen het plangebied niet meer dan 2.000 m2 nieuwe dak- en/of erfverharding mogelijk wordt gemaakt, behoeft geen wateradvies te worden verkregen.
Kaart digitale watertoets met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet.
Afvalwater
Het afvalwater dat vrij komt vanwege de te realiseren levensloopbestendige woning zal worden afgevoerd via het gemeentelijk rioolstelsel.
Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zonodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.
Hemelwater (dak)verhardingen
Het hemelwater dat valt op de nieuwe (dak)verharding zal worden opgevangen en oppervlakkig worden afgevoerd, hetzij via aanwezige paden hetzij via goten, naar een te realiseren hemelwatervoorziening.
Capaciteit hemelwatervoorziening
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen. Om te beoordelen hoe groot de te realiseren hemelwatervoorziening moet zijn, dient op basis van de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg per 1 april 2019 een te realiseren hemelwatervoorziening te worden gedimensioneerd op een extreme bui van met een neerslaghoeveelheid van 80 millimeter in 2 uur, met een noodoverlaat.
Initiatiefnemer is voornemens om ter plekke van onderhavig plangebied een bouwkavel te creëren zodat ter plekke een levensloopbestendige woning kan worden gerealiseerd. Om de capaciteit van de beoogde hemelwatervoorziening te kunnen berekenen, wordt uitgegaan van een te bebouwen oppervlak van circa 200 m². Dit oppervlak impliceert een hoeveelheid te bufferen en af te voeren hemelwater van (200 x 80 =) 16 m³.
Uitwerking hemelwatervoorziening
Indien een concrete aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend voor het realiseren van een woning op basis van voorliggend bestemmingsplan, dient ten behoeve van de uitwerking van een hemelwatervoorziening rekening te worden gehouden met vorenstaande kengetallen. Gelet op de grootte van onderhavig plangebied is afdoende ruimte beschikbaar voor het kunnen realiseren van een adequate hemelwatervoorziening (infiltratiebuffer en/of infiltratiekratten).
Opvang schoon hemelwater
In de hemelwatervoorziening dient enkel schoon hemelwater te worden opgevangen, waaraan geen verontreinigde stoffen worden toegevoegd. Uitloging bij infiltratie wordt voorkomen door alleen schoon hemelwater te infiltreren. Een infiltratievoorziening kan in dat opzicht tevens dienst doen als bodempassage, waarmee gezorgd wordt dat het hemelwater wordt ontdaan van (diffuse) verontreinigingen alvorens het infiltreert.
Voorkomen van wateroverlast
Door bij het bepalen van het bouwpeil en afschot hiermee rekening te houden, wordt voorkomen dat water in de te realiseren gebouwen kan vloeien. Derhalve kan ten aanzien van wateroverlast voor derden worden gesteld dat hiervan geen sprake zal zijn.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen onoverkomelijke belemmeringen voor onderhavig planvoornemen.
Zoals reeds eerder geconstateerd in paragraaf 4.2.2 is het projectgebied gelegen in het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in deze gebieden – waarvan in casu sprake is – een beschrijving bevat van de in het projectgebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in deze gebieden – waarvan in casu sprake is – een beschrijving bevat van de in het projectgebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen. Dienaangaande het volgende.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Grijzegraaf te Mesch. De Grijzegraaf is gelegen aan de rand van de kern van Mesch. Aan de achterzijde van onderhavig plangebied is open agrarisch gebied aanwezig. Het bouwvlak waarbinnen de te realiseren levensloopbestendige woning moet worden opgericht, zal gedeeltelijk ter plaatse van de bestaande schuur worden opgenomen. Daarmee blijft het achtergelegen open agrarisch gebied onaangeroerd.
Onderhavig project voorziet in het realiseren van een levensloopbestendige woning ter vervanging van een bestaande schuur. Met betrekking tot de te realiseren nieuwe woning kan worden gewezen op het feit dat de situering van de nieuwe woning gedeeltelijk zal afwijken ten opzichte van de bestaande schuur. Bij de situering van de voorgevel van de nieuwe woning zal namelijk rekening worden gehouden met de gevellijnen van de omliggende woningen. Het groene karakter van het achtergelegen open agrarisch gebied zal dan ook niet wijzigen.
Het bestaande reliëf en de bestaande ondergrond blijft in hoofdzaak onaangeroerd. Bij de realisatie van de nieuwbouwwoning blijft voldoende aandacht voor het bestaand reliëf en ondergrond.
Van deze kernkwaliteit is ter plekke van onderhavig plangebied geen sprake.
De kernkwaliteiten worden vanwege voorliggend project niet onevenredig aangetast.
Natura-2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura-2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura-2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'.
Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft het noordelijk gelegen 'Savelsbos'. De afstand tussen onderhavig plangebied en dit Natura 2000 gebied bedraagt circa 2,45 kilometer. Daarnaast is ten noordwesten van onderhavig plangebied het Natura-2000 gebied 'Maas bij Eijsden' gelegen. De afstand tussen onderhavig plangebied en dit Natura-2000 gebied bedraagt circa 2,89 kilometer. Ter plaatse van onderhavig plangebied zelf is geen Natura-2000 gebied aanwezig.
Kaart 'Natura2000' van Atlas Limburg met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
Het Programma Aanpak Stikstof (hierna: het PAS) is in het leven geroepen om enerzijds ruimte te bieden voor economische ontwikkelingen, maar tegelijkertijd ook te voorzien in maatregelen die nodig zijn voor het behoud en herstel van Natura-2000-gebieden.
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden.
Als een project significant negatieve effecten kan veroorzaken op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura 2000-gebied als gevolg van stikstof of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming vereist.
Initiatiefneemster is allereerst voornemens om de bestaande schuur op de locatie Grijzegraaf 25 te slopen. Gedurende de sloopfase zullen machines met verbrandingsmotoren worden ingezet en daarnaast zal het puin met vrachtwagens worden afgevoerd. Vervolgens wordt beoogd om ter plaatse een bouwkavel te creëren waar een levensloopbestendige woning kan worden opgericht. Gedurende de bouwfase van de nieuwe woning zullen eveneens machines met verbrandingsmotoren worden ingezet, zoals een laadschop en een graafmachine. Daarnaast neemt het aantal verkeersbewegingen gedurende de gebruiksfase van onderhavige woning toe.
Omdat stikstofemissie mogelijk een effect kan veroorzaken op Natura 2000-gebieden, dient een toets te worden uitgevoerd of de sloopfase, bouwfase en de gebruiksfase mogelijk vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet Natuurbescherming. Derhalve is door Aelmans ROM B.V. op 21 januari 2021 een stikstofonderzoek uitgevoerd (Stikstofberekening; documentnummer M202928.003/GHO; d.d. 21 januari 2021). De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 3.
Op basis van de Aerius-berekening kan worden geconcludeerd dat zowel voor de sloopfase, bouwfase als de gebruiksfase negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het aspect stikstof geen belemmeringen oplevert voor onderhavig voornemen.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er gelden een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.
Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Natuurgegevens provincie Limburg met aanduiding plangebied, zijnde de woningbouwlocatie
Initiatiefneemster is voornemens om ter plekke van onderhavig locatie aan de Grijzegraaf een levensloopbestendige woning te realiseren. Met inachtneming van deze ontwikkeling zijn de in kaart gebrachte natuurgegevens van de Provincie Limburg geraadpleegd. Ter plekke van onderhavig plangebied zelf zijn blijkens deze gegevens geen beschermde soorten fauna waargenomen. Wel zijn aan de zuid-, oost- en westzijde van onderhavig perceel een aantal bomen aanwezig. Bij de situering van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met de gevellijnen van nabijgelegen woningen. Dit heeft tot gevolg dat de nieuwe woning circa 10 meter van de straatzijde wordt geprojecteerd waardoor onderhavig voornemen geen invloed heeft op de ter plaatse aanwezige bomen.
Aanvullend is ten behoeve van onderhavige ontwikkeling een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd door Staro Natuur en Buitengebied, welk is bijgevoegd als Bijlage 4. In het flora- en faunaonderzoek komt naar voren dat er nader onderzoek moet worden uitgevoerd om uit te kunnen sluiten of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in de te slopen schuur. Dergelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd naar de gebouwbewonende soorten, namelijk de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en de gewone grootoorvleermuis.
Op basis van het voorgaande dient een aanvullend vleermuizenonderzoek te worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd in verschillende rondes, namelijk in de paarperiode (15 augustus - 1 oktober 2021) en de zomerperiode en de kraamperiode (15 april - 15 juli 2022). Initiatiefnemer zal dergelijk onderzoek laten uitvoeren.
Daarop vooruitlopend zal in de planregels van voorliggend bestemmingsplan een bepaling worden opgenomen waarin wordt bepaald dat het uitvoeren van sloopactiviteiten ter plaatse van de bestemming 'Wonen' pas is toegestaan, nadat is aangetoond dat er geen sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming voor wat betreft de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in de te slopen bebouwing.
Geconcludeerd kan worden dat met betrekking tot het aspect flora- en fauna geen belemmeringen aanwezig zijn ten behoeve van onderhavige ontwikkeling.
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.
Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig). Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.
In onderhavig plan zijn met name de bouwkundige aspecten van belang. Deze zullen verder worden uitgewerkt in de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen.
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van de openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad verplicht is om voor de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
In dit geval worden, conform de Nota Grondbeleid, uitsluitend de verhaalbare kosten middels de (leges)verordening in rekening gebracht en is geen exploitatieplan benodigd. Eventuele planschade wordt afgedekt door middel van het afsluiten van een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer. Er hoeft geen anterieure overeenkomst te worden gesloten m.b.t. compenserende maatregelen in het kader van het woonbeleid, aangezien compenserende maatregelen niet aan de orde zijn. De raad dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. In dit kader wordt dan ook voorgesteld geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
De gemeente Eijsden-Margraten sluit een planschade-verhaalsovereenkomst met de initiatiefnemer. Eventuele tegemoetkomingen in planschade komen dan ook niet voor rekening van de gemeente.
Het bestemmingsplan 'Grijzegraaf ong. te Mesch' van de gemeente Eijsden-Margraten bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, zijn met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan. Voorst is aangesloten bij de inhoud van het bestemmingsplan 'Mariadorp, Mesch en Withuis 2015' van de gemeente Eijsden-Margraten.
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen met andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
De gemeente Eijsden-Margraten heeft kenbaar gemaakt dat voor voorliggende planontwikkeling geen inspraak hoeft te worden gehouden met als gevolg dat direct wordt overgegaan tot de formele bestemmingsplanprocedure (vanaf ontwerp plan).
De wettelijke (formele) bestemmingsplanprocedure, die circa 26 weken in beslag neemt, bestaat uit navolgende stappen:
Het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan heeft vanaf 11 november 2021 tot en met 22 december 2021 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.
Het plan is op 15 februari 2022 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. In het vastgestelde bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan op twee punten een ambtshalve wijziging doorgevoerd. Voor een toelichting op de ambtshalve wijzigingen wordt verwezen naar de 'Nota ambtshalve wijziging bestemmingsplan Grijzegraaf ong. Mesch', die als Bijlage 5 aan deze toelichting is toegevoegd.