direct naar inhoud van 4.5 Wateraspecten
Plan: Wijzigingsplan Noordeinde 27 te Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.WpNoordeinde27ZH-Va01

4.5 Wateraspecten

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

4.5.1 Waterparagraaf

Met ingang van 3 juli 2003 is een watertoets in de vorm van een waterparagraaf en de toelichting hierop een verplicht onderdeel voor ruimtelijke plannen van provincies, regionale openbare lichamen en gemeenten. Met dit besluit wordt de zogenaamde watertoets verankerd in het Besluit van ruimtelijke ordening 1985. Dit houdt in dat de toelichting bij het ruimtelijk plan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Dit beleid is voortgezet in het huidige Besluit ruimtelijke ordening.

In dit besluit wordt het begrip “waterhuishouding” breed opgevat. Aangesloten wordt bij de definitie zoals die is opgenomen in de Wet waterhuishouding (art. 1Wwh). Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Bij de voorbereiding van een waterparagraaf dienen alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld te worden. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) zullen ook de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterkwaliteit en verdroging bezien worden.

4.5.2 Waterbeleid

De locatie valt binnen Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (waterschap).

Op 25 november 2009 heeft de verenigde vergadering van het waterschap het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 vastgesteld. Het Waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard.

Voor een duurzaam waterbeheer ter bevordering van de waterveiligheid, de waterkwaliteit en het waterbeheer is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen een watertoets op te stellen waaruit moet blijken dat het waterhuishoudingssysteem niet onevenredig wordt aangetast door de voorgenomen ontwikkeling.

Voor uitvoering van de watertoets hanteert het waterschap de volgende drie onderwerpen, aan de hand waarvan zij aangeven hoe zij in de praktijk bij ruimtelijke plannen betrokken willen zijn:

  • 1. informeren;
  • 2. ontwerpen;
  • 3. adviseren.

Informeren:

Het informeren is de eerste fase van de betrokkenheid van het waterschap bij het plan. Het gaat hierbij niet alleen om het informeren van het waterschap dat er een ontwikkeling plaatsvindt, maar ook het informeren van het waterschap welke ontwikkeling dit is en wat daarbij komt kijken. Daarnaast is het aan het waterschap om de initiatiefnemer te informeren over mogelijk belangrijke aspecten ten aanzien van water (of wegen) ter plaatse.

Ontwerpen:

Bij grote ontwikkelingen is meer nodig dan alleen het informeren van het waterschap. Het waterschap denkt mee met de ontwikkeling om een goede en duurzame waterhuishouding ter plaatse te waarborgen. Hierbij denkt het waterschap mee om bijvoorbeeld innovatieve oplossingen en dubbel ruimtegebruik toe te passen en kansen voor ecologische ontwikkeling te benutten. Hierbij wordt ook gekeken wat de opgave voor het waterschap inhoudt.

Adviseren:

Het advies is niet alleen het meedenken tijdens het proces, maar ook de advisering achteraf, als de plannen zijn voltooid. Tevens dient het waterschap handhavend op te treden als sprake is van aantasting van het waterhuishoudingssysteem.

Bij uitvoering van de watertoets hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:

"Ontwerp en inrichting van het plangebied zijn zodanig dat

  • de bescherming tegen overstromingen gegarandeerd blijft;
  • het watersysteem duurzaam voldoet aan de normen voor berging en de aan- en afvoer van water;
  • de waterkwaliteit niet achteruitgaat of zelfs kan verbeteren;
  • beheer en onderhoud van het watersysteem, de waterkeringen en de wegen op een verantwoorde en efficiënte wijze mogelijk zijn;
  • negatieve effecten zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien noodzakelijk worden mitigerende en compenserende maatregelen genomen;
  • er geen afwenteling plaatsvindt van negatieve effecten."

"Bescherming tegen overstromingen:

Waterkeringen kennen zones waar bebouwing onder voorwaarden mogelijk is en zones waar bouwen niet is toegestaan. De realisatie van nieuwe kapitaalsintensieve functies kan gevolgen hebben voor de veiligheidsnormering; verzwaring van kades/dijken kan noodzakelijk zijn. Het risico van een eventuele dijkdoorbraak kan leiden tot het nemen van maatregelen om de gevolgen te beperken, bijvoorbeeld door extra op te hogen."

"Voorkomen van wateroverlast:

Waar verhard oppervlak wordt gerealiseerd, kan het hemelwater niet meer in de bodem zakken, maar stroomt het (al of niet via de riolering) snel af naar het oppervlaktewater. Extra bergingscapaciteit van het oppervlaktewatersysteem is daarom vereist. Het watersysteem moet (blijven) voldoen aan de landelijke normen en mag er niet op achteruit gaan voor wat betreft de frequentie en de mate van peilstijgingen. Dit wordt bepaald door meerdere gebiedskenmerken zoals huidig grondgebruik, de hoeveelheden verhard oppervlak en wateroppervlak, de bemalingcapaciteit en de mate waarin het waterpeil kan stijgen zonder dat er overlast ontstaat. Bij nieuwbouw is het daarom van belang een voldoende aanleghoogte te kiezen! Per gebied kan dus een ander ruimtebeslag voor waterberging vereist zijn."

Het waterschap rekent de benodigde bergingscapaciteit uit.

Volgens het Waterbeheerplan is een passende waterberging nodig voor ontwikkelingen van meer dan 500 m2.

4.5.3 Referentiesituatie

Het plangebied bevindt zich aan de Noordeinde 27 te Zevenhuizen en heeft de bestemming 'Agrarische doeleinden'. In onderhavig geval is sprake van het vergroten van een agrarisch bouwperceel ten behoeve van de bouw van een loods voor de opslag van land- en akkerbouwproducten, machines en werktuigen. De referentiesituatie voor hydrologisch neutraal ontwikkelen bestaat uit 2.425 m2 verhard oppervlak, zijnde dakoppervlak. Tevens is sprake van 2.100 m2 aan erfverharding.

Het totaal verharde oppervlak bedraagt dus 4.525 m2.

4.5.4 Voorgenomen activiteit

De voorgenomen ontwikkeling realiseert een nieuwe loods aan de Noordeinde 27 te Zevenhuizen. Hierbij zal 1.381 m2 aan nieuw verhard oppervlak, zijnde dakoppervlak worden opgericht. Tevens zal nog eens 750 m2 aan erfverharding worden aangelegd.

De totale toename van het verharde oppervlak bedraagt dus 2.131 m2.

4.5.5 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang (waterbergingscompensatie).

De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging.

Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren uit het NBW. In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorden:

  • 1. afkoppelen van schoon hemelwater zodat dit niet in het vuilwaterriool komt en waardoor het vuile water geconcentreerder wordt waardoor verwerking ervan beter verlopen kan;
  • 2. opvangen en vasthouden van gebiedseigen water. Dit door middel van infiltratie in de bodem in het plangebied (als dat kan) of anders infiltratie in de omgeving en/of het 'getrapt' afvoeren via opvangbekkens naar het oppervlaktewater;
  • 3. goed zorgen voor (de mogelijkheden voor) waterinfrastructuur zoals dijken langs de kust, rivieren en andere waterwegen.

In de nieuwe situatie zal worden voldaan aan de volgende eisen:

  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • afvoer vanuit het gebied neemt niet toe (maximale toegestane afvoer op basis van de landelijke afvoer van 1 L/s/ha);
  • voldoet aan een regenbui T=10+10% en T=100+10%.

Uit de grondwaterkaarten van Alterra Wageningen UR kan worden geconcludeerd dat op basis van de redelijk ondiepe grondwaterstand in het plangebied, zoals weergegeven in onderstaande figuur, en de doorlatendheid van de bodem, infiltratie van hemelwater geen goede mogelijkheden biedt. Voorwaarde voor infiltratie is dat de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) niet hoger komt dan 50 centimeter onder maaiveld (cm-mv). De daadwerkelijke GHG ter plaatse bedraagt 25 - 40 cm-mv. Hierdoor is infiltratie in de bodem niet goed mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpNoordeinde27ZH-Va01_0020.jpg" Grondwaterstanden.
Bron: Alterra Wageningen UR.

De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak, de maximaal toelaatbare peilstijging en het infiltratievermogen van de bodem. Uit gegevens van het Waterschap blijkt dat op basis van de drooglegging in het peilgebied en de NBW-normen er bij verharding van het oppervlak 7% compenserend water moet worden gegraven. Dit betekent dat 7% van 2.131 m2, dus 150 m2, aan waterberging nodig is.

Bij berekening van de benodigde bergingscapaciteit is het infiltratievermogen van de bodem niet meegenomen. Het meenemen van het infiltratievermogen van de bodem in de berekening resulteert vaak in een lagere benodigde bergingscapaciteit.

Mocht het voor de initiatiefnemer wenselijk zijn te kunnen volstaan met minder bergingscapaciteit dan aangegeven dan zal in een later stadium alsnog een infiltratieonderzoek worden uitgevoerd. Aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek zal dan met het waterschap in overleg worden getreden om de mogelijkheden voor het komen tot een mogelijk lagere benodigde bergingscapaciteit te bepalen.

4.5.6 Schoon inrichten

Om negatieve effecten op de huidige goede waterkwaliteit te voorkomen en waterbesparing te bereiken wordt:

  • zoveel mogelijk maatregelen getroffen om het waterverbruik zo gering mogelijk te laten zijn en verontreiniging van het regenwater en oppervlaktewater te voorkomen;
  • duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast;
  • een infiltratievoorziening gerealiseerd.

De locatie is voorzien van riolering, waar het afvalwater van de bedrijfswoning op wordt geloosd. Het bedrijfsafvalwater (afvalwater, reinigingswater stallen en het bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard) wordt opgevangen in de binnen de inrichting aanwezige mestkelders onder de stallen. De mestkelders beschikken over voldoende capaciteit hiervoor. In de voorgenomen activiteit wordt geen afvalwater geloosd. Al het opgevangen afvalwater wordt tegelijk met de mest afgevoerd.

4.5.7 Waterberging

De planlocatie is niet in een gebied is gelegen waar problematiek speelt rondom water. Hiermee worden geen belemmeringen verwacht voor realisatie van waterberging. Om hydrologisch neutraal te bouwen en versnelde afvoer te voorkomen, wordt als nodig waterberging toegepast.

In de eerste instantie zal gepoogd worden het water in de bestaande voorzieningen te bergen. Hiervoor is het denkbaar de bestaande voorzieningen uit te breiden tot een capaciteit om de gestelde capaciteit te kunnen bergen.

Zoals blijkt uit paragraaf 4.5.5 is voor de compensatie van de toename aan verhard oppervlak 150 m2aan bergingsvoorzieningen noodzakelijk. Om te voorzien in de gestelde capaciteit zal een tweetal bestaande sloten worden verbreed. Hierbij zullen de taluds van de sloten worden vergraven om zo evenwijdigheid met de bestaande paden te creëren die nabij de sloten gelegen zijn. Hierbij zal de meest zuidelijk gelegen sloot over een lengte van ongeveer 200 meter worden verbreed. Hierbij loopt de verbreding van links naar rechts toe van 0,5 meter naar 1,2 meter. De noordelijk gelegen sloot, gelegen achter de bestaande bebouwing van de initiatiefnemer, zal over een lengte van ongeveer 265 meter worden verbreed. Hierbij zal de verbreding van links naar rechts toenemen van 0,5 meter naar 1,1 meter. Hierbij zal de totale oppervlakte aan bergingscapaciteit ongeveer 382 m2. Hiermee wordt ruimschoots aan de gestelde 150 m2 aan bergingscapaciteit voldaan. In onderstaande figuren is weergegeven welke sloten het betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpNoordeinde27ZH-Va01_0021.jpg" Overzichtskaart waterberging met te verbreden sloten.
Bron: Google; DLV Bouw, Milieu en Techniek BV.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpNoordeinde27ZH-Va01_0022.jpg" Waterberging - Te verbreden sloot bij planlocatie.
Bron: Google; DLV Bouw, Milieu en Techniek BV.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpNoordeinde27ZH-Va01_0023.jpg" Waterberging - Te verbreden sloot aan zuidzijde.
Bron: Google; DLV Bouw, Milieu en Techniek BV.

Voor de realisatie van de waterberging is overleg met het waterschap geweest. Zij hebben aangegeven akkoord te zijn met de uitvoering van de waterberging op aangegeven wijze.

Mogelijk is voor uitbreiding van de bestaande waterbergingsvoorziening een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een ontheffing op de Keur van het Waterschap en/of een Watervergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Mocht een dergelijke vergunning en/of ontheffing nodig zijn dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd.

4.5.8 Conclusie

De planlocatie is niet in een aandachtsgebied gelegen voor water. Om hydrologisch neutraal te ontwikkelen zal gebruik worden gemaakt van bestaande bergingsvoorzieningen. Hierbij zullen bestaande sloten worden verbreed, waarmee zij evenwijdig aan bestaande paden komen te liggen. De bergingscapaciteit zal hierbij ruim voldoende worden uitgebreid.

Hiermee zijn ten aanzien van water geen belemmeringen te verwachten.