direct naar inhoud van Regels
Plan: Herontwikkeling Roskam en Klaver
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0072-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan "Herontwikkeling Roskam en Klaver" met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0072-VO01 van de gemeente Zwartewaterland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 aaneengebouwde woningen

Twee of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd.

1.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van de intensieve veehouderij.

1.9 ambulante handel

Warenmarkten, solitaire standplaatsen, braderieën, venters of wijkrijders (exclusief rijdende winkels).

1.10 archeologische waarde

Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

Het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf aan huis

Een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.15 bestaand

Bij bouwwerken of afstanden: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.

Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping.

1.21 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 caravan

Een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag wroden voortbewogen.

1.26 categorie

Een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen.

1.29 duurzaam gemeenschappelijk huishouding

Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die enkel het gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.

1.30 eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.31 erf

De oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.32 escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidsgevoelige gebouwen

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.36 gestapelde woningen

Boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen.

1.37 hogere grenswaarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.38 hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.39 huishouden

Een huisgezin.

1.40 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.41 nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van electriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.42 onderkomen

Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen een al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, chalet, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.

1.43 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

1.44 praktijkruimte

Een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.45 prostitutie

Het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.46 raamprostitutie

Het etaleren van prostituees achter vensters, gericht op de openbare weg, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.47 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 straatmeubilair

De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.

1.49 straatprostitutie

Het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.50 Twee-onder-één-kap woning

Twee woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd.

1.51 uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.52 verblijfsrecreatie

Recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, stacaravans, chalets of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben.

1.53 voorkeursgrenswaarde

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.54 vrijstaande woning

Woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd.

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.56 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.57 woning

Een samenhangend complex van ruimte bestemd en geschikt voor huisvesting van één duurzaam gemeenschappelijk huishouding.

1.58 woonadres
  • a. het adres waar betrokkene woont, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a., betrokkene naar redelijke verwachtingen gedurende drie maanden minimaal tweederde van de tijd zal overnachten.
1.59 zorgwoning

Een woning waarin mensen die zorg nodig hebben zelfstandig kunnen wonen, maar die wel in de nabije omgeving is van een zorginstelling of waar op afroep zorg verleend kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 1. de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
  • 2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • 3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • 4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • 5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,

gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum' mag het bouwvlak tot het maximaal aangegeven percentage worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 15 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 voor:

  • a. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. aanpassing van het wegprofiel.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden, met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, volgens het bestaande wegprofiel;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 12 m bedragen.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaald in lid 4.1 sub a voor de aanpassing van het wegprofiel wanneer aangetoond is dat het aangepaste profiel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of wanneer een hogere grenswaarde voor de aanpassing van de weg is verkregen.

Artikel 5 Wonen - Gestapeld

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • c. de uitoefening van een beroep aan huis.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient gestapeld te worden gebouwd;
  • c. het aantal gestapelde woningen bedraagt maximaal het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 16 meter;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12,5 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voorzover gelegen voor de (verlengden van de) naar de weg gekeerde gevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 5.2 voor de realisering van (bij)gebouwen buiten het bouwvlak:

  • a. tot een oppervlakte van maximaal 50 m2 per bouwperceel;
  • b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouwe en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing verlenen van het bepaalde in:

artikel 5.4.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis:

  • a. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. de voor de bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouwen en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • f. de in het Bouwbesluit geëiste minimale oppervlakte aan huishoudelijke berging daardoor niet verloren gaat, en het maximum van 100 m2 in de woning en bijgebouwen tezamen niet wordt overschreden;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een gebouw wordt vrijstaand gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een gebouw ook aaneengebouwd worden, met dien verstande dat er binnen het bestemmingsvlak Wonen minimaal 7 vrijstaande woningen en maximaal 4 aaneengebouwde woningen gebouwd mogen worden,
  • d. de gebouwen dienen minimaal 3 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd, dan wel bestaande afstand indien deze minder is, tenzij aaneengebouwd;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6 meter.
6.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd of op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 20 m² bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw maximaal 70 m² bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • e. bijgebouwen binnen het bouwvlak worden niet meegerekend in de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • g. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 m;
  • h. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voorzover gelegen voor de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. lid 6.2.2 sub c voor de vergroting van gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw tot maximaal 80 m2 ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel van 40 % niet mag worden overschreden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing verlenen van het bepaalde in:

lid 6.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis:

  • a. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. de voor de bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • f. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkingen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;

  • b. Het bepaalde in artikel 8.1, onder a, geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
8.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

8.3 Ondergronds bouwen
8.3.1 Verbod

Het is verboden om gebouwen zonder ontheffing, te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien, met uitzondering van kruipruimtes en fundering en kleine kelders met een maximale hoogte van 3 m en maximaal oppervlak van 20 m².

8.3.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het onderkelderen van gebouwen of het realiseren van een onderbouw, mits:

  • a. er niet dieper dan 4 meter beneden peil wordt gebouwd;
  • b. er toestemming is gegeven door de provincie Overijssel indien sprake is van permanente grondwaterstandverlaging;
  • c. de bouwregels die gelden voor de bovengrondse bebouwing ten aanzien van situering, maximum bebouwingspercentage en maximum oppervlakte bijgebouwen/aan- en uitbouwen, daarbij in acht worden genomen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
9.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel. Niettemin is de verkoop toegestaan van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid tot het afwijken van de regels van het bestemmingsplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan, voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor nutsvoorzieningen mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 4 m;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • c. het in geringe mate, doch met niet meer dan 2,50 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
10.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken

Een afwijking als bedoeld in lid 30.1 wordt niet verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Procedureregels wijzigingsbesluit

Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde wijzigingsbesluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

11.2 Procedureregels ontheffingsbesluit

Voor een besluit tot afwijking van de regels van het bestemmingsplan geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Regeling gebruik van bebouwing voor wonen
12.1.1 Verbod (ver)bouwwerkzaamheden

Het is verboden bouwwerkzaamheden te verrichten die ertoe leiden dat een woning geschikt dan wel beter geschikt wordt gemaakt voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding.

12.1.2 Niet toegestaan gebruik van woningen

Onder niet toegestaan gebruik van een woning in ieder geval wordt verstaan:

  • a. de bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding, zoals een groep van arbeidsmigranten die geen duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren of het gebruik van de woning als zorgwoning door personen met een zorgvraag (bijvoorbeeld psychische of lichamelijke zorg) die evenmin een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren. Onder een duurzaam gemeenschappelijke huishouding wordt in ieder geval niet verstaan:
    • 1. een groep van arbeidsmigranten die geen duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;
    • 2. het gebruik van de woning als zorgwoning door personen met een zorgvraag (bijvoorbeeld psychische of lichamelijke zorg) die evenmin een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;
  • b. de bewoning van een woning, indien dit gebruik een behoefte aan parkeergelegenheid oproept die niet op het eigen bouwperceel en/of eigen erf kan worden ingevuld, overeenkomstig de parkeernormen van het CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' of de op dat moment meest recente CROW publicatie.
12.1.3 Afwijkingsbevoegdheid gebruik

Het bevoegd gezag mag met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 en toestaan dat een woning wordt gebruikt en verbouwd voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding mits:

  • a. voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening
  • b. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  • c. belangen van derden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.2 onder b, en een omgevingsvergunning verlenen indien op het bouwperceel en/of eigen erf niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, mits:
    • 1. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie.
  • e. niet meer dan 10% van de woningen in de (woon-) straat gebruikt wordt voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 13.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 13.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan: Herontwikkeling Roskam en Klaver.