direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Hasselt om de Weede fase 1B Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0062-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan ''Bestemmingsplan Hasselt om de Weede fase 1B Zuid'' met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0062-VS01 van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld te aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.7 aaneengebouwde woningen:

drie of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.23 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.24 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 halfvrijstaande of twee-onder-één-kap woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.28 huishouden:

een huisgezin;

1.29 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van electriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.30 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.31 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.32 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, gericht op de openbare weg, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.33 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.35 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.36 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 vrijstaande woning:

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.39 wonen:

de huisvesting van één huishouden in een woning;

1.40 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.41 zend-/ontvanginstallatie:

inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ontsluitingen van aangrenzende bestemmingen, waaronder in- en uitritten.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 40 m voor zend-/ontvanginstallaties;
    • 3. maximaal 15 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor:

  • a. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. aanpassing van het wegprofiel.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. erkers aan woningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Aanbouwen en bijgebouwen

Aanbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan, behoudens het bepaalde in sublid 4.2.2.

4.2.2 Erkers

Ten aanzien van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de bouw van één erker aan de voorgevel van een vrijstaande, twee-onder-één-kap of aaneengesloten woning is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de horizontale diepte van een erker mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
    • 2. de afstand van een erker tot de naar de wegzijde gekeerde perceelsgrens moet minimaal 2 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een erker mag niet meer dan 10 m² bedragen;
    • 4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75 % van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
    • 5. de goothoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden, met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bruggen en duikers ter plaatse van watergangen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 12 m bedragen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oevers en onderhoudspaden;
  • c. scheepvaartverkeer en watersport;
  • d. bruggen, duikers en aanlegsteigers;
  • e. wegverkeer ter plaatse van bruggen en duikers;
  • f. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • g. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • c. de uitoefening van een beroep aan huis.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen woningen als twee-onder-een-kap woningen te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de woningen vrijstaand te worden gebouwd, met dien verstande dat maximaal één vrijstaande woning per bouwvlak is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 2. 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 25 graden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • h. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering', dienen de gebouwen minimaal 3 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd;

7.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd of op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 20 m² bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw maximaal 60 m² bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (half)vrijstaande of twee-onder-een-kap woningen maximaal 70 m² bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • f. bijgebouwen binnen het bouwvlak worden niet meegerekend in de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • h. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 m;
  • j. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voorzover gelegen voor de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. lid 7.2.2 sub c voor de vergroting van gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een vrijstaande woning tot maximaal 80 m2 ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel van 40% niet mag worden overschreden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting - geluidbelaste gevel
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het in gebruik laten nemen van de woningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geluidbelaste gevel' zonder uitvoering van de geluidreducerende maatregelen zoals bepaald in het in Bijlage 1 van de regels opgenomen Akoestisch onderzoek.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • b. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • e. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

9.2 Ondergronds bouwen
9.2.1 Verbod

Het is verboden om gebouwen te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien, met uitzondering van kruipruimtes en fundering en kleine kelders met een maximale hoogte van 3 m en maximaal oppervlak van 20 m².

9.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor het onderkelderen van gebouwen of het realiseren van een onderbouw, mits:

  • a. er niet dieper dan 4 meter beneden peil wordt gebouwd;
  • b. er toestemming is gegeven door de provincie Overijssel indien sprake is van permanente grondwaterstandverlaging;
  • c. de bouwregels die gelden voor de bovengrondse bebouwing ten aanzien van situering, maximum bebouwingspercentage en maximum oppervlakte bijgebouwen/aan- en uitbouwen, daarbij in acht worden genomen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
10.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, behoudens gronden met de bestemming detailhandel;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor nutsvoorzieningen mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 4 m;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • c. het in geringe mate, doch met niet meer dan 2,50 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
11.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1 wordt niet verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

12.2 Parkeren en laden en lossen
  • a. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's moet binnen het plangebied worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • b. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan onderstaande parkeernormering:
    • 1. 1,5 parkeerplaats per levensloopbestendige woning;
    • 2. in overige gevallen 2 parkeerplaatsen per woning.
  • c. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 2,50 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen;
  • d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan éénmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het ''Bestemmingsplan Hasselt om de Weede fase 1B Zuid'' van de gemeente Zwartewaterland.