| Plan: | Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013 |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | gemeentelijke structuurvisie |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1896.SV2011-0003 |
De uitvoeringsparagraaf is een wettelijk verplicht onderdeel van een structuurvisie vanaf het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008.In een uitvoeringsparagraaf geeft het gemeentebestuur aan hoe zij de opgenomen ontwikkelingsvisie wil verwezenlijken.
De huidige structuurvisie is inhoudelijk nog grotendeels actueel. Daarom is ervoor gekozen de visie uit 2005 als basis te nemen en actuele ontwikkelingen toe te voegen, een digitale kaart en een uitvoeringsparagraaf op te nemen, zodat wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot vaststelling van een structuurvisie. Daarnaast kan de structuurvisie nieuwe stijl dienen als basis voor onderdelen van het kostenverhaal bij locaties.
Met deze structuurvisie wordt tegemoet gekomen aan de wettelijke verplichting te beschikken over een structuurvisie.
Belangrijk nieuw onderdeel van de Wro is de Grondexploitatiewet (Grex, afdeling 6.4). Dit biedt mogelijkheden om kosten van bovenwijkse voorzieningen te verhalen door een in te stellen (en te specificeren) fonds waarvoor bijdragen gevraagd worden in de op te stellen exploitatieplannen.
Daarnaast kunnen in anterieure overeenkomsten hierover afspraken worden gemaakt. Ook is het mogelijk om bovenplanse kosten te verevenen en/of een bijdrage in ruimtelijke ontwikkeling te vragen middels anterieure overeenkomsten.
De volgende mogelijkheden tot kostenverhaal en/of verevening worden toegelicht:
Met de komst van de nieuwe Wro krijgen gemeenten duidelijke en betere publiekrechtelijke instrumenten voor kostenverhaal, verevening en locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. Een van de aspecten die een rol speelt bij het kostenverhaal zijn de bovenwijkse voorzieningen, voorzieningen die van nut zijn voor meerdere exploitatiegebieden.
Bij elke bovenwijkse voorziening zal voortaan gekeken worden welke ruimtelijke plannen (exploitatiegebieden) aan de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit voldoen.
Het begrip bovenwijkse voorziening kan als volgt worden omschreven: 'een voorziening, die van nut is voor het exploitatiegebied en voor één of meer andere (exploitatie)gebieden'.
De kostensoorten in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) maken duidelijk welke kosten in beginsel verhaalbaar zijn. Om kosten daadwerkelijk op te nemen in het exploitatieplan, zullen de kosten echter ook bij de betreffende locatie moeten horen. Zoals hierboven aangegeven zijn drie criteria waaraan de gemeente moet voldoen om kosten van werken, werkzaamheden en maatregelen bij een bepaalde exploitatie in rekening te kunnen brengen via het exploitatieplan, te weten:
Overigens is dit onderdeel voor het verkrijgen van een totaal beeld in de Structuurvisie opgenomen; in tegenstelling tot de bovenplanse verevening en de ruimtelijke ontwikkelingen bestaat er geen verplichting om deze toepassing te melden in de Structuurvisie.
Nota Bovenwijkse voorzieningen
De bovenwijkse voorzieningen zijn opgenomen in de nota Bovenwijkse voorzieningen. (vastgesteld door de gemeenteraad op 15 mei 2006) Deze nota bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 beschrijft achtergronden, de kaders en de toerekeningssystematiek voor de gemeente voor de verschillende bovenwijkse voorzieningen. In hoofdstuk 2 worden de bovenwijkse voorzieningen concreet benoemd en in hoofstuk 3 worden de kosten ervan begroot en gefaseerd in de tijd.
De nota Bovenwijkse voorzieningen beoogt concreet de voeding van de reserve Bovenwijkse voorzieningen vanuit de verschillende grondexploitaties te koppelen aan de afdracht uit deze reserve.
Daarbij worden de investeringen concreet benoemd en begroot; tevens wordt per voorziening de benodigde onderbouwing aangegeven op basis waarvan de proportionaliteit kan worden bepaald. De nota heeft een looptijd van 10 jaar, maar het verdient aanbeveling, gelet op de gewijzigde ontwikkelingen sinds 2006, om deze nota te herzien als uitwerking van de Structuurvisie.
De gemeente kan in de Structuurvisie afspraken en regels vastleggen met betrekking tot bovenplanse verevening.
Op basis van artikel 6.13 lid 7 Wro kan de gemeente regels opstellen voor resultaatverevening tussen functioneel en ruimtelijk samenhangende ontwikkelingen. Functioneel betekent in deze aanpak, dat de ontwikkelingen van eenzelfde soort moeten zijn (woningbouwprojecten, bedrijventerreinen en dergelijke).
Ruimtelijk impliceert dat een zekere ruimtelijke samenhang noodzakelijk is. De ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld niet te ver van elkaar gelegen zijn. De mate waarin een ontwikkeling met een positief resultaat bijdraagt aan een gelijksoortige ontwikkeling wordt bepaald aan de hand van de 3 criteria zoals deze eerder zijn genoemd. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het financieel koppelen van een herstructurering van een verouderd bedrijventerrein (bijvoorbeeld Zwartewater Hasselt) aan de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein binnen de gemeente (bijvoorbeeld Bedrijvenpark II). Deze vorm van verevening is zowel in het exploitatieplan als in de anterieure overeenkomst afdwingbaar.
Opgemerkt wordt, dat de 3 genoemde criteria in de anterieure fase niet vereist zijn. De bovenplanse verevening kan door middel van een fonds worden geïmplementeerd. Voorwaarde voor deze regeling is, dat de betreffende ontwikkelingen in de structuurvisie worden opgenomen.
De gemeenteraad is voornemens om de bovenplanse verevening toe te passen bij de bedrijventerreinen (reservering van een bedrag uit het nieuw gerealiseerd bedrijventerrein voor de herstructurering van bedrijventerreinen, alsook van de realisering van woonwijken ten behoeve van de herstructurering).
Om van de mogelijkheden van 'kostenverhaal' gebruik te maken is het (voor in ieder geval de meeste elementen) verplicht (en voor een enkel ander element aan te bevelen vanuit het oogpunt van transparantie en rechtszekerheid) om een structuurvisie op te stellen conform de vereisten zoals gesteld worden in art. 6.24 lid 1 van de Wro. Van belang is dat ruimtelijke ontwikkelingen in een structuurvisie zijn opgenomen. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt het het overzicht van de actuele voorzieningen en/of projecten binnen de gemeente Zwartewaterland opgenomen. Omdat het van belang is om een keuze te maken, zijn ook alle andere projecten benoemd.
De gemeente kan met een particulier eigenaar in een anterieure overeenkomst vastleggen dat de eigenaar een financiële bijdrage levert aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Voorbeelden van financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn bijdragen aan maatschappelijk belangrijke functies zoals natuur, recreatie, waterberging en infrastructuur in een ander gebied. Dit andere gebied hoeft niet in de directe omgeving van de ontwikkelingslocaties te liggen. De ruimtelijke ontwikkeling hoeft ook geen betrekking te hebben op de grondexploitatie zelf.
Voor Zwartewaterland wordt gedacht aan het financieel bijdragen aan bijvoorbeeld de Stadsrandzones, omdat dit van belang is voor de hele kern.
Vaak zal de locatie geen direct profijt hebben van de functie waaraan bijgedragen wordt. De bijdrage dient echter wel redelijk te zijn. Daarbij speelt het verband tussen de locatie en de functie een rol als ook de hoogte van de bijdrage.
Voorwaarde voor het afspreken van een dergelijke bijdrage, is de wettelijke eis dat de ruimtelijke ontwikkeling waarvoor een bijdrage wordt gevraagd in een structuurvisie is vastgelegd. Om het risico van een vordering uit onverschuldigde betaling te beperken is het verstandig om de koppeling tussen de ontwikkeling en de maatschappelijke functie nader te onderbouwen. De bijdrage aan een ruimtelijke ontwikkeling dient in ieder geval redelijk te zijn. Dit betekent o.a. dat een dergelijke bijdrage niet mag leiden tot een rendabele ontwikkeling voor de eigenaar. Een op de ruimtelijke ontwikkeling waarvoor de gemeente een bijdrage wil vragen toegespitste motivering met enige financiële onderbouwing voor de hoogte van de bijdrage wordt wenselijk geacht.
Gewenste verevening die niet is gebaseerd op het kostenverhaal bovenwijkse voorzieningen of bovenplanse verevening conform art. 6.13 lid 7 Wro kunnen beschouwd worden als een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen, mits hiervoor enige motivatie kan worden gegeven op basis van hetgeen hiervoor is aangegeven. Het college zal nader onderzoeken en vaststellen welk criterium wordt gehanteerd, bijvoorbeeld een prijs per m2 of een prijs per woning.