Plan: | Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1896.BP0035-VS01 |
De aanwijzing van de IJsseldelta als Nationaal Landschap behoeft eigenlijk geen nadere toelichting. Het landschap is belangrijk! Voor het bestemmingsplan buitengebied zal de landschappelijke onderlegger van grote betekenis zijn om nieuwe ontwikkelingen met zoveel mogelijke ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
2.3.1. Algemene ontstaansgeschiedenis
IJs en veen
In de vroegere IJstijden is de basis gelegd voor het ontstaan van het huidige landschap. In het pleistoceen werden grind en grof zand afgezet door de toen wild stromende rivieren Vecht en IJssel. In het Laat-Pleistoceen werden deze rivieren rustiger, zodat fijn zand en klei konden worden afgezet. Later werden door zandverstuivingen vanuit het drooggevallen Noordzeebekken over het hele gebied zanddekken afgezet.
In het Holoceen vond veenvorming plaats in een uitgestrekt gebied tussen het Drents Plateau en de Noordzee. Na de IJstijd werd het warmer en steeg de zeespiegel. De IJssel, oorspronkelijk een zijtak van de Rijn, werd hiervan afgesneden en vormde in die tijd slechts een kleine stroom door het veen. Een doorbraak door een duinenrij aan de kust zorgde uiteindelijk voor het ontstaan van de Zuiderzee. Rond 250 jaar na Christus stopte de veenvorming en werd het land met een laag zeeklei bedekt. Dit is terug te vinden aan de voormalige Zuiderzeekust in het noordwesten van het plangebied.
Delta en dijken
Door het getij werd de zeeklei stroomopwaarts afgezet via de IJssel, het Zwartewater en de Reest (nu het Meppelerdiep), zelfs tot voorbij Hasselt. Door de aanleg van dijken kwam hier in de 13e eeuw een einde aan regelmatige afzetting van zeeklei in de kwelders. De huidige strengen in het landschap vormen de rest van geulen waarlangs het zeewater binnendrong en wegvloeide. Na de ontginning van de polders in de IJsseldelta daalde de bodem geleidelijk tot onder de zee- en rivierwaterpeil. Het land werd hierdoor natter zodat steeds meer moeite gedaan moest worden om de waterafvoer uit de polders goed te regelen.
2.3.2. Huidige situatie
2.3.2.1.Polder Mastenbroek
Ontstaansgeschiedenis
Van oorsprong was Polder Mastenbroek een nat en moerassig gebied tussen de twee Delta armen IJssel en Zwartewater. In de 14e eeuw is een begin gemaakt met de veenontginning met daarna het gebruik als landbouwgebied. De randen van de polder worden gemarkeerd door dijken. Het gridpatroon loopt echter niet altijd tot de dijk maar op plekken ook over in een grillige blokverkaveling, met name in de overgangszone naar bebouwing in (dijk)linten of kernen. De noordelijk en oostelijke overgang wordt gekenmerkt door een patroon van oude veenkreken. Aan de randen van de polder liggen verschillende kolken.
Cultuurhistorie
Polder Mastenbroek is uniek omdat het de oudste rationele, geometrische verkaveling van Nederland heeft. Vanaf 1362 is de polder ontgonnen volgens een voor de middeleeuwen uniek patroon, gebaseerd op drie evenwijdig gegraven weteringen.
De polder kenmerkt zich door weidsheid vanwege de vergezichten en maatvoering. Deze weidsheid wordt versterkt door het contrast met de drie rechte noord-zuid bebouwingslinten. De verkaveling is streng geometrisch met blokverkaveling en Bajonetkruisingen. Toch liggen de wegen vanwege hun ouderdom niet kaarsrecht in het land. Wegen en weteringen liggen steeds naast elkaar waardoor een achterlijn ontbreekt. Hierdoor liggen de achterzijden van erven niet op één lijn. Veel boerderijen –vrijwel allemaal op terpen- zijn bereikbaar middels een brug over de wetering. De wegen zijn niet beplant.
Veel boerderijen zijn staan op hoge terpen of huisbelten.. In het kader van “Streekeigen huis en erf” (mei 2004) zijn de voorkomende boerderijtypen beschreven. De erven worden gekenmerkt door singels fruitbomen (windkering) en solitaire bomen.
2.3.2.2. Huidige situatie Rivierenlandschap
Ontstaansgeschiedenis natuur en mens
De deltavorming startte pas in de twaalfde eeuw en beslaat dus een relatief korte periode. De IJssel herstelde zich als zijtak van de Rijn en stroomde meanderend haar weg zoekend tussen de hoogten van de Veluwe en het hoger gelegen Salland om noordelijk uit te monden in de Zuiderzee. Nadat dit landschap door de mens in gebruik is genomen is het stroomdal van de IJssel met haar zijstromen steeds verder vastgelegd door de aanleg van dijken, om de overstromingen van het vruchtbare land te beperken.
Naast de aanvoer van zoet water stond de delta onder invloed van de getijden, waardoor strengen in het landschap ontstonden. De geulen en strengen zijn nu nog steeds goed zichtbaar in het landschap. Het Noorddiep,de Goot, het Ganzediep en het Zwartewater zijn de nu nog overgebleven open delen (met water) van de oorspronkelijke delta.
De rand van het Zwarte Meer is een aaneengesloten rustig en weids gebied met brede rietkragen. Westelijk in het plangebied IJsseldelta ligt een buitendijkse moeraszone met zes nieuwe eilanden waar zich een zeer gevarieerde rivierdelta ontwikkelt. Op het oudere Keteleiland bevind zich een natuurlijk bos.
Cultuurhistorie
De eerste bewoning vond vooral plaats op de hoger gelegen delen in de delta: zandopduikingen uit de IJstijd en oeverwallen, uit deze nederzettingen ontwikkelden zich later dorpen en vestingstadjes (Kampen, Zwolle, Hasselt en Zwartsluis). De oeverwallen verder voornamelijk gebruikt voor akkerbouw en fruitteelt, de uiterwaarden voor vee. De komgronden waren in gebruik als griend, weide- of hooiland en speelden een rol bij de kleiwinning.
Door de steeds voortgaande bedijkingen en dijkverhogingen nam de invloed van IJssel en zee steeds verder af. Door regelmatige overstromingen bleef de aanleg van huisbelten echter noodzakelijk. De vele kolken en kronkelige dijken zijn hier een overblijfsel van. Vanaf 1862 werden de dijken sterk verhoogd waardoor overstromingen nog maar minder dan éénmaal per twee jaar voorkwamen.
Kenmerkend voor het Rivierenlandschap zijn de bochtige dijken, kolken en huisbelten. Het kleinschalige landschap kent een brede slingerende rivierdijk. De uiterwaarden zijn soms dichtgegroeid met riet en struweel, vooral rondom oude rivierarmen. Aan de flanken van de dijk ligt een open landschap met eenheden zoals dorpen, buurtschappen, een eendenkooi.
De oeverwallen langs de IJssel kennen een onregelmatig wegenpatroon en blokverkaveling. De bebouwing bestaat uit oude boerderijen en moderne agrarische bedrijven. Op sommige erven zijn de oude fruitboomgaarden nog herkenbaar. Vooral rondom Wilsum is kenmerkende bebouwing te zien. Het buitengebied rondom Zalk is kleinschalig van opzet. Hier zijn onder andere boerenerven en rijen knotwilgen langs de wegen en perceelranden kenmerkend.
Direct achter en rondom Hasselt ligt een oud grillig verkavelingspatroon gebaseerd op het natuurlijk reliëf, mede te danken aan de overstromingen waardoor de stenen dijk later een oplossing bood. Deze verkaveling gaat over in het Slagenlandschap.
De dijken rondom het Zwartewater zijn steiler dan de IJsseldijken. Hier zijn ook meer verspreid gelegen dijkwoningen, kolken en oude veenkreken te vinden. De erven hebben veel beplanting en bieden tussendoor fraai zicht op de open ruimte en polderlinten.
De identiteit en kenmerken van het Rivierenlandschap zijn sterk bepalend voor de beleving en de ligging van de historische kernen in de IJsseldelta. Het profiel van deze kernen zijn vanuit het landschap –o.a. via zichtlijnen- goed herkenbaar.
2.3.2.3 Huidige situatie: Slagen- en Kraggenlanschap
De hiervoor behandelde landschapstypen vormen de hoofdmoot van het IJsseldelta-gebied. In het overige buitengebied van de gemeente Zwartewaterland wordt het karakter van de ruimte echter gevormd door het Slagenlandschap en het Kraggenlandschap.
Slagenlandschap
Het slagenlandschap treft men aan in het zuidoosten van de gemeente Zwartewaterland. Het betreft de gebieden Holtenerbroek, Gennegerbroek, het Veldiger binnenland en de Stouwerlanden. Zij worden gekenmerkt door een vlak, wijds en strak landschap dat onttrokken is uit veenmoerassen met broekbos en riet. Het gemakkelijkst verwijst dit landschap naar de omgeving van Staphorst, waar vanuit een weg als ontginningsbasis de percelen in de loop van jaren zijn ontgonnen. Morfologisch maakt dit gebied dan ook deel uit van het Slagenlandschap van onder meer Staphorst, maar is in Zwartewaterland minder gaaf dan elders.
Het Slagenlandschap wordt gekenmerkt door “geslagen” (ontgonnen)broekbos, de huidige langgerekte evenwijdige kavels loodrecht op de wegen. Het verkavelingspatroon van wegen, waterlopen en bebouwing is strak en regelmatig. Bebouwing komt in het gebied Veldiger binnenland/ Stouwerlanden niet veel voor en is geconcentreerd aan de Sluizerdijk. In Holtenerbroek/ Gennegerbroek is sprake van verspreide bebouwing aan de Zuidoost – Noordwest georiënteerde wegen Boerweg, Boederijweg en Steenwetering. In het gebied komen enkele noemenswaardige landschapselementen voor als een streng, hagen, solitaire bomen, erven en twee eendenkooien.
Kraggenlandschap
Eveneens niet beeldbepalend voor de IJsseldelta zelf, maar niettemin met belangrijke natuurwaarden vind men aan de noordzijde van het plangebied, ten noorden van Zwartsluis, het kraggenlandschap. Het kraggenlandschap maakt in morfologische zin deel uit van De Wieden en het natte gebied rondom de Beulakerwijde en Giethoorn, ooit de kust van de Zuiderzee.
Het Kraggenlandschap is waterrijk, kleinschalig van opzet en besloten. Er is een grote afwisseling van water, rietland, hooiland, grasland, ruigten en bos. De ruimten zijn over het algemeen –behoudens de grotere plassen- klein en langgerekt en vormen een grillig patroon. Het landschap is gevormd door vervening en ontginning. Met name het gebied ten noorden van Zwartsluis kent een noord- zuid georiënteerde ontginningsstructuur.
2.3.3. Beleid en ontwikkeling
2.3.3.1 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta
De gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland werken samen aan behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Het Uitvoeringsprogramma geeft concreet vorm en prioriteit aan de inzet. Het Ontwikkelingsperspectief onderscheidt drie deelgebieden: Polder Mastenbroek, Kampereiland en buitenpolders en Rivierenlandschap. Buiten het Nationaal Landschap vormen het Slagen- en Kraggenlandschap van Zwartewaterland een gebied met eigen karakter.
De landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten bestaan uit elementen en structuren die samen de wordingsgeschiedenis weer geven, en daaraan gerelateerd de identiteit en beleving van het gebied. Fysiek ruimtelijke en economische ontwikkelingen moeten hier zo goed mogelijk op inspelen. Toeristische activiteiten kunnen hiervan gebruik maken.
Kernkwaliteiten landschap, cultuurhistorie, archeologie
Deelgebied | Hoofdkenmerken | Structuren |
Polder Mastenbroek | Weidsheid | Geometrie Lange linten en weteringen Ontbrekende wegbeplanting Contrastrijke randen |
Kampereiland, Mandjeswaard, Polder de Pieper, Zuiderzeepolder. | Openheid | Reliëf Onregelmatige vormen Rivierarmen Dijken |
Rivierenlandschap | Kleinschaligheid en openheid | Meanderende rivieren Uiterwaarden Contrastrijke randen Dijken Historische kernen |
Bron: Ontwikkelingsperspectief nationaal Landschap IJsseldelta
De natuurlijke kwaliteiten geven per deelgebied aan welke bijzondere dier- en plantensoorten hier kunnen leven en wat die gunstige omstandigheden inhouden. Sommige soorten planten of dieren zijn bijzonder omdat ze in Nederland weinig meer voorkomen, sinds ons land steeds verder verstedelijkt en ontsloten raakt. Andere dieren en planten hebben een speciale positie in Europees verband, waar de leefgebieden rond riviermondingen bijzonder zijn.
Elk deelgebied heeft weer zijn specifieke leefgebieden. De variatie gaat van natte, moerassige tot droge gebieden, van open graslanden tot meer besloten gebieden met riet of dijken. De dynamiek van de rivieren en groter open water is groter dan die van sloten of kolken. En de IJsseldelta kent relatief sterk geïsoleerde gebieden waar de rust de grote aantrekkingsfactor voor flora en fauna is.
Kernkwaliteiten natuur
Deelgebied | Hoofdkenmerken | Waardevolle leefgebieden |
Polder Mastenbroek | Veen- en kleibodem Rust door geringe ontsluiting Ligging tussen IJssel en Zwarte Water |
Graslanden Rieten (kreken) Sloten Dijken Kolken Met bijzondere planten en dieren als: Zwanenbloem Grutto (bv), purperreiger (vz), kolgans, kleine zwaan (wg) Goudplevier en watersnip (dt) 8 soorten (Hrl) zoogdieren Heidekikker (Rls) Grote en kleine modderkruiper en bittervoorn (Hrl-vissen in sloten) |
Kampereiland, Mandjeswaard, Polder de Pieper, Zuiderzeepolder. | Ligging langs Zwarte Meer Rust door geringe ontsluiting |
Graslanden Kreken Sloten Wegbermen Met bijzondere planten en dieren als: Eebies, veldgerst, zilte greppelrus Grutto (bv), kolgans en grauwe gans (wg), goudplevier (dt) |
Rivierenlandschap | Overstromingen, afzetting en erosie | Vochtige graslanden Moerassen Hanken en geulen Kolken en plassen Dijken Met bijzondere planten en dieren als: Rivierfonteinkruid, margriet, cichorei, bitterkruid, kievitsbloem Kwartelkoning en ijsvogel (bv) Wilde zwaan, kleine zwaan, kolgans, meerkoet en smient (wg) Slobeend en grutto (dt), watervleermuis |
Zwarte Meer en Ketelmeer | Omvangrijk moeras Voedselrijk ondiep water Rust door geringe ontsluiting |
Moeras Ondiep water Vogeleiland NURG eilanden Keteleiland Met bijzondere planten en dieren als: Dotterbloem, mattenbies, bittere veldkers Roerdomp, purperreiger, grote karekiet en baardman (bv) Lepelaar (zg), aalscholvers, wintertaling en krakeend (dt) Grauwe ganzen, kolganzen en kleine zwanen (slaappl.; wg) Watervleermuis, meervleermuis en otter Zeeforel, zeeprik, rivierprik, kwabaal en meerval |
Slagenlandschap (Zwartewaterland) |
vlak, wijds en strak “geslagen” (ontgonnen)broekbos Strakke, regelmatige, langgerekte en evenwijdige kavels loodrecht op de wegen hagen, solitaire bomen, erven en eendenkooien |
Weidevogel- en broedgebieden Ruigebied in de nazomer |
Kraggenlandschap (Zwartewaterland) |
- grotere plassen - kleine, langgerekte en grillige gevormde ruimten - besloten, kleinschalig van opzet - afwisseling van water, rietland, hooiland, ruigten en bos |
Hooiland, rietland of moerasbos Wetland De Wieden Krabbescheer- en Trilveenvegetaties. Aalscholvers, purperreigers, zomertaling, bruine kiekendief, porseleinhoen, kemphaan, watersnip, grutto, tureluur, zwarte stern Rietzanger, gekraagde roodstaart, grote karekiet en grasmus |
bv=broedvogel; vz=voedselzoekend; wg=wintergasten; dt=doortrekkers; zg=zomergasten; Hrl=Habitatrichtlijn; Rls=rode lijstsoort |
Bron: Ontwikkelingsperspectief nationaal Landschap IJsseldelta, bewerking (slagen- en kraggenlandschap: Bureau PAU)
2.3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan
De drie betrokken gemeenten hebben hun visie voor toekomstige ontwikkeling van het landschap in de IJsseldelta vastgelegd in een Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het LOP is gericht op behoud en versterking van de kenmerkende gebiedswaarden in de verschillende IJsseldeltalandschappen. Uitgangspunt hierbij is de doorontwikkeling van de beeldstructuur in vlakken (polders), lijnen (dijken en wateren) en punten (kernen, woon- en werkgebieden, infrastructuur).
Zwakke plekken moeten weer worden verstevigd en samenhang in verscheidenheid aangebracht door middel van beheer, herstel en nieuwe aanleg van landschapselementen. Zo zetten de gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland in op versterking van de landschapsprofielen, -beleving en ruimtelijke kwaliteit van de IJsseldelta. Ook de visie van het LOP is vertaald in een eigen Uitvoeringsprogramma.
Gebiedsindelingen Ontwikkelingsperspectief en LOP:
IJsseldelta en Zwartewaterland | Detaillering Landschapsontwikkelingsplan (LOP) |
Polder Mastenbroek | Veenpolder Mastenbroek |
Kampereiland en buitenpolders | Terpenlandschap Kampereiland en Mandjeswaard |
Rietlanden en landmeren | |
Rivierenlandschap | Rivier, zeedijken en occupatiezones aan de dijkvoet |
IJsseluiterwaarden buitendijks | |
IJsselstroomruggen en zwaardere IJsselklei | |
Dekzandruggenlandschap Zwartewater- en Vecht | |
Slagen- en Kraggenlandschap | Laagveenontginningen |
Kraggenlandschap De Wieden | |
Bron: Landschapsontwikkelingsplan gemeenten Zwolle, Zwartewaterland en Kampen i.o. 2010
Uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied: