direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening bedrijventerreinen Zwartewaterland
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BV0002-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening:

de Beheersverordening bedrijventerreinen Zwartewaterland van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 verordeningsgebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1896.BV0002-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingsgrens:

een op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangewezen lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.6 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;

1.7 bebouwingsvlak:

een door bebouwingsgrenzen op de kaart omgeven oppervlak, binnen hetwelk volgens deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht;

1.8 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.13 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
  • 1. aanwezig zijn;
  • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.14 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwperceel:

een stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.25 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.26 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.27 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.28 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;

1.29 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.30 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.31 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.33 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouding;

1.34 zend-/ontvanginstallatie:

inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen.

Artikel 2 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande bedrijven

alsmede voor:

  • b. de uitoefening van het ambachtelijke, nijverheids- en/of industriële bedrijven die zijn genoemd in dan wel overeenkomen met de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Staat van bedrijven';

met dien verstande dat:

  • c. een benzineservicestation met LPG uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' is toegestaan
  • d. een vulpunt ten behoeve van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';

d. een molen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen' is toegestaan;

  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' grootschalige opslag voor omliggende bedrijven is toegestaan;
  • f. een scheepsreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsreparatie';
  • g. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
  • h. botenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur';

en daaraan ondergeschikte:

  • i. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen en water;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • nieuwe risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • zelfstandige kantoren;
  • detailhandel anders dan productiegebonden en bestaande detailhandel.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

  • 1. Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
  • a. deze uitsluitend binnen de bebouwingsvlakken worden gebouwd;
  • b. de ter plaatse aangegeven maximum bouwhoogte in acht wordt genomen;
  • c. het bebouwingspercentage van het bebouwingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'maximim bebouwingspercentage';

  • 2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat:
  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover de gronden op de kaart zijn aangeduid met 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan met een inhoud van ten hoogste 600 m3;

  • 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

3.3 Afwijken met een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsverordening afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub 1, onder b ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande bedrijven en bestaande bedrijfswoningen;

alsmede voor:

  • b. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • f. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
  • g. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
  • h. winkels met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 400 m2 ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • i. tapijt-, kokos en vloermattenfabrieken ter plaatse van de aanduiding 'kantoor en tapijt';
  • j. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor en tapijt';
  • k. een drukkerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - drukkerij';

met dien verstande dat:

  • l. een benzineservicestation zonder of met LPG uitsluitend ter plaatse van respectievelijk de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' zijn toegestaan en met dien verstande dat een vulpunt ten behoeve van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;

en daaraan ondergeschikte:

  • n. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen en water;
  • q. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • nieuwe risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • zelfstandige kantoren;
  • detailhandel anders dan productiegebonden en bestaande detailhandel.
4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; daarnaast gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd op tenminste 5 m uit bouwperceelgrenzen die gericht zijn op een openbare weg en 3 m uit overige bouwperceelgrenzen;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd' mogen geen gebouwen worden gebouwd
  • 3. de bouwhoogte en goothoogte van gebouwen bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' is aangegeven;
  • 4. het bebouwingspercentage van het bebouwingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'maximim bebouwingspercentage';
  • 5. bestaande bedrijfswoningen mogen worden uitgebreid tot ten hoogste 600 m³.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2, sub a, onder 1:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;

  • a. lid 4.2, sub b, onder 2:

voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.

4.4 specifieke gebruiksregels

ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone' is opslag van goederen voor de voorgevel van gebouwen niet toegstaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel
  • b. een bedrijfswoning

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. De gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogst de ter plaatse aangegeven maximum goothoogte;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
    • 4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 2,5 m.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegstaan;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. een bestaande zend- en ontvangstinrichting ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangsinstallatie';

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijf;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangsinstallatie', de bouwhoogte van zend- of ontvangstmasten ten hoogste 40 m mag bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

en daaraan ondergschikte

  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' uitsluitend scholen zijn toegestaan
  • e. in de bestemming geen kantoren zijn begrepen;
  • f. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan en voorts geldt:
  • 1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte dan wel de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het percentage dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.

Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

begraafplaats, met bijbehorende groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, water, wegen en verhardingen;

met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' tevens het gebruik als cultuurgrond en groenvoorzieningen is toegestaan;
  • in de bestemming geen bedrijfswoningen zijn begrepen.

8.2 Bouwregels
  • 1. Voor het bouwen geldt dat:
    • a. behoudens het bepaalde in d uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
    • b. de hoogte bedraagt ten hoogste:
      • 5,5 m voor aula/condoleanceruimte;
      • 3,5 m voor berging en was- en kleedruimten;
      • 7 m voor vlaggemasten en lichtmasten;
      • 1,5 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het percentage dat ter plaats van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
    • d. buiten het bouwvlak uitsluitend grafruimten en daarbij gebruikelijke bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;
    • e. in uitzondering op het voorgaande ter plaatse van de de aanduiding 'agrarisch' erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1,2 m zijn toegestaan ten behoeve van het gebruik van de gronden als cultuurgrond.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a en b voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak en/of tot een hoogte van 3 m indien dit om dringende reden noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 9 Recreatie - Verenigingsleven

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie - verenigingsleven' aangewezen gronden zijn bestemd voor clubgebouwen voor verenigingsleven.

9.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat bestaande gebouwen zijn toegestaan en ter plaatse van een bouwvlak gebouwen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte die niet meer bedraagt dan ter plaatse is aangegeven.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een verbindingsfunctie tussen bestemmingen, met daarbij behorende bermen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, kruisingen met watergangen.

10.2 Bouwregels

Op de tot 'verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste bedraagt 8,50 m.

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten en paden met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende erven;
  • b. voet- en fietspaden;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken mag ten hoogste 8 m bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en oeverstroken.

12.2 Bouwregels

Op de tot 'water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen.

13.2 Bouwregels
  • 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat:
  • a. deze uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd,
  • b. het bestaande aantal woningen wordt gehandhaafd;
  • c. de voorgevel in de naar de openbare weg gekeerde bebouwingsgrens wordt gebouwd;
  • d. de op de verbeelding aangegeven minimum en maximum goot- en/of bouwhoogten in acht genomen wordt ter plaatse van de betreffende aanduiding;
  • e. de dakhelling ten minste bedraagt 25 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt;

  • 2. Voor het bouwen van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woonhuis:
    • 1. ten noorden van het Zwarte water ten hoogste 65 m2 bedraagt met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen niet wordt meegerekend en het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste bedraagt 40%;
    • 2. ten zuiden van het Zwarte water ten hoogste 25 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste bedraagt 3 m;
  • c. de hoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste bedraagt 4,50 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen ten minste bedraagt 1 m tenzij het bijgebouw in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan bedraagt:
    • 1. ten noorden van het Zwarte water ten minste 3 m;
    • 2. ten zuiden van het Zwarte water ten minste 4 m;
  • f. deze niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen worden gebouwd.

met dien verstande dat voor bouwpercelen gelegen geldt dat

  • 3. Voor het bouwen van carports geldt dat deze uitsluiten bij woningen ten noorden van het Zwarte water mogen worden gebouwd met dien verstande dat:
  • a. per woning ten hoogste één carport mag worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte ten hoogste bedraagt 20 m2 en met dien verstande dat deze oppervlakte niet wordt meegerekend in de berekeningen als bedoeld onder 2;
  • c. de goothoogte ten hoogste bedraagt 3 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste bedraagt 1 m tenzij de carport in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • e. tot in de voorgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
  • f. deze niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen worden gebouwd.

  • 4. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt:
  • a. indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan worden gebouwd 1 m;
  • b. in overige gevallen 2 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2:

  • 1. onder 1, sub d ten behoeve van de bouw van een lessenaarsdak en toestaan dat de goothoogte aan één zijde wordt vermeerderd tot ten hoogste 9 m;
  • 2. onder 1, sub d en toestaan dat de dakhelling geheel of gedeeltelijk wordt verminderd tot 0 graden waarbij in combinatie daarmee de goothoogte mag worden verhoogd tot 9 m;
  • 3. onder 2, sub a onder 2 en toestaan dat de de oppervlakte wordt vergroot tot 50 m2 mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 40% bedraagt;
  • 4. onder 2, sub b en toestaan dat de goothoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is;
  • 5. onder 2, sub e ten behoeve van de bouw van een bijgebouw bij woningen ten noorden van het Zwarte water vóór de voorgevelrooilijn, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is.

Artikel 14 Wonen - Woonwagen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het plaatsen van woonwagens, tot ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'aantal', met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken en terreinen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van:

  • 1. gebouwen geldt dat:
  • a. per woonwagen ten hoogste één vrijstaand of aangebouwd bijgebouw is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 18 m2;
  • b. de hoogte ten hoogste bedraagt 2,50 m;

  • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt 2,50 m met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte ten hoogste bedraagt 6 m.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van een primaire waterkering, alsmede een waterkering.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van waterstaatkundige doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, indien en voor zover uit overleg met het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaatkundige functies geen bezwaar bestaat.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunningvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.

Artikel 16 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
  • b. het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • c. de waterhuishouding,

waarbij de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functievoorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

16.2 Bouwregels

Op de voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan (behoudens ontheffing).

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  • a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  • b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
17.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en met een grotere oppervlakte dan 100 m², waartoe ook wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van een drainage, ontginnen en het ophogen van gronden van meer dan 100 m² en meer dan 50 cm;
  • b. het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

17.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 17.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.

17.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

Los van de in de bestemmingsregelingen reeds genoemde mogelijkheden geldt voor het totale verordeningsgebied dat bestaande bebouwing is toegestaan.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

  • a. Los van de in de bestemmingsregelingen reeds genoemde mogelijkheden geldt voor het totale verordeningsgebied dat bestaand gebruik is toegestaan.

  • b. Onder bestaand gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van (bedrijfs)woningen in combinatie met beroep aan huis of bedrijf aan huis, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
  • 2. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • 3. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie;
  • 4. detailhandel en/of horeca, anders dan een bed & breakfast, zijn niet toegestaan;
  • 5. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • 6. de activiteiten zijn niet vergunningplichtig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • 7. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Wetgevingszone - wet geluidhinder

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wet geluidhinder' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts nieuwe bebouwing mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de geluidszoneringplichtige inrichtingen van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

21.2 Veiligheidszone - bevi

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' de volgende regels:

  • a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
  • 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
  • 2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de beheersverordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter;
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend- en ontvangstinrichtingen en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
  • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing zal bedragen;
  • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

23.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de Beheersverordening bedrijventerreinen Zwartewaterland.