direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Nijverheidscentrum 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

  • b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m²;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het op de verbeelding ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de verbeelding ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende functie' gebouwen minimaal aan één zijde in de perceelsgrens gebouwd dienen te worden en in de breedte op het perceel worden geplaatst, zodat de bebouwing een geluidwerende functie richting de toekomstige woonwijk Zevenhuizen-Zuid heeft;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de hoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • d. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Beeldkwaliteit

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beeldkwaliteit nadere eisen stellen bij nieuwbouw van gebouwen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van bebouwing.

Bij toetsing aan het aspect beeldkwaliteit wordt het Beeldkwaliteitplan zoals opgenomen in Bijlage 4 als leidraad gebruikt.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om gebouwen en overkappingen aan de voorzijde van het perceel tot op de perceelsgrens te realiseren, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en aan de beoogde beelkwaliteit.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
  • c. seksinrichtingen
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. zelfstandige horeca;
  • f. detailhandel, tenzij ondergeschikt;
  • g. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.5.2 Parkeren

Voor de in lid 3.1 genoemde functies geldt ten aanzien van parkeren:

  • a. er dient voldaan te worden aan de parkeernormering zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', ISBN 978 90 6628 611 5, d.d. 8 oktober 2012;
  • b. het parkeren dient uitsluitend plaats te vinden op eigen terrein van het bouwperceel;
  • c. parkeerstroken of insteekparkeerplaatsen op eigen terrein direct aangrenzend aan de openbare weg zijn niet toegestaan.
3.5.3 Opslag

Buitenopslag is, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.1 onder g en h, uitsluitend toegestaan in het gebied vanaf 10 meter achter de voorgevel.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a, ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van een bedrijfsactiviteit, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, onder a, welke niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 3 (bijlage 1) wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van een bedrijfsactiviteit, die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 onder a, welke niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 3 (bijlage 1) wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een strijdige situatie met de omliggende woonbestemmingen van het aangrenzende bestemmingsplan.

3.6.2 Afwijking voor webwinkels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van vestiging van webwinkels, met dien verstande dat:

  • a. detailhandel in hoofdzaak via internet plaats vindt;
  • b. ter plaatse in overwegende mate opslag en distributie van goederen plaats vindt;
  • c. de vloeroppervlakte voor het afhalen, afrekenen en uitstallen van producten niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het gebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte veroorzaakt.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 3 (bijlage 1) wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.