direct naar inhoud van 3.2 Cultuurhistorie
Plan: Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.SV2011-0003

3.2 Cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0011.jpg"

Hasselt

3.2.1 Genemuiden

Genemuiden heeft een rijke historie. De eerste bewoners vestigden zich op een hoogte aan de monding van een rivier, het latere Zwarte Water. Gelmuda wordt al in het jaar 500 genoemd in verband met de Friese invallen. Tot nu toe wordt aangenomen dat Genemuiden 'mond van de Gene of Genne' betekent, waarbij Gen(n)e betrekking heeft op de loop van het Zwarte Water. In 1275 kreeg Genemuiden stadsrechten van bisschop Jan van Nassau.

De Genemuidenaren hadden hun eigen visdomein in de monding van het Zwarte Water, waarin ze krachtens het recht van de gewoonte visten. Toen anderen er aanspraak op maakten, werd het visrecht in 1347 bevestigd door de bisschop Jan van Arkel. Onderzoek had uitgewezen dat de Genemuidenaren daar als eersten visten. Eveneens in 1347 kreeg de stad het veerrecht. Dat zorgde voor een goed gevulde stadskas. Ze kregen ook nog andere rechten.

Genemuiden kreeg veel oorlogsleed te verduren tijdens de Gelderse oorlogen. In 1522 werd slag geleverd tussen het leger van Karel van Gelre, dat Genemuiden had bezet, en van bisschop Filips van Bourgondië. Bij Veneriete aan de Kamperzeedijk leed het leger van de bisschop een nederlaag. Genemuiden was toen nog een gesloten stad met stenen poorten en torens. De stad was niet ommuurd, maar had wallen en grachten. Karel van Gelre begon in 1527 met de bouw van een blokhuis, dat door de jaren heen werd uitgebreid en versterkt. Het kasteel van Genemuiden was in de 80-jarige oorlog een bron van ellende. In 1580 werd de stad verschillende keren bezet. Door geweld, plundering en brandstichting stierven in 3 maanden 450 Genemuidenaren. Omdat het kasteel steeds aanleiding gaf tot geweld, werd het in 1584 gesloopt.

Al in het begin van de 17e eeuw vlochten de bewoners van de landstreek bij Genemuiden biezenmatten. Omstreeks 1700 was er al sprake van een florerende mattenindustrie. De matten gingen vooral naar het rijke en dichtbevolkte Holland. De mattenbies groeide aan de kust van de Zuiderzee tussen Genemuiden en Kampen. In 1795 had Genemuiden zich ontwikkeld tot het centrum van de mattenindustrie. Vanaf 1846 werden in het kustgebied op grote schaal biezen aangeplant. Rond 1900 omvatte de biezencultuur meer dan 500 ha. Aan het einde van de eerste wereldoorlog (1914 - 1918) schakelde Genemuiden over op kokosmatten en in de jaren zestig van de 20e eeuw op nylon en wol. Veeteelt en hooibouw waren ook belangrijke bestaansbronnen.

De ligging aan zee is van groot belang geweest. De zee was een belangrijke bestaansbron voor de vissers, gaf de mogelijkheid tot handel en scheepvaart en leverde grondstoffen voor de mattenindustrie. Genemuiden had een veilige haven voor de scheepvaart. Rond 1860 was Genemuiden de belangrijkste aanvoerhaven van zeevis aan de Oostwal. De zee vormde ook een bedreiging. Hoewel Genemuiden op een hoogte lag, werd de stad vele malen door stormvloeden geteisterd, die grote schade veroorzaakten. In 1866 werd een keersluis (de Sas) en een zware dijk aangelegd, die Genemuiden tegen de zee moesten beschermen. Genemuiden brandde een aantal keren voor een groot gedeelte af. Dit was deels te wijten aan oorlogsgeweld, maar vooral aan de opslag van riet, biezen en hooi in de bebouwde kom. Al aan het begin van de 19e eeuw gold er een rookverbod in de bebouwde kom, dat stipt werd nageleefd. Door genoemde rampen heeft Genemuiden weinig oude gebouwen en maar twee rijksmonumenten. Wel zijn er een aantal instellingen bewaard gebleven: de Grootburgerij, het Provisoorfonds en het Armenfonds Camen. Het zijn monumenten van gemeenschapszin.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0012.jpg"

Kern Genemuiden

3.2.2 Hasselt

De stad Hasselt ligt aan de rivier het Zwarte Water. Door de ligging aan een knooppunt van land- en waterwegen werd Hasselt een belangrijk handelscentrum. Handel en scheepvaart zijn een belangrijke constante in de historie van de stad. In de Middeleeuwen maakte de stad deel uit van de Hanze en in de 19de eeuw kregen industrie en handel door de aanleg van De Dedemsvaart een stimulans. Ondanks enkele structurele veranderingen heeft Hasselt zijn historische karakter in hoge mate weten te behouden. De dragers zijn overwegend een gaaf bewaarde ruimtelijke structuur en een bebouwingsbeeld met talrijke historische kenmerken. Daarom werd de historische kern van Hasselt en zijn verdedigingsgordel met het agrarisch- industrieel buitengebied in 1982 aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet. Tot het beschermd stadsgezicht behoren de gehele historische kern en zijn verdedigingsgordel met het agrarische buitengebied aan weerszijden van de Dedemsvaart. Aan de andere zijde van de oudste kern bevindt zich een stadsdeel met grote historische waarde, namelijk de oostelijke grachtengordel met de Brouwersgracht, Prinsengracht, Baangracht en Herengracht. Zijn bijzondere belevingswaarde ontleent het gebied vooral aan de ruimtelijke opbouw: als gevolg van de kromming van het water ontwikkelt zich een aaneenschakeling van sterk besloten ruimten van wisselende maat en gevarieerd van karakter, waar binnen de kaden, bomenrijen en bebouwingswanden elk op een eigen manier het beloop van het water volgen.

De beëindiging van dit historische deel wordt aan de oostzijde nog gevormd door de 17de eeuwse vestingwerken, die in hun opbouw goed herkenbaar zijn gebleven. Een verzwakking van de historische herkenbaarheid wordt gevormd door de demping van een deel van de buitengracht ten noorden van de haven. De aanleg van de Zwarte Waterbrug en provinciale weg heeft hier het historische karakter ernstig verstoord. Voor het overige zijn de wallen en bolwerken, die nu grotendeels worden ingenomen door het in landschapsstijl aangelegde Van Stolkpark, goed bewaard gebleven. Datzelfde geldt voor het gebied buiten de gracht aan weerszijden van de Dedemsvaartmond aan de noordoostzijde. De beschreven historische kwaliteiten van Hasselt's ruimtelijke structuur en zijn bebouwing, waartoe zo'n 70 beschermde rijksmonumenten behoren, rechtvaardigen een aanwijzing van de kom als beschermd stadsgezicht. Op vlak van religieus erfgoed heeft Hasselt een aantal bijzondere monumenten zoals de Grote of Stephanuskerk uit de 14de eeuw, het Heilige Geestgasthuis en de overblijfselen van het Mariaklooster aan de Baangracht. In de Middeleeuwen was de stad een bedevaartsplaats van regionale betekenis. De RK kerk aan het Eiland werd gebouwd in 1933 en is een getuige van het katholiek reveille en de herleving van de bedevaart in de 20ste eeuw. Tot het industrieel erfgoed behoren het gerestaureerde kalkovencomplex en een korenmolen uit 1867. De molen staat aan de Stenendijk, de laatste stenen zeewering die in Nederland bewaard is gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0013.jpg"

Oudste stenen zeewering, Hasselt

3.2.3 Zwartsluis

Zwartsluis, 'de poort naar het water', maar ook het land daaromheen. Zoals de Amsterdamse lakenkoopman Schoemaker in de 18e eeuw reeds omschreef: 'een groot en deftig dorp in de lengte gelegen langs het Zwartewater. Hier is een sluis, door welke men binnenslands vaart naar Meppel en verder daaromheen'. Zwartsluis wordt beschreven sinds 1398. Er wordt dan geschreven over de 'Schwarten Slus', een sluis in het huidige Meppelerdiep, dat toen nog de 'Sethe' werd genoemd. Deze sluis (later de Staphorster Sluis) was de reden dat Zwartsluis zich vanaf halverwege de 17e eeuw ontwikkelde tot de meest vooraanstaande havenplaats van Overijssel. De vanuit Drenthe aangevoerde turf werd vanuit Zwartsluis verder verscheept naar de rest van Holland. De ligging van Zwartsluis aan de monding van het Meppelerdiep en het Zwarte Water is voor de economische ontwikkeling van Zwartsluis van doorslaggevende betekenis geweest. Mede doordat de haven van Vollenhove steeds meer verzandde in het begin van de 18e eeuw werd de functie van Zwartsluis als Zuiderzeehaven steeds belangrijker. Door de groeiende scheepvaart ontstonden er scheepswerven, zeilmakerijen en touwslagerijen.

Pas in de periode van de industrialisatie ontwikkelde Zwartsluis zich sterk. Zwartsluis bleek een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op grotere bedrijven. Daarnaast groeiden ook bestaande bedrijfjes. Door het beperkt beschikbare grondgebied zijn wonen en werken in Zwartsluis voor lange tijd samengegaan. Het werken is in de loop van de tijd, soms op zowel ruimtelijke als fysieke wijze, een eigen leven gaan leiden in de woonomgeving. Het industriële erfgoed is daardoor duidelijk zichtbaar aanwezig in Zwartsluis.

De gunstige ligging aan het water en aan een landweg naar het noorden, naar Holland, verleende de plaats in militair opzicht strategische waarde. Er werd daarom in de 16e eeuw (evenals bij Blokzijl en Kuinre) een schans aangelegd, die bedoeld was als militaire versterking om de toegangswegen tot Friesland, Drenthe en Groningen te beschermen. Van deze verdedigingswerken is helaas niets meer terug te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0014.jpg"

Zwartsluis

3.2.4 Polder Mastenbroek

De polder Mastenbroek is een in de late middeleeuwen (14e eeuw) volgens een strak en grootschalig patroon ontgonnen polder. Karakteristiek zijn de grote open ruimten tussen het strakke gridpatroon van wegen en weteringen en de situering van agrarische bebouwing, die zich ten dele nog op huisterpen bevindt. De begrenzing van de polder wordt gevormd door de zandgronden tussen Frankhuis en Grafhorst, de rivierdijk van het Zwartewater tussen Frankhuis en Genemuiden en de Kamperzeedijk tussen Genemuiden en Grafhorst. De polder heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde:

  • Als een zeldzaam voorbeeld van een vroege veenontginning uit de 13e/14e eeuw;
  • Vanwege de hoge mate van gaafheid van het oorspronkelijke patroon: sinds 600 jaar vrijwel onaangetast;
  • Vanwege de esthetische kwaliteit van het oorspronkelijke patroon.

Deze waarden worden ook beschreven in de in juni 1997 door Het Oversticht uitgebrachte nota “Polder Mastenbroek – beschrijving van de ruimtelijke kwaliteit”.

De nota Belvedère heeft nog eens extra de aandacht gevestigd op het belang van de polder Mastenbroek. In deze nota is de polder Mastenbroek samen met polder de Pieper, de Zuiderzeepolder opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland. Inmiddels is het aangewezen als Nationaal Landschap IJsseldelta.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0015.jpg"

Polder Mastenbroek

3.2.5 Zwartewatersklooster

In 1233 werd door de toenmalige bisschop van Utrecht toestemming verleend om een klooster te stichten in de nabijheid van Hasselt. Het klooster had verschillende namen, maar werd later “nigra aqua” (zwarte water) genoemd. Het klooster was van aanzienlijke grootte wat gebouwen en landerijen betreft. De kloosterorde heeft goede en moeilijke tijden gekend. Uiteindelijk is de kloosterorde in het ongerede geraakt, hetgeen tot gevolg had dat het klooster in de 17e eeuw leeg kwam te staan. Later zijn de huizen en schuren die daarvoor in aanmerking kwamen tot boerderijen ingericht. De rest bleef staan en viel ten prooi aan allen die er belang bij hadden. Van de kloostergebouwen is thans - voor zover bekend - niets meer over. Het materiaal werd gebruikt voor allerlei bouwsels. Alleen het kerkhof is gebleven en doet dienst voor het buurtschap “Zwartewaterklooster” die is gebleven. Het gebied waar eens één van de oudste kloosters van Overijssel heeft gestaan, en dat jaren lang het geestelijk en cultureel centrum van uitgestrekte gebieden is geweest, heeft men in 1974 geplaatst op de lijst van archeologische monumenten van nationaal belang. Onderkend moet echter worden dat niet alleen de plek waar het klooster heeft gestaan van cultuurhistorisch belang is. Ook het kerkhof - dat als enig overblijfsel uit de 13e eeuw zijn functie is blijven behouden - met de omliggende bebouwing en structuur van de buurtschap Zwartewatersklooster, is van aanmerkelijk cultuurhistorisch belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.SV2011-0003_0016.jpg"

Zwartewatersklooster